- Versie
- Downloaden 1
- Bestandsgrootte 197.73 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 3 april 2025
- Laatst geüpdatet 3 april 2025
Preek 5e zondag Pasen, C jaar, 18-5-2025
18 mei 2025
Vijfde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 14,21-27; Ps. 145; Apok. 21,1-5a; Joh. 13,31-33a.34-35 (C-jaar)
Inleiding
Handelingen 14,21-27
Vandaag lezen we het laatste gedeelte van het verslag over de eerste zendingsreis van Paulus en Barnabas (Hand. 13-14). Die reis begon in Antiochië, de hoofdstad van de Romeinse provincie Syrië. In Handelingen 13,4 worden ‘Barnabas en Paulus uitgezonden door de heilige Geest’. Ze reizen langs allerlei plaatsen zoals Antiochië in Pisidië en Ikonium, om het evangelie te verkondigen. Niet altijd worden ze even welwillend ontvangen en soms moeten ze zelfs vluchten om niet gestenigd te worden (13,50-51; 14,5-6). In Lystra geneest Paulus een man die vanaf zijn geboorte verlamd was en desondanks vertrouwen had dat hij kon worden genezen (14,8-18). Maar waar Paulus en Barnabas zijn, ontstaat niet alleen enthousiasme voor de goede boodschap, maar ook verdeeldheid. Zo ook in Lystra. Paulus wordt hier zelfs gestenigd maar hij overleeft en vertrekt de volgende dag naar Derbe (14,19v).
Hier begint onze lezing: Paulus en Barnabas verkondigen in Derbe het evangelie en krijgen er veel leerlingen (14,21). In 14,26 gaan Paulus en Barnabas per schip terug naar Antiochië in Syrië, begin- en eindpunt van deze reis.
Deze passage is vol beweging, Paulus en Barnabas verplaatsen zich continu van landstreek naar landstreek, van stad naar stad, terug naar waar ze eerder geweest zijn om zo de jonge gemeenten te ondersteunen. Maar ook in figuurlijke betekenis is er sprake van beweging: Paulus en Barnabas halen alles uit de kast om het evangelie te verkondigen en leerlingen te maken (14,21.25), mensen aan te sporen en te bemoedigen om in het geloof te volharden (14,22), in elke gemeente oudsten aan te stellen en hen, na gevast en gebeden te hebben, aan te bevelen bij de Heer, in wie ze nu geloven (14,23), het Woord te prediken (14,25), de gemeenschap bij elkaar te roepen (14,27). In enkele verzen vinden we hier de samenvatting van de betekenis van kerkopbouw.
Paulus en Barnabas reflecteren ook over de betekenis van deze reis voor henzelf, hoe zij indertijd waren toevertrouwd aan Gods genade voor hun taak. Ze brengen verslag uit van alles wat God door hen tot stand heeft gebracht. Hun conclusie is dat God voor alle volken de deur van het geloof heeft geopend. En deze conclusie vormt de ouverture voor de bijeenkomst in Jeruzalem, het zogeheten apostelconcilie, beschreven in Handelingen 15.
Zie: K. Touwen, ‘Handelingen van de Apostelen. Gevangene omwille van Christus Jezus’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 20-33
Johannes 13,31-33a.34-35
Johannes 13 begint met de woorden: ‘Het paasfeest (Pesach) was ophanden. Jezus wist dat zijn uur gekomen was: nu zou Hij de wereld verlaten om naar de Vader te gaan. Voorheen hield Hij al van degenen die Hem in de wereld toebehoorden, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen tot het uiterste’ (13,1 WV95).
Tot nu toe was er in het evangelie van Johannes steeds sprake van het uur dat nog niet gekomen was (bijv. bij de bruiloft te Kana in 2,4), maar nu is het dus zover, lezen we vandaag. Het is het uur waarop Judas, de zoon van Simon Iskariot, het gezelschap rond Jezus verlaat, om zijn ding te doen. En dat terwijl Jezus kort tevoren tijdens de maaltijd de voeten van zijn leerlingen heeft gewassen om hun op een onvergetelijke wijze in te prenten hoe zij met elkaar moeten omgaan. Voor de duidelijkheid, we zijn nog steeds aan tafel waar Jezus zijn afscheidsrede in de vorm van een aantal tafelgesprekken houdt (13,1–17,26).
Jezus weet dat het uur nu gekomen is dat Judas hem zal overleveren. Het korte zinnetje ‘Het was nacht’ spreekt boekdelen (13,30).
En tegelijkertijd is dit het uur, zoals Jezus zelf zegt, dat ‘de Mensenzoon wordt verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt’ (13,31). Paradoxaal genoeg vindt het hoogtepunt van die verheerlijking plaats op het kruis. Lijden en dood zijn als het ware de bekroning van zijn zending. Maar liefst vijf keer komt hier het werkwoord doxazo (verheerlijken) voor. De evangelist schildert een Jezus die zelf de regie in handen heeft, Hij is geen slachtoffer van toevallige omstandigheden, er is geen sprake van ondergang of mislukking, de liefde voor de zijnen drijft Hem (13,1). Jezus is zich volledig bewust van de nabijheid van zijn einde en bereidt de leerlingen hierop voor. In de passage die direct aansluit op onze evangelietekst, zal Simon Petrus daar nog nader op ingaan (13,36vv); later in het gesprek met Filippus is sprake van ‘korte tijd’ dat Jezus nog in de wereld is (13,33; 14,19).
Behalve het thema ‘verheerlijken’ speelt ook het thema ‘liefhebben’ een belangrijke rol. Agapao/agape (liefhebben /liefde) komt viermaal voor in de verzen 34-35. Jezus geeft de leerlingen een nieuw gebod, het gebod van de wederzijdse liefde. Dat hier gesproken wordt over een nieuw gebod, is eigenlijk vreemd want al in Leviticus 19,18 staat ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Het nieuwe van dit gebod is gelegen in het fundament waarop het berust, namelijk in de liefde van Jezus zelf: ‘zoals Ik jullie heb liefgehad’. Die woorden herinneren aan Johannes 13,14v toen Jezus nadat Hij de voeten van de leerlingen had gewassen zei: ‘Welnu, als Ik, jullie Heer en Meester, jullie voeten heb gewassen, dan behoren jullie ook elkaar de voeten te wassen. Ik heb jullie het voorbeeld gegeven: je moet doen zoals Ik voor jullie heb gedaan.’
Doen zoals Jezus, liefhebben zoals Jezus deed. Dat is me nogal wat, want Jezus heeft de zijnen liefgehad tot de dood toe. Het is de vraag of Petrus de implicaties van dit gebod doorhad, toen hij spontaan uitriep: ‘Ik ben bereid zelfs mijn leven voor u te geven!’ (13,37).
Wanneer zij zich houden aan dit nieuwe gebod van de liefde, zijn de leerlingen en in hun voetspoor ook wij, verbonden met Jezus, ook na zijn heengaan.
Preekvoorbeeld
Het gebod van de liefde
Een nieuw gebod geef ik jullie, dat je elkaar liefhebt.
Nu denk je: Is dat zo nieuw? Het is toch een open deur? Het is toch vanzelfsprekend dat je elkaar liefhebt? Zó vanzelfsprekend is het echter niet.
Om dat te ervaren moeten we het kleine stukje tekst over het gebod van de liefde plaatsen binnen het groter geheel.
Het is een dramatisch moment waarop Jezus de gevleugelde woorden uitspreekt.
Jezus heeft net de voeten van zijn leerlingen gewassen, ook die van Judas en dan zegt Hij: ‘Wat ik bij jullie gedaan heb dat moet je ook bij elkaar doen.’
Wie groot wil zijn in het rijk van God moet de dienaar van allen zijn. Met andere woorden: Jezus is ook dienaar van Judas.
Vervolgens zegt Hij: ‘Ik zal het brood in de wijn dopen, aan wie ik het geef, die zal mij overleveren.’ Hij doopt het brood in de wijn en geeft het aan Judas. Judas verlaat de zaal.
Het was nacht zo staat er geschreven. Dat wil zeggen: het leven is een diepe duisternis.
De andere leerlingen hebben niet door wat hier gebeurt. Ze denken dat Judas inkopen gaat doen omdat hij de kas beheert. Jezus echter beseft ten volle wat er gaat gebeuren.
Als je laat doordringen wat hier gebeurt dan is het zeer dramatisch.
Ik ben bij mezelf te rade gegaan: Als ik in de schoenen van Jezus had gestaan dan zou ik toch met alle geweld proberen te voorkomen wat Judas van plan was te doen….
Jezus niet!!!
Als Judas weg is spreekt Hij de gevleugelde woorden:
‘Een nieuw gebod geef ik jullie: dat je elkaar lief hebt.’
Het zijn haast onmogelijke woorden.
- Het zijn bijna dezelfde onmogelijke woorden als je vijanden liefhebben.
- Het is haast hetzelfde onmogelijke woord dat Jezus uitspreekt als hij aan het kruis wordt gespijkerd: Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen.
Het gebod van de liefde is als het ware een gesloten deur die geopend wordt.
Jezus zegt: ‘Als je lief hebt die jou liefheeft, wat voor bijzonders doe je dan, dat doen de niet-gelovigen ook, nee bemin degene die jou niet bemint dan ga je in het voetspoor van de Levende, dan wordt het gebod van de liefde een nieuw gebod’ (Mat. 5,46; Luc. 6,32).
Ga er maar aanstaan.
Als je dit gebod van de liefde vertaalt naar concrete situaties dan kom je in de groots mogelijke moeilijkheden want onze eerste reactie op bedreigende situaties is om kwaad met kwaad te vergelden.
We kunnen allerlei situatie bedenken: Gaza, Israël, bomaanslagen vaak in de relationele sfeer, Oekraïne, en ook de verdeeldheid in eigen land. We weten elkaar niet meer te bereiken en vergelding ligt dan op de loer.
De grote vraag van nu is: Hoe doorbreek je de spiraal van vergelding: ‘Oog om oog tand om tand.’
En dan klinkt vandaag dat bijna onmogelijke woord: ‘Een nieuw gebod geef ik jullie: dat je elkaar liefhebt.’
Dat woord van liefde is niet zomaar een woord, het is geworteld in een spiritualiteit van dood en opstanding. Een voorbeeld kan dat duidelijk maken. Het is al een wat ouder voorbeeld maar het houdt zijn waarde.
Na alle geweld in Zuid Afrika kwam een commissie van wijze mannen en vrouwen bij elkaar en men vroeg zich af hoe daders en slachtoffers samen verder moesten. Verzoeningscommissie noemden ze het. Wat ze deden was daders en slachtoffers met elkaar laten praten over wat ze hadden meegemaakt. Ze deelden de pijn. Alleen zo konden ze verder.
Pijn delen is misschien wel de uiterste vorm van gedeeld leven. Als pijn niet gedeeld kan worden is er niets meer te delen, dan gaan mensen verbitterd uit elkaar.
Als we het over Syrië hebben: het land staat op een kantelpunt. In een rondetafelgesprek spraken we over de val van Assad. Beelden stonden ons voor ogen toen de gevangenissen opengingen en de martelverhalen openbaar werden. Een Syrische vrouw zei: ‘In alle families valt wel een dode te betreuren. We hebben 50 jaar in angst geleefd.’
Het is een gezamenlijk verdriet dat openbaar wordt, het wordt ‘gedeelde smart’ en het troost.
Een van ons vroeg zich af of het gezamenlijk verdriet ook tot wederopstanding kan leiden tot een nieuwe vorm van samenleven tot een diep besef: Dat laten we ons niet meer gebeuren. Als we die levenswijsheid in bijbelse woorden vertalen dan zeggen we dat de weg naar opstanding ons langs het kruis en door de dood heen leidt.
Het gebod van de liefde is de opdracht om elkaar weer als mens te leren zien. In het dagelijks leven kunnen we erin oefenen. We hebben soms mensen waar we met een boog omheen lopen. We hebben er wel allerlei gedachten bij, maar in de praktijk is het niet gemakkelijk om datgene wat je voelt en beleeft te delen.
Het nieuwe gebod van de liefde betekent dat je elkaar in de ogen kijkt en de pijn en de angst deelt. Het klinkt zo gemakkelijk, maar het is zo moeilijk want het maakt je kwetsbaar.
Liefde en vertrouwen kunnen beschaamd worden. Een open hand kan met een vuist worden beantwoord. Verhalen zijn er genoeg van. Kijk naar Jezus zelf.
Jezus bood Judas liefde aan… de liefde werd niet gehoord en het leidde tot de dood op het kruis en toch zegt Jezus: die weg is geen doodlopende weg maar een weg ten leven omdat het de enige weg is. Als je die weg gaat, word je verheerlijkt en zal je vreugde worden vermenigvuldigd.
In navolging van Jezus zijn heiligen die weg gegaan. Te midden van geweld geloofden zij in de weg van eerbied en respect voor het menselijk leven. In de dagen rond 4 mei horen we regelmatig de namen van mensen die die weg gegaan zijn. Zo leven nog steeds hun namen, hun liefde gaat niet verloren: Anne Frank, Etty Hillesum, Titus Brandsma, Edith Eger. Ze gaven hun leven, en toch zo zegt een oud joods gezegde: ‘Het zijn juist deze rechtvaardigen waar de wereld op drijft.’ Zonder deze uitzonderlijke mensen zou de wereld er anders uitzien.
Als ik val, val ik in Uw handen: het is een gevleugeld woord als mensen de sprong maken en de liefde in moeilijke tijden handen en voeten geven.
Liefde is de weg van opstanding uit de doden, van opstanding uit ‘dood’ leven. Het nieuwe gebod van de liefde is een waagstuk dat ons als een profetisch woord wordt aangeboden. Het maakt het christelijk geloof tot een zeer uitdagende weg.
inleiding dr. Yvonne van den Akker-Savelsbergh
preekvoorbeeld Hans Boerkamp