Sacramentsdag, B jaar, 2-6-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 6
  • Bestandsgrootte 152.17 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 7 april 2024
  • Laatst geüpdatet 7 april 2024

Sacramentsdag, B jaar, 2-6-2024

2 juni 2024
Sacramentsdag

Lezingen: Ex. 24,3-8; Ps. 116; Heb. 9,11-15; Mar. 14,12-16.22-26 (B-jaar)

 

Inleiding

De plek waar Sacramentsdag voor het eerst gevierd werd, was in Luik in de Lage Landen, in het jaar 1246. Kort daarop werd het als officieel feest ingesteld in de hele Kerk. Het feest, en kort daarvoor (in 1215) de proclamatie van het dogma van de transsubstantiatie, waren een uitvloeisel van de steeds groter wordende rol die gedurende de Middeleeuwen de eucharistie was gaan innemen in de christelijke spiritualiteit. In de loop van de tijden heeft dit ‘Hoogfeest van het Allerheiligst Sacrament’, zoals het ook wel genoemd wordt, veelal gevierd met grootse processies, nogal eens een triomfalistisch karakter gehad. Maar het kan ook aanleiding zijn om met behulp van de schriftteksten van de dag zich te bezinnen op de betekenis van dat gebaar dat Jezus maakte tijdens het laatste avondmaal en dat spoedig aanleiding werd tot het vieren van de eucharistie tot gedachtenis van hem. We beschouwen eerst de centrale tekst uit het evangelie, en kijken daarna hoe de oudtestamentische en de epistolaire lezing daarop aansluiten.

Marcus 14,12-16.22-26
De lezing van vandaag bestaat uit twee fragmenten uit Marcus 14. In het eerste gedeelte wordt kort verteld hoe de voorbereidingen van het paasmaal verliepen en in het tweede gedeelte horen we over het gebaar dat Jezus tijdens het maal maakte met het brood en de beker wijn.
In de beschrijving van de voorbereidingen valt het meest op dat Jezus, wanneer hij aan twee van zijn leerlingen opdraagt om het paasmaal klaar te maken, precies beschrijft hoe een en ander zal gaan gebeuren. In de dagen voor Pasen waren er veel vreemdelingen in Jeruzalem die op zoek waren naar een plek waar ze het paasmaal konden eten. De Jeruzalemmers stelden aan die pelgrims ruimtes beschikbaar. De twee leerlingen kregen van Jezus dus de opdracht om de man met de kruik te volgen en met diens meester zaken te doen.
Waarom wordt zo nadrukkelijk gezegd dat Jezus precies wist wie de leerlingen zouden tegenkomen in Jeruzalem? Het doet denken aan de voorbereidingen van de intocht in Jeruzalem, zoals Marcus dat vertelt in hoofdstuk 11,1-6. Ook daar weet Jezus van tevoren hoe en waar er een ezelsveulen voor hem beschikbaar is. De herhaling van hetzelfde motief zo kort na elkaar, versterkt de indruk dat Jezus, bij alle onzekerheid die in de nu volgende uren en dagen op hem af gaat komen, op een bepaalde manier de regie houdt over de gebeurtenissen. Het gaat daarbij niet om een strakke greep, maar eerder om een zachte hand waarmee gewone mensen, die bij praktische zaken nodig zijn zoals de voorbereiding van het paasmaal, als vanzelf hun medewerking verlenen. Het doet denken aan de innerlijke regie die Etty Hillesum behield over haar eigen leven in de tijd dat ze juist van al haar uiterlijke vrijheid beroofd werd, en waarvan ze getuigt in haar dagboeken en brieven.
De maaltijd betreft het paasmaal, het ritueel bij uitstek waarmee het joodse volk zijn bevrijding uit de slavernij van Egypte viert. Het laatste avondmaal dat Jezus in zijn leven genoot, staat dus van stond af aan in het teken van deze zich steeds hernieuwende bevrijding.

Tijdens het paasmaal, waarin, zonder dat het uitdrukkelijk vermeld wordt, waarschijnlijk alle bekende riten door Jezus en zijn leerlingen uitgevoerd werden, stelde Jezus een bijzonder teken met behulp van de allergewoonste ingrediënten die op tafel voorhanden waren: het brood en de wijn. ‘Dit brood, dat is mijn lichaam, deze wijn, dat is mijn bloed, vergoten voor jullie en voor velen.’ Marcus is heel karig in zijn woorden om de scène te beschrijven. Hij spreekt niet over de opdracht om dit gebaar van breken en delen te herhalen, zoals Lucas in zijn evangelie dat wel doet (Luc. 22,19) en ook Paulus in zijn brief aan de Korintiërs (1 Kor. 11,25). Alle nadruk ligt op de intentie van Jezus om met inzet van alles, inclusief lijf en leden, er te zijn voor ieder. Tijdens zijn leven heeft hij dat al laten zien, het zal ook gebeuren in de laatste uren van leven die hem nog resten en het zal zich uitstrekken tot na zijn dood. Die hoop drukt hij uit in zijn laatste woorden, wanneer hij aankondigt dat hij weer van de wijnstok zal drinken als het koninkrijk van God aanbreekt.

De eerste lezers en toehoorders van het evangelie van Marcus waren al vertrouwd met de viering van de eucharistie. Ze wisten dus dat de gebaren die Jezus tijdens dit laatste avondmaal maakte door zijn leerlingen herhaald werden elke keer dat ze bij elkaar kwamen om het brood en de wijn met elkaar te delen. Jezus werd zo niet alleen herdacht, maar op een verrassende manier tegenwoordig gesteld, precies in het gebaar van het breken van het brood en het ronddelen van de wijn. Die al begonnen praktijk van eucharistie vieren mogen we daarom in gedachten naast deze sobere bewoordingen van Marcus leggen.
De beroemde gebaren van het avondmaal, die in iedere eucharistieviering hernomen worden, symboliseren zo de continuering, vitalisering en radicalisering die Jezus met zijn leven en sterven gaf aan wat al van oudsher in het joodse paasmaal herdacht en tegenwoordig gesteld wordt (de bevrijding) en in het verbond op de Sinai in een stijl van leven vastgelegd is. Dat brengt ons bij de oudtestamentische lezing.

Exodus 24,3-8
De eerste lezing is naast de evangelielezing gekozen omdat het hier ook om de bevestiging van een verbond gaat, en wel om het beslissende verbond,  waar Jezus naar verwijst wanneer hij in Marcus 14,24 spreekt over het bloed van het verbond. In Exodus 24 wordt verteld over de verbondssluiting op de Sinai. Na de bevrijding uit de slavernij van Egypte en de eerste omzwervingen door de woestijn wordt nu op de berg Sinai, waar aan Mozes de Wet geopenbaard wordt, het verbond tussen God en zijn volk plechtig gesloten.
De geboden worden gegeven en in praktijk gebracht om de bevrijding en de vrijheid te behoeden voor verslonzing, vergeetachtigheid en verwatering. In de plechtige bijeenkomst met het volk leest Mozes het boek van het verbond, en iedereen spreekt uit dat ze dit ter harte willen nemen. Met het gebaar van het sprenkelen van het bloed wordt het verbond bekrachtigd.
Er wordt een verbond gesloten, het Verbond! Op dit verbond is altijd teruggegrepen door de profeten. Dit verbond is verwaarloosd, verslonsd, vergeten en verkracht, maar ook steeds weer vernieuwd. Het is van Gods kant nooit opgezegd, ook al heeft het volk dat even gedacht toen Jeruzalem en de Tempel verwoest waren, de koningen verjaagd, het volk in ballingschap was gevoerd en het land tot een woesternij was geworden. Vele malen is het verbond vernieuwd, Jeremia heeft dat verwoord (31,31-34), Ezechiël ook, Deutero- en Trito-Jesaja hebben het hernomen, andere late profeten ook. In diezelfde rij staat Jezus, die het verbond op zijn manier vernieuwde en vitaliseerde. In dat verbond zijn wij opgenomen.
Dat laatste vraagt nog enige toelichting, want vaak is gezegd dat ‘het nieuwe verbond in mijn bloed’ (1 Kor. 11,25) het eerdere verbond van de Sinai voor ons christenen van betekenis heeft ontdaan. Wanneer je echter kijkt naar waar het Israël om ging en waar Jezus op wilde voortbouwen: op bevrijding, op leven in steeds weer opnieuw bevochten en behoede vrijheid, dan zie je dat het nieuwe verbond van Jezus in dezelfde geest staat als het eerste. Jezus was iemand die niemand uitsloot en niets afsloot, integendeel, en dat heeft Marcus heel goed begrepen.

Hebreeën 9,11-15
In de brief aan de Hebreeën is precies dit laatste niet zo duidelijk. In de jonge Kerk, zeker in de gemeenschap waarin de brief aan de Hebreeën geschreven is, ontstond een interpretatie van het oude verbond als overwonnen en afgedaan dankzij het nieuwe verbond dat Jezus gesloten had met het offer van zijn eigen bloed. Dit was het definitieve, eeuwige verbond, waaraan de christenen deel hebben.
Om deze visie te kunnen begrijpen en op haar waarde te kunnen schatten, is het belangrijk om iets meer te weten over de gemeente van de Hebreeën. Het was een joods-christelijke gemeente, men vermoedt uit Alexandrië of een plaats die onder de culturele invloed van die metropool stond, want de specialisten herkennen in het geschrift stijlelementen van de filosofische school van Philo. Evident is het joodse karakter dat uit Hebreeën spreekt. Er vindt een polemische discussie plaats met het orthodoxe jodendom, toegespitst op het beeld van de Zoon als de nieuwe hogepriester, die met zijn offer van zijn bloed het nieuwe verbond bekrachtigd heeft.
De toon van de brief is abstract, de argumentatie metafysisch. Het is daarom niet gemakkelijk om direct via de tekst een beeld te krijgen van de motieven van de schrijver(s) om zich zo af te zetten tegen de orthodox-joodse offertheologie, die toch tot voor kort ook de eigen overtuiging geweest is. De evangelies reiken eigenlijk ook helemaal geen bouwstenen aan voor het gedachtenbouwwerk van Hebreeën. Als Jezus in de synoptische evangelies spreekt over het nieuwe verbond, dan ligt het veel meer voor de hand dat te interpreteren als een vitalisering van het verbond van Mozes. Hebreeën heeft zich laten inspireren door de radicale vernieuwingsgezindheid van Jezus, maar in z’n dogmatische gedachtengang is het geheel origineel.

De joods-christelijke gemeenschappen in de laatste decennia van de eerste eeuw hebben moeten leven onder de grote druk die uitging van de orthodox-joodse gemeenschappen en autoriteiten, die hen op allerlei manieren en ook met allerlei argumenten trachtten te marginaliseren. In het evangelie van Johannes vinden we veel sporen van de heftige discussies die plaatsgevonden moeten hebben tussen de joodse autoriteiten en de joods-christelijke gemeenten. Ook in Handelingen, bij de confrontaties tussen Paulus en Barnabas enerzijds en de autoriteiten in de joodse gemeenschappen van Klein-Azië en Griekenland anderzijds, worden grote spanningen zichtbaar.
De theologie van Christus als de nieuwe hogepriester moet in dit licht gezien worden. De gemeente van Hebreeën wijst de oude offerpraktijken af, die hebben afgedaan. Op het moment van schrijven was de tempel al verwoest en vonden de aloude offers niet meer plaats. Het was een afgesloten hoofdstuk en dankzij Jezus en zijn offer was het ook helemaal niet meer nodig om op het oude terug te grijpen. Er was dus een mogelijkheid om het joodse gedachtegoed rond offer, Tempel en hogepriesterschap los te laten en opnieuw te interpreteren.

Het gaat er dus om te zien dat de motivatie om de offertheologie van het orthodoxe jodendom los te laten vooral werd ingegeven door de behoefte om zich te bevrijden uit de greep van een knellende orthodoxie. De moeilijkheid van de brief aan de Hebreeën is dat hij in algemene termen met een metafysische argumentatie (Christus de volmaakte hogepriester) de rituelen rond het Oude Verbond tot onvoldoende effectief verklaart. De eigen omstandigheden die noopten tot een radicaal andere lezing van de joodse, de eigen joodse traditie neemt hij niet expliciet in ogenschouw noch erkent hij als waarschijnlijk de hoofdoorzaak voor herlezing. Als je dat nalaat, is het risico groot dat je met veralgemeniseringen en abstracties onrecht doet aan zowel jezelf als aan je tegenstanders.

 

Preekvoorbeeld

We vieren vandaag Sacramentsdag. Het is het feest waarop de eucharistie centraal staat. We gedenken en vieren dat Jezus ons brood en wijn heeft gegeven als de tastbare tekens waarin God ons nabijkomt, de tekens waarin hijzelf, Jezus, als Onze Heer bij ons aanwezig blijft. En meer nog: ook letterlijk ìn ons aanwezig komt omdat wij eten van het brood dat zijn Lichaam is. Hiermee komt onze gemeenschap, in het Latijn communio met hem heel intens tot stand en ook onze gemeenschap die wij als broeders en zusters, hetzelfde brood etend en drinkend van dezelfde wijn, met elkaar hebben. Zo is de eucharistie ons kernsacrament. Iedere week mogen wij in het geheiligde en gebroken en gedeelde brood die verbondenheid van mensen met God en met elkaar beleven.

Wat in ons midden zichtbaar centraal staat is een hostie, een klein stukje brood, een beetje wijn: basisvoedsel, eerste levensbehoefte. En wat we in geloof doen is dáár doorheen kijken naar wat het betekent. Wat laat het ons zien en beleven?

In dit stukje brood is God aanwezig in de wereld. Zo heeft Jezus dit ons gegeven. Dat was op een moment in zijn bestaan waarop hij zichzelf helemaal overgaf omdat hij trouw bleef aan zijn opdracht en roeping. Drie jaar lang had hij zich bekommerd om mensen. Hij was vol liefde, zorg en aandacht voor ieder die hij tegenkwam – hij maakte recht, herstelde breuken, gaf gezondheid en leven terug – hij opende de weg tot God, haalde terug wie verloren liep…
Jezus gaf met zijn doen en laten nieuwe kracht aan de oude woorden van het verbond dat God in de woestijn sloot met het volk waar hijzelf uit voortkwam en toe behoorde. Dat verbond bestendigde de bevrijding die God het volk had gegeven uit de slavernij van Egypte. Dat verbond gaf leefregels om een bestaan op te bouwen als bevrijde en vrije mens, verbonden met God en iedere mens. Een bestaan waarin vrede en recht tot bloei komen. Jezus sprak en droomde dat bestaan en deed het voor en noemde het ‘rijk van God’.

Het spreken en doen van Jezus gaf aanstoot in de samenleving. Hij gooide daarmee blijkbaar de orde overhoop en hij maakte zichzelf tot een gevaar dat weg moest. En in die vreselijke omstandigheden (goed-doen én uitgestoten worden) blijft Jezus trouw. Juist aan de minsten, de afgeschreven en weggezette mensen die hij met nadruk in contact wilde brengen met Gods bevrijding en liefde. Hij laat weten dat de droom van het rijk van God geen loze belofte is en in dat onmogelijke uur houdt hij die belofte vol door er zich voor over te geven en ervoor te sterven. Gods antwoord was dat hem ander en geheimvol nieuw leven werd gegeven, nieuwe schepping: recht uit de liefde van God.

In die gebeurtenissen kwam aan het licht dat de trouw en liefde van Jezus van goddelijke oorsprong en dimensie zijn. En daar ligt de kracht van dit sacrament, de kracht die ons oproept en uitdaagt en anders maakt, nieuw en vrij. Wij weten heel goed dat hieraan deelnemen iets met ons doet: het bindt ons aan de droom van het Rijk van God – het vuurt ons aan de liefde van God voor de mensen en de wereld gestalte te geven. Het roept ons op om Jezus na te volgen en ons in te zetten voor het bevrijdende handelen van God dat Hij belichaamt.

De evangelielezing van vandaag brengt ons opnieuw bij het moment dat Jezus dat zo dierbare teken gaf: de Pesach maaltijd met zijn vrienden, het laatste avondmaal – brood en wijn – mijn lichaam en mijn bloed. Neem en eet en drink. De eeuwige liefde van God nabij om er deel aan te krijgen, deel van te zijn.

Wat denkt u – zou dit teken iets te zeggen hebben voor ons bestaan en samenleven? Ik denk dat onze samenleving niet kan bestaan zonder mensen die gevoed en gesterkt door Jezus en geïnspireerd, aangeblazen, door Heilige Geest, de liefde van God handen en voeten geven door er te zijn voor mensen en te staan voor rechtvaardigheid, bevrijding en vrede. Doen wat niet kan, doen wat gedaan moet worden

Zo is voor mij Sacramentsdag van toepassing op de keuzes die we dag in dag uit maken. En voor wat we doen en met wie we optrekken: wie zich durft in te zetten voor een samenleving waarin niemand te kort komt, waar de moed bestaat zekerheden op te geven en het vertrouwen leeft dat waar gebroken wordt er altijd gedeeld kan worden tot overvloed van ‘liefde en brood genoeg voor iedereen’ aan toe.
Amen.

 

inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld Gérard Martens