Preek Pinksteren, 8-6-2025

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 88.04 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 3 april 2025
  • Laatst geüpdatet 3 april 2025

Preek Pinksteren, 8-6-2025

8 juni 2025
Pinksteren

Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; Rom. 8,8-17; Joh. 14,15-16.23b-26 (C-jaar)

Inleiding

Met Pinksteren, het feest van de gave van de Geest, is in de Dienst van het Woord eigenlijk de hoofdlezing de eerste lezing, die uit Handelingen 2, het verhaal waarin verteld wordt dat de leerlingen van Jezus de Geest ontvangen. Deze lezing wordt ieder jaar met Pinksteren gelezen. De evangelielezing wisselt, wordt steeds gekozen uit het evangelie van Johannes.
In de perikoop van jaar C gaat het vooral over de aankondiging van de Geest: Jezus belooft aan zijn leerlingen dat, als hij er niet meer zal zijn, zij de Geest zullen ontvangen als trooster en helper. Het is dus een moment dat voorafgaat aan de daadwerkelijke komst van de Geest. Laten we daarom eerst naar de tekst uit Johannes kijken, vervolgens naar die uit Handelingen. Tenslotte bezien we de tekst uit Romeinen en maken we nog een opmerking over Psalm 104.

Johannes 14,15-16.23b-26
De perikoop uit het evangelie is maar kort. Het is een gedeelte uit de tafelrede van Jezus op de laatste avond van zijn leven. Jezus zegt: ‘Ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd met jullie zal zijn. Die Helper zal jullie verder in alles onderrichten en zal jullie alles laten begrijpen wat ik jullie gezegd heb.’ Eigenlijk staat er niet veel meer in het evangelie van vandaag. Wat gaat die Helper precies doen, wat zal z'n onderricht zijn? Dat zijn vragen die open blijven. Voor een antwoord daarop worden we dus eigenlijk door het leesrooster doorverwezen naar de teksten uit Handelingen en Romeinen. Maar natuurlijk loont het voor nader begrip ook de moeite iets ruimer om ons heen te kijken in diezelfde tafelrede.

In de tafelrede heeft Johannes willen samenvatten hoe de speciale, eigenzinnige gemeenschap die ontstaan was rond de leerling van wie gezegd wordt dat Jezus van hem hield (13,23; 19,26; 20,2; 21,7.20), hoe die gemeenschap zich verbonden wist met Jezus en zich door Hem wilde laten leiden. Via Hem voelde ze zich verbonden met God de Vader zoals de druivenranken verbonden zijn met de wijnstok (hoofdstuk 15). Hierdoor geïnspireerd stelde de gemeenschap het ‘nieuwe gebod’ centraal: dat je elkaar liefhebt (13,34). Dat betekent leven in gemeenschap met elkaar, geënt op de gemeenschap met God en met de mensen, zoals Jezus die voorgeleefd heeft. In onze perikoop wordt aan dat nieuwe gebod in vers 15 gerefereerd: ‘Als jullie mij liefhebben, mijn geboden zullen bewaren’, zo luidt letterlijk de tekst in het Grieks. ‘Als jullie mij liefhebben’, zegt Jezus, ‘en met name dat nieuwe gebod, dat je elkaar liefhebt, bewaren, zal ikzelf de Vader vragen om jullie een andere Helper te geven.’

Hier zien we hoe de komst van de Trooster direct samenhangt met die speciale vorm van samenleven die de gemeenschap van Johannes in de praktijk probeerde te brengen. Wie dat probeert, zegt het evangelie hier, die zal daarbij de steun van de Geest krijgen. ‘En dan zul je alles gaan begrijpen wat ik jullie gezegd heb.’ Leven en daarbij van elkaar houden, om elkaar geven, dat is de sleutel om Jezus te begrijpen en om in verbondenheid met God te blijven. De Trooster en Helper, de Geest ontvangen hangt dus geheel samen met een manier van in het leven staan.

Handelingen 2,1-11
In het grote dubbelwerk van Lucas, dat het evangelie en Handelingen omvat, is het tweede gedeelte gewijd aan het ontstaan en de ontwikkeling van de eerste christelijke gemeenschappen. Het verhaal van Handelingen 2 gaat over het moment dat de volgelingen van Jezus voor het eerst naar buiten treden en zich nieuwe volgelingen aanmelden. Ze worden daartoe in staat gesteld door de heilige Geest, die over hen komt. De relatief kleine groep die in Jeruzalem verzameld was, nog in zichzelf gekeerd, bezig met interne problemen en weifelend over wat precies te doen, wordt bevangen door een nieuw elan, opent de deuren van de ruimte waar ze verblijven, zoekt contact met de vele Joden die zich vanwege het Pinksterfeest in Jeruzalem bevinden en begint op onstuitbare wijze te groeien.

Lucas bouwt zijn beschrijving van de groei van de christelijke gemeenschappen stapsgewijs op. Eerst ontstaat er een bloeiende gemeenschap in Jeruzalem zelf, bestaande uit Aramees sprekende joden, al snel uitgebreid met Grieks sprekende joden. Van Jeruzalem voert de weg naar Samaria, naar Antiochië, naar Azië, Griekenland en tenslotte Rome. De christelijke gemeenschap wordt steeds ruimer en diverser: behalve Joden treden ook Samaritanen toe en al snel niet-Joden.

In het verhaal van vandaag ligt alle nadruk op de opening, de doorbraak die plaatsvindt in de tot dat moment nog zeer kleine groep van volgelingen van Jezus. De heilige Geest breekt in met heftig geraas, breekt als het ware het huis waar men zich bevindt open. De leerlingen worden vervuld van diezelfde Geest, waardoor ook zij zich kunnen openen voor iedereen die in de stad aanwezig is. Dit wordt gesymboliseerd door het hun plotseling geschonken vermogen te kunnen spreken in alle talen van de wereld, zodat hun hoorders het in hun eigen dialecten konden verstaan. Pinksteren wordt in deze vertelling het feest van de opening, het openen van deuren en harten. Het is volgens Lucas de heilige Geest, de Geest van God en van Jezus, die de eerste christenen daartoe in staat stelt.

Romeinen 8,8-17
We weten dat voor Paulus het Wekenfeest belangrijk was. In 1 Korintiërs 16,8 refereert hij eraan en laat hij blijken er prijs op te stellen om dat feest in gemeenschap met zijn broeders en zusters te kunnen vieren (vgl. ook Hand. 20,16). Heeft hij het dan over het traditionele Joodse Wekenfeest, waar hij als gelovige Jood zijn hele leven belang aan gehecht heeft of toch vooral over de specifiek christelijke beleving van Pinksteren, zoals Lucas dat beschreven heeft in Handelingen 2?

Er zijn redenen om aan dat laatste te denken, en een belangrijke reden is gelegen in hoofdstuk 8 van de Brief aan de Romeinen. Paulus beschrijft daar wat het is om in de Geest te leven, de Geest van Christus, met Pinksteren geschonken aan de eerste volgelingen. Wij, volgelingen van Christus, zijn volgens Paulus, vrij van de Wet. Paulus bedoelt hier niet mee dat de joodse Wet helemaal en definitief heeft afgedaan. Hijzelf, als gelovige jood, is zijn hele leven de Wet blijven eerbiedigen (vgl. Rom. 3,31; 7,12; 8,4; 13,8vv; 1 Kor 7,19v). Maar de Wet als voorwaarde voor verlossing, en ook de Wet die automatisch leidt tot bijvoorbeeld de verplichting tot besnijdenis ook voor de niet-joodse christenen, dat is een Wet die knecht. Die Wet is voor Paulus dood en begraven dankzij Christus. Christus heeft ons vrijgemaakt van de Wet van zonde en dood. Zijn Geest mag in ons leven. En als die in ons leeft, dan kan zelfs de lichamelijke dood ons geen schrik meer aanjagen. Als we leven in de Geest van Christus – dat is leven in dezelfde vrijmoedige relatie met God als Jezus die had – dan kunnen we net als hij 'Abba, Vader!' zeggen, dan kunnen we ons kinderen van God voelen, zoals Jezus zich voelde. Maar dan zijn we ook erfgenamen tezamen met Christus. Dat brengt ook verplichtingen met zich mee, maar het zijn niet de verplichtingen van vroeger, toen we nog onder de oude Wet leefden. We mogen eerder denken aan de verplichtingen die samenhangen met ‘het nieuwe gebod’ waarover Johannes in zijn evangelie schrijft.

Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’, in: H. Janssen & K. Touwen (red.) Paulus zelf. De zeven echte brieven. Exegese en Preken, Vught 2014 20152, 75-86

Psalm 104
Psalm 104 is een lange psalm over de schepping. God schept in de wereld een nieuwe orde, een andere scheppingsorde. De oude orde, die van onderdrukking en chaos (gesymboliseerd door de oerzee, vv. 6-9) wordt aan banden gelegd, zodat ruimte ontstaat voor de orde zoals God die bedoeld heeft. Het is in deze schepping waarin zijn Geest de vrije hand heeft. In Vers 30 staat: 'Maar geeft U uw adem, dan worden zij herschapen: U maakt de aarde weer helemaal nieuw.’

Wij christenen mogen in dit vers dezelfde Geest van Pinksteren uit Handelingen 2 lezen. Het is ook treffend dat Paulus in zijn Brief aan de Romeinen, in het directe vervolg op onze perikoop van vandaag, spreekt over de nieuwe schepping, die door de Geest mogelijk gemaakt wordt (Rom. 8,19-23).


Preekvoorbeeld

In de Geest: onbekommerd liefhebben
De Geest is al vóór Pinksteren afgedaald volgens het Lucasevangelie dat één geheel vormt samen met de Handelingen van de apostelen waar het Pinksterverhaal uitkomt. Al een paar keer zelfs. In stilte kwam de Geest over Maria, tegen wie de engel Gabriël zegt: ‘Heilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken’ (Luc. 1,35). Om vervolgens uit te leggen dat het kind dat uit haar zal worden geboren daarom heilig genoemd zal worden, Zoon van God. Er wordt stem aan toegevoegd als Lucas ons vertelt hoe de Heilige Geest bij Jezus’ doop door Johannes de Doper in de gestalte van een duif op Hem neerdaalt: ‘Er klonk een stem uit de hemel: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind”’ (Luc. 3,22).

Op een derde moment doet de Heilige Geest volgens Lucas Jezus uitbarsten in gejubel en Hem uitroepen: ‘Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt gehouden voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen’ (Luc. 10,21). ‘Dit’ verwijst naar de satan die volgens Jezus’ visioen als een bliksemschicht uit de hemel valt en het feit dat de namen van Jezus’ leerlingen staan opgetekend in de hemel (vv. 18 en 20).

In de lezing uit Handelingen breekt het dan met veel auditief en visueel spektakel voor iedereen waarneembaar door: ‘Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak’, er verschenen ‘vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten en zij begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf (Hand. 2, 2-4). Chaos en onbegrijpelijk dronkenmansgebrabbel volgens sommigen, terwijl anderen zich direct aangesproken voelen. Zij verschillen in afkomst en volk en taal, maar tegen hen allemaal wordt rechtstreeks en onmiddellijk verstaanbaar gesproken.

Petrus zal verderop uitleggen dat het hier gaat om vervulling van wat God via de profeet Joël heeft laten weten: ‘Ik zal mijn Geest uitgieten over alle mensen … de jongeren onder jullie zullen visioenen zien en de ouderen zullen dromen. Ja, over mijn dienaren en mijn dienaressen zal Ik … mijn Geest uitgieten. en zij zullen profeteren’ (Hand. 2,17v). Wat over Jezus gezegd werd bij zijn doop, geldt voortaan voor iedereen en alles. Geliefde kinderen zijn het waarin God vreugde vindt.

Om dat te horen en in te zien, zegt Jezus, moet je eenvoudig zijn. Niet handig en in staat jezelf wijs te maken dat je jezelf wel kunt redden, maar je bewust van je verlangen naar liefde en gemeenschap. Liefde en gemeenschap kun je per definitie jezelf niet geven. Liefde en gemeenschap kun je alleen ontvangen doordat een ander je die in vrijheid en vrijwillig geeft.

Vanuit het verlangen naar deze liefde heeft Jezus geleefd. Hij wist het vervuld door God, zijn Vader. Deze liefdevolle verbondenheid straalde door naar de mensen om Hem heen. Jezus’ leven getuigt van een vrijheid die alle grenzen en tegenstellingen doorbreekt.

Deze vrijheid geeft de Geest aan degenen die leven in Jezus’ spoor. ‘Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid’, schrijft Paulus ergens (2 Kor. 3,17) en deze vrijheid is na Pinksteren niet langer een belofte of afgelegen perspectief. Het is hier en nu. Gods liefde is gratis en pure genade. Zij hoeft niet te worden verdiend. In de ruimte van deze liefde hebben wij niets meer te vrezen. Immers, zoals Paulus schrijft: ‘Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?’ (Rom. 8,31).

Net als Jezus kunnen wij vanuit Gods liefde leven en zijn wij geroepen dat ook te doen. Wij hoeven ons niet te schamen als wij God aanroepen in onze nood, omdat wij onszelf niet kunnen redden. Wij hoeven geen afstand te houden van de nood van anderen in de angst dat die ons zal meesleuren. Gerichtheid op het geluk en de bloei van onze medeschepselen is geen zwakte. maar kracht. Het is Gods kracht. Dat heeft Jezus verrijzenis definitief aan het licht gebracht, daarin is zijn leven vanuit God door God bevestigd.

De kracht van de verrijzenis wordt in de Geest onze kracht en we hoeven nergens meer bang voor te zijn, zelfs niet voor de dood. Paulus is er uiteindelijk van overtuigd dat ‘noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is’ (Rom. 8,39v). Deze liefde bant alle vrees uit (vgl. 1 Joh. 4,13) en hier vanuit kunnen we zonder angst leven.

De alle angst doorbrekende Geest van de liefde is ons met Pinksteren gegeven. We kunnen verder op de weg waaraan Jezus begonnen is toen Hij, zoals het Lucasevangelie zegt, terugkeerde naar Galilea in de kracht van de Geest (Luc. 4,14). Bij zijn Hemelvaart wordt zijn leerlingen te verstaan gegeven dat ze niet naar de hemel moeten blijven kijken. Hij ‘zal op dezelfde manier terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan’ (Hand. 1,11).

Dit verwijst niet naar de omgekeerde beweging van die waarmee Hij net daarvoor omhoog is getild. Dan zouden zij juist wel naar de hemel moeten blijven kijken. Het verwijst naar de weg die Hij gegaan is. Een wolk onttrok Hem aan het gezicht, staat er als Hij omhoog geheven wordt. Het is een verwijzing naar de wolkkolom die de Israëlieten voorging in de weg door de woestijn. De vuurzuil die hen tijdens de Uittocht in de nacht op koers houdt, daalt op Jezus leerlingen neer in de tongen van vuur waar het Pinksterverhaal over vertelt. Zij hebben de wegen naar God voortaan in hun hart, zoals Psalm 84 (v. 6) volgens sommige vertalingen zegt.

In het evangelie van vandaag belooft Jezus zijn leerlingen de Geest der waarheid die bij zijn leerlingen blijft en in hen zal zijn (zie Joh. 14,17). Dat is echter geen toekomstmuziek meer. De evangelist Johannes herinnert ons aan Jezus’ woorden om duidelijk te maken dat wat wij nu meemaken, door Hem voorspeld is. We leven sinds die eerste Pinksteren vanuit de Geest, de Helper, die ons naar zijn belofte laat begrijpen wat Hij heeft gezegd (v. 26).

Wat ons is overgeleverd als herinnering aan Hem, wordt transparant. Het toont ons Hem en de God die Hij onder ons representeert. De allesdoortrekkende liefde is niet langer een herinnering – aan de kindertijd, aan een periode van verliefdheid, aan het paradijs waaruit Adam en Eva verdreven werden, aan Jezus toen Hij nog op aarde leefde – meer openbaart het zich als een levenskracht hier en nu. Daar mogen wij het mee doen. Daar mogen wij in leven en daar mogen wij vanuit leven. Leven in de ruimte van de liefde.

Leven in de ruimte van de liefde is leven in de ruimte van God en tegelijkertijd het doen van de wil van God: zelf liefhebben. Wij hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad, zegt de eerste Johannesbrief (4,19). Wij kunnen onbekommerd en zonder angst liefhebben. Dat is de vrijheid van de Geest, dat is de boodschap van Pinksteren.

inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld prof. dr. Erik Borgman OP