Preek 6e zondag Pasen, C jaar, 25-5-2025

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 3
  • Bestandsgrootte 182.96 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 3 april 2025
  • Laatst geüpdatet 3 april 2025

Preek 6e zondag Pasen, C jaar, 25-5-2025

25 mei 2025
Zesde zondag van Pasen 

Lezingen: Hand. 15,1-2.22-29; Ps. 67; Apok. 21,10-14.22-23; Joh. 14,23-29 (C-jaar)

Inleiding

Handelingen 15,1-2.22-29
De kwestie waarover in deze perikoop verteld wordt, komen we ook tegen in de brief van Paulus aan de Galaten (Gal. 2). Het werk van Paulus onder niet-joodse volgelingen van Jezus wordt op de helling gezet door Judeeërs die beweren dat redding alleen mogelijk is indien de neofieten zich laten besnijden. Dit doet de vraag oprijzen wat redding met de besnijdenis te maken heeft.

In Genesis 17 lezen we hoe God aan Abraham beveelt dat hij en iedereen van het mannelijk geslacht besneden moeten worden als teken van het verbond tussen God en Abraham en diens nakomelingen. Om die reden spreekt men dan ook van berit mila (verbond van de besnijdenis).
In de loop van de geschiedenis werd de besnijdenis ook met andere zaken geassocieerd, onder andere met redding en heil. Mogelijk werd in de eerste eeuw nChr. deze opvatting versterkt door berichten dat koning Izates II van Adiabene, een tijdgenoot van Paulus, zich tot het jodendom had bekeerd en zich had laten besnijden. Om die reden zou hij door God gered zijn uit allerlei gevaren. Het is niet onmogelijk dat die Judeeërs beïnvloed waren door dergelijke berichten. De gemeente waar zich deze kwestie voordeed besloot daarom dat Paulus en Barnabas samen met nog enkele afgevaardigden naar Jeruzalem moesten gaan en de zaak voorleggen aan de apostelen en oudsten van de moederkerk. In de Galatenbrief schrijft Paulus echter dat hij die reis ondernam op basis van een openbaring waarin dat hem was opgedragen.

De gesprekken in Jeruzalem en de interventie van Petrus hadden tot resultaat dat niet-joden die zich bekeerden niet gehouden werden aan de besnijdenis en de voorschriften van de Wet. Zo werd de overtuiging van Paulus en de zijnen bevestigd dat redding bewerkt wordt door het geloof in Jezus, immers Hij is, zoals zijn naam zegt, ‘God die redt.’ Deze beslissing werd geïnterpreteerd als geïnspireerd door Gods Geest: ‘In overeenstemming met de Heilige Geest hebben wij besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: onthoud u van vlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit en van ontucht’ (vv 28-29). Deze clausules waren het resultaat van een motie van Jacobus, de broeder van de Heer en komen geheel overeen met de voorschriften van de Tora. Het gaat hier om een toepassing van de noachitische voorschriften (vgl. Gen. 9,4-6).

Zie: K. Touwen, ‘Handelingen van de Apostelen. Gevangene omwille van Christus Jezus’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 20-33

Apokalyps 21,10-14.22-23
‘Ik (de ziener Johannes) zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalend uit de hemel bij God vandaan.’ Zo begint vandaag de lezing uit de Apokalyps. Maar toch is er eigenlijk niets nieuws onder de zon. Reeds Jesaja spreekt van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, terwijl de profeet Zacharia de verwoesting van het oude Jeruzalem aankondigt (14,2). De oudtestamentische teksten spreken dan van het Jeruzalem in de tijd van de Babylonische Ballingschap. Tegen het eind van de eerste eeuw van de gewone jaartelling was Babel al lang geen wereldcentrum meer, zodat we moeilijk kunnen aannemen dat de ziener Johannes over die stad spreekt. Toch heeft Babel nog niet geheel aan betekenis verloren, ook al gaat het dan om een negatieve betekenis.
Als bron van kwaad wordt de aanduiding ‘Babel’ gebruikt voor Rome, het machtscentrum in de tijd dat het boek Apocalyps tot stand kwam. In Apokalyps 17 en 18 wordt verteld over de ondergang van dat nieuwe Babel, waarna van de hemel een nieuwe stad, een ware godsstad, een nieuw Jeruzalem, zal neerdalen.

Geheel anders dan het oude Jeruzalem zal deze nieuwe stad een stad Gods zijn. Had het oude Jeruzalem haar tempel, in de nieuwe is die niet meer nodig ‘want God de Heer, de Almachtige, is haar tempel met het lam’ (v. 22). Om deze overtuiging kracht bij te zetten beschrijft de ziener het nieuwe Jeruzalem met de prachtigste karakteristieken: haar enorme afmetingen, muren van jaspis en goud, grondstenen versierd met edelstenen, straten van zuiver goud, twaalf toegangspoorten voor de twaalf stammen van Israël, die nu weer verenigd zullen kunnen leven. De grondstenen van de stadsmuur waren gemerkt met de namen van de twaalf apostelen. Droomde de ziener van eenheid tussen de stammen van Israël en de volgelingen van Jezus?

Veel lezers zullen de beschrijving van de nieuwe stad te fantastisch, niet reëel, vinden. Het is dan ook geen historisch-journalistiek relaas, eerder een poëtische, symbolische uiting van de geheel nieuwe situatie waarvan de ziener droomt. Dichters, poëten, zeggen de dingen nu eenmaal anders. De lezer/hoorder van dit visioen zal daarom iets van een dichterlijke geest moeten hebben om deze woorden te begrijpen en er mee in te stemmen.

Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat deze lezing is opgenomen in de liturgische teksten van de paastijd. Pasen zal voor lezers/hoorders pas acceptabel zijn als men zich iets van de geest die in deze lezing naar voren komt, eigen kan maken.

Johannes 14,23-29
In het midden van de perikoop is melding van de heilige Geest als Helper (v. 26), in de NBV21 vertaling ‘pleitbezorger’ genoemd. Hiermee wordt de thematiek die reeds in de verzen 16-18 ter sprake kwam weer opgenomen. Wat we ons daarbij moeten voorstellen is niet eenvoudig. De originele Griekse versie gebruikt het woord paraklètos waar de meest verschillende vertalingen voor gebruikt worden.

De term paraklètos zou afkomstig zijn uit het juridisch vocabulaire in de betekenis van ‘advocaat’. Maar de betekenis van die Griekse uitdrukking kan meerduidig zijn: verdediger tegenover een tribunaal, juridisch adviseur, voorspreker, woordvoerder enz. Het is markant dat de term parakleet vooral voorkomt in afscheidsredes, ook onder de Joden een bekend literair genre. In zo’n rede krijgt iemand de opdracht om te troosten, aan te moedigen en soms zelfs om door te gaan met het werk van degene die vertrekt. De parakleet zou dus het werk van Jezus doorzetten na diens vertrek en de leerlingen bemoedigen en tot troost zijn tijdens de afwezigheid van de Meester. Om die reden zijn er die de volle nadruk leggen op de functie, de activiteit, van de parakleet, waardoor hypothesen opkwamen dat het niet op de eerste plaats om een persoon gaat, maar om de voortzetting van de inspiratie die Jezus onder zijn leerlingen teweegbracht.

Of deze begeestering werkelijk plaats heeft, moet te zien zijn aan de wijze waarop de leerlingen de woorden van Jezus ter harte nemen en zo tonen dat zij hun Meester liefhebben. En aangezien Jezus’ woorden niet exclusief zíjn woorden zijn maar ook van de Vader, zal het ter harte nemen van die woorden ook een teken zijn van liefde ten opzichte van de Vader. Zo zullen de leerlingen de actieve aanwezigheid van zowel Jezus als de Vader kunnen ervaren. ‘Mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen’ (v. 23). De parakleet is zodoende de verpersoonlijkte activiteit van zowel Christus als van de Vader of zoals wij in het Credo belijden ‘Hij die voortkomt uit de Vader en de Zoon’.


Preekvoorbeeld

‘Dit alles zeg Ik tegen jullie terwijl Ik nog bij jullie ben’, zegt Jezus, en Hij belooft de heilige Geest voor alle dagen dat Hij niet bij hen is.

Wij horen dat met het oog op zijn Hemelvaart, wij horen dat als zijn belofte na Pasen als het tegen Pinksteren loopt en de heilige Geest als een vuur, als een windvlaag, over hen komt, over die leerlingen. Ook wij leven daar nog steeds van, van die inspiratie, die inblazing.

‘Dit alles zeg Ik tegen jullie terwijl Ik nog bij jullie ben.’ In werkelijkheid, in de samenhang van het evangelie, zegt Jezus dit als Hij zijn sandalen aandoet om naar Getsemane te gaan, op de avond van Witte Donderdag. Nog even en Hij wordt daar in de Olijvenhof verraden, opgepakt, en begint de lijdensweg, de geseling, de hoon, de kruisiging, zijn sterven: ‘Het is volbracht’, ‘Hij boog het hoofd en gaf de geest.’

Dat is wel een heel ander verband dan waarin wij het nu lezen. Het is alles voor Pasen gezegd, wij lezen het na Pasen. Het is met het lijden voor ogen dat Hij de Geest belooft, wij lezen het op kracht van zijn verrijzenis. Het is aan het kruis dat Hij de geest geeft, ‘Hij gaf de geest’, wij lezen het omdat het straks Pinksteren wordt.

Het is met de dood voor ogen dat Jezus zegt: ‘Dit alles zeg Ik tegen jullie nu Ik nog bij jullie ben.’ En: Ik vertel jullie dit nu, voordat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer het zover is.’”

En het is in dit verband dat Jezus zegt: ‘Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.’
‘Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.’ Dat klinkt in het aangezicht van de dood.
‘Jullie hebben toch gehoord dat Ik zei dat Ik wegga en bij jullie terug zal komen? Dat duidt op zijn dood en verrijzenis.

In het evangelie is dit Christus’ nalatenschap: de Geest en de vrede. En beide zijn krachtig! De Geest is de heilige Geest, de vrede is een vrede die de wereld niet geven kan.

Ik wil vanmorgen dat woord ‘heilig’ uitleggen. Er wordt vaak gezegd dat ‘heilig’ is: apart gesteld, afgezonderd, teruggetrokken, een omheining eromheen.
Het heilige leven waartoe de Geest je leidt is dan: anders dan deze wereld, genormeerd, afgeschut, omdat jij je houdt aan heilige grenzen van ruimte en tijd.
Dat heilige leven waartoe de Geest je leidt is principieel, een beetjes angstvallig soms, er staat een groot hek tussen jou en deze wereld. ‘Zorg ervoor dat jullie heilig zijn, en blijf heilig, want Ik ben de heer, jullie God.’

Als voorbeeld wordt vaak naar de berg van het verbond gewezen. Die was afgerasterd, de heilige berg. Wie met de berg in aanraking zou komen, mens of dier, zou dood neervallen, zo heilig.

Maar dat is dan toch een vergissing! Want die berg was niet heilig omdat hij was afgezet met een dikke omheining, apart gehouden. Nee, hij werd omheind omdat hij zo heilig was, gevaarlijk, krachtig, geducht.

De eerste betekenis van ‘heilig’ is niet apart gesteld en aan het gewone leven onttrokken. De eerste betekenis van ‘heilig’ is dat er kracht van uitgaat, aardbeving, vuurgloed, stormwind, de aarde wankelt omdat de heilige God verschijnt.

Dat Christus ons de heilige Geest belooft, betekent dus niet dat wij voortaan schroomvallig en schuchter met veel mitsen en maren moeten leven om toch vooral de heilige Geest niet te bedroeven: je mag niet dansen en niet naar de film, niet naar de disco en op zondag niet op een terras het glas heffen, om een scheidingslijn te trekken tussen jou en deze wereld.
Dat Christus ons de heilige Geest belooft, betekent dat Hij ons sterkt en bekrachtigt om midden in het leven een teken van zijn liefde te zijn en een werktuig van zijn vrede.
De Geest ons beloofd, is heilig, want Zij is je tot steun en sterkte. De Geest ons beloofd, is heilig, want Zij bevestigt je in wat je doen moet, je bent gemandateerd, jouw roeping is van kracht.

Iets van die beweging niet naar de grenzen, maar midden in het leven, zie je in de Openbaring van Johannes als het nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdaalt, dus op aarde wordt gevonden! En een tempel zag ik in haar niet, zegt Johannes, geen afgebakend tempelgebied, niet een plek alleen voorbehouden voor God de Heer en zijn tempelpersoneel, want God zelf is haar tempel als hij bij de mensen woont in die stad, waarvan de poorten dag en nacht openstaan.

En jij, zoals jij leeft, je bent geen bange wachter aan de grenzen, benauwd om wat niet mag, je staat midden in het leven, er gaat kracht van je uit, vrede en vrolijkheid, liefde en zegen. Dat is Gods heilige Geest, die Jezus’ heeft beloofd op de avond voor zijn sterven.

Evenzo de vrede, zijn andere nalatenschap, niet zoals de wereld die geeft, niet met machtsevenwicht, afschrikking en dreigementen, maar door de vrede altijd vergezeld te laten gaan met dat andere woord waarmee het in de Bijbel altijd samenklinkt: vrede en recht, vrede en gerechtigheid, geen staakt het vuren maar rechte verhoudingen, geen wapenstilstand, maar zorg dat mensen tot hun recht komen.

De heilige Geest en de vrede, Jezus heeft ze toegezegd in de benauwenis van de dood en als Hij met Pasen verschijnt aan zijn leerlingen is het eerste wat Hij zegt: ‘Vrede met jullie en ontvangt de heilige Geest’, het is alles in Hem en door Hem en tot Hem dat wij in vrede leven en bekrachtigd zijn om het goede te doen.

 

inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld drs. Klaas Touwen