- Versie
- Downloaden 76
- Bestandsgrootte 181.64 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 februari 2022
- Laatst geüpdatet 7 februari 2022
10 april 2022
Palm- of Passiezondag
Lezingen: Luc. 19,28-40; Jes. 50,4-7; Ps. 22; Fil. 2,6-11; Luc. 22,14(23,1-49)-23,56 (C-jaar)
Inleiding
Palmzondag is het begin van de Goede of Stille Week, waarin Jezus’ lijden en opstanding in Jeruzalem herdacht wordt. Op Palmzondag staat de intocht van Jezus te Jeruzalem centraal. Reeds rond het jaar 300 kwamen christenen in Jeruzalem samen op de Olijfberg om deze intocht te herdenken met palmtakken.
Vanaf de middeleeuwen ontwikkelt zich op zondag vóór Palmzondag een speciale themazondag over het lijden van Jezus, Passiezondag genoemd. De liturgiehervorming na het Tweede Vaticaans Concilie heeft deze verplaatst naar Palmzondag. Om die reden klinken zowel het Palmevangelie als het Passieverhaal op deze zondag.
Omdat in onze contreien geen palmbomen groeien, gebruiken wij bij de herdenking van Jezus’ intocht geen palmtakken, maar takjes van de buxus omniverens, de altijdgroene buxus. De blijvende groenheid van deze takjes staan voor het leven door lijden en kruisdood heen. Het is een goede katholieke traditie deze takjes thuis achter een kruisbeeld te steken als uitdrukking van het geloof dat lijden en dood onafscheidelijk verbonden zijn met opstanding en nieuw leven.
De Schriftlezingen van Palm- of Passiezondag
Lucas 19,28-40
Lucas’ verhaal over Jezus’ intocht is vol bijbelse toespelingen. Jezus wordt weliswaar koninklijk ingehaald met de rode loper die de mensen voor hem uitrollen (v. 36), maar Jezus zelf gedraagt zich niet als een wereldlijke koning die hoog te paard zijn hoofdstad binnentrekt. Naar het woord van de profeet in Zacharias 9,9 gaat Jezus op een ezel zitten. Zo wordt in 1 Koningen 1 ook de intrede van Salomo in Jeruzalem getekend. Deze wijze koning zit op een muildier. En vandaag gaat Jezus als een nieuwe Salomo eveneens op een ezel de stad in.
Lucas vermijdt echter te zeggen dat Jezus Jeruzalem inkomt. We horen in 19,11.41 dat Jezus nabij Jeruzalem komt, maar als het zover is, zegt Lucas niet dat Jezus Jeruzalem binnengaat, maar het héiligdom (19,45). Zoals koning Salomo de koning van de Jeruzalemse tempelbouw is, zo is het einddoel van Jezus’ opgang niet zomaar de stad, maar het heiligdom.
Daarmee krijgt de keuze van het rijdier nog meer betekenis. Heel uitdrukkelijk wordt van het rijdier dat de leerlingen overeenkomstig Jezus’ woord ter beschikking vinden, verteld dat de Héér het nodig heeft. De enige keer in de Bijbel dat de Heer iets nodig blijkt te hebben, is het een ezel. De ezel is evenwel geen offerdier. Een stier, een schaap, een ram of een lam zijn dat allemaal wel; maar een ezel is dat niet. Dat kenmerkt Jezus’ binnenkomst in het heiligdom. Hij komt niet met een offerdier. Hij komt zélf.
Voordat Salomo de tempel bouwt, is het koning David die de ark van het verbond overbrengt naar Jeruzalem. Daartoe gebruikt David een nieuwe wagen, waarop nog nooit iets getransporteerd is (2 Sam. 6,3). Onder gezang en gedans brengt David de ark over. Het rijdier waarop Jezus binnentrekt, is een rijdier waarop nog nooit iemand gezeten heeft. Zo wordt opnieuw door Lucas Jezus’ verbondenheid aan het heiligdom onderstreept. Zoals de ark door David naar Jeruzalem gebracht wordt, zo wordt Jezus door een nog nooit bereden ezel de heilige stad ingedragen. En ook nu klinkt er gezang. Het gezang luidt: ‘Gezegend de Koning die komt in de Naam van de Heer. Vrede in de hemel en eer in den hoge’. Maar vrede op aarde, zoals bij Jezus’ geboorte (2,4), kan helaas niet klinken. Eerst wacht Jezus lijden en dood…
Jesaja 50,4-7
Deze perikoop is een van de liederen van de Dienstknecht des Heren in het Jesajaboek. Naast 50,4-7 behoren hiertoe tevens 42,1-4; 49,1-6; en 52,13–53,12 (thans de oudtestamentische lezing van Goede Vrijdag). De Dienstknecht des Heren is de ideale leider die als eerste gehoor geeft aan de roepstem van God terug te keren uit de ballingschap naar het beloofde land. Hij wordt echter bedreigd en vernederd, zoals we in dit derde lied vernemen. Maar voor de Dienstknecht des Heren is dat geen reden om ontrouw te worden aan de stem van God. In het laatste lied horen we hoe hij door zijn gehoorzaamheid aan de stem van God zelfs een gewelddadige dood vindt. Maar God laat hem niet aan zijn lot over en blijft trouw aan zijn Dienstknecht, die beloond wordt met een nageslacht dat, evenals hij de titel van dienstknecht mag dragen.
Filippenzen 2,6-11
De tweede lezing is het beroemde theologische narratief over Jezus Christus van Paulus in zijn brief aan de Filippenzen. Sommige exegeten beschouwen de tekst als een hymne. In ieder geval heeft de receptie van deze tekst hymnische vormgevingen, zoals het (Latijnse) gezang Christus factus est dat als vers vóór het passie-evangelie gezongen wordt. Paulus schetst hoe Jezus niet zijn eigen eer zocht, maar een dienstknecht is geworden in zijn gehoorzaamheid aan God. Zoals de Dienstknecht in het Jesajaboek, behelst dit voor Jezus ook enerzijds lijden en dood, maar anderzijds verheerlijking in de opstanding over de dood heen.
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-97.
Lucas 22,14(23,1-49)–23,56
Het passie-evangelie vormt de derde lezing. Een van de opvallende kenmerken van het verhaal is het contrast tussen degenen die Jezus laten vallen en degenen die Jezus als Rechtvaardige erkennen. De leerlingen van Jezus spelen hierin een hoofdrol. Zonder uitzondering leveren ze allen Jezus over tot in de dood. Het is de Paasnacht, maar ze vallen gewoon in slaap (22,39-46). Judas heeft geld gekregen om de arrestatie in goede banen te laten leiden. Hij heeft als teken een begroetingskus afgesproken (22,47v). Scherper kan het contrast niet zijn tussen zijn handeling en het doel ervan. Petrus roept om het hardst dat hij met Jezus bereid is gevangenschap en dood te ondergaan (22,31-34). Maar als puntje bij paaltje komt, claimt hij Jezus toch echt niet te kennen (22,54-62). Als Jezus zijn kruis draagt naar de plek van de terechtstelling, is het niet Simon Petrus die hem helpt, maar een andere Simon, van elders, uit Cyrene, die deze taak op zich neemt (22,26).
Niet alleen de leerlingen laten Jezus vallen, de religieuze overheden doen dat ook. De raad van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden besluiten tegen Jezus (22,66-71). Ze hebben er niet eens getuigen voor nodig (22,71). De bewakers van Jezus in het huis van de hogepriesters bespotten en slaan Jezus. Ze spelen een soort spel met hem waarin Jezus de rol krijgt van een mislukte profeet (22,63vv).
Ook de Romeinse overheid heeft niets met Jezus op. Iemand die een koningstitel lijkt te claimen, is bepaald niet welkom in het Romeinse keizerrijk (23,1-5). En als dan blijkt dat die persoon ook nog uit het onrustige Galilea komt, is voor Pilatus de zaak wel helder. Pilatus betrekt zijn maatje Herodes bij de zaak en die is daar alleen maar blij mee (23,6-12). Pilatus speelt het handig: hij weet de religieuze overheden en het volk de beslissing over Jezus’ leven en dood in de schoenen te schuiven (23,13-25).
Onderweg naar zijn kruisiging komt Jezus weeklagende vrouwen tegen (23,27-31). Bij een begrafenis hoort er nu eenmaal geweeklaagd te worden. Je kon daarvoor professionals inhuren. Maar Jezus zit niet te wachten op nepverdriet.
Niemand neemt het voor Jezus op? Toch wel. Als Jezus sterft aan het kruis belijdt de honderdman dat deze mens waarlijk een rechtvaardige is (23,47). Deze belijdenis alludeert op Jesaja 53,11, waar de Dienstknecht van de Heer eveneens rechtvaardig genoemd wordt. Bij de daaropvolgende begrafenis duikt een onbekende Jozef op. Hij komt uit het Joodse Arimatea, een stad die niet bestaat, een soort Nergenshuizen. Hij wordt voorgesteld als rechtvaardig en kan daarom de Rechtvaardige begraven. Zo wordt aan het eind van het passie-evangelie zowel van Romeinse als van Joodse zijde een onbekende geloofsbelijder opgevoerd.
Preekvoorbeeld
Zo zijn ze allemaal in beeld: Jezus, de leerlingen, de mensen en ook, zij het ver op de achtergrond, de profeet Zacharia, die met zijn woorden dit hele verhaal heeft opgeroepen. Helemaal middenin: de ezel, het veulen. Wanneer bij ons ezels in beeld komen, is het meestal niet zo vleiend: zo stom als een ezel. Zo koppig als een ezel. Wanneer we iets niet kunnen onthouden bedenken we een ezelsbruggetje.
Maar zonder ezel geen Palmpasen. Zonder Palmpasen geen Pasen. De Palmzondag is toch de ingang van de Stille of Goede Week. De ezel heeft al veel vroeger in de Bijbel zijn plaats gekregen. In de Tien Woorden heeft hij recht op een eigen rustdag. Niet zomaar iemand.
De ezel stapt met koppige poten vanuit de profetie van Zacharia (9,9) in de richting van Jeruzalem. In het Hosannaverhaal over de intocht gaat hij bijna helemaal schuil onder de kleren van de mensen. Dat is jammer. Van dichtbij bekeken, zou je een donkere lijn zien langs zijn ruggengraat en een dwarslijn over zijn schouders. Dan zie je dat de ezelsrug is getekend met een kruis.
Zo vormt de ezel van de intocht de brug der zuchten naar de kruisiging. Zoals de ezel van Abraham die zijn zoon zal verhogen op de berg des Heren. Zoals het rijdier van de Samaritaan die barmhartigheid bewijst aan zijn naaste. De ezel is nodig: op weg naar Pasen heeft de Heer hem nodig (Luc. 19,31). Vanwege het kruis.
Gedragen door het hosanna uit de vredespsalm (118,26): Gezegend hij die komt met de naam van de Heer. Laten wij ons voor een ogenblik koesteren in het moment. Volop reden om van harte mee te vieren met de juichende mensen langs de straten, waarin de stenen zouden roepen als de mensen zouden zwijgen (Luc.19,40).
Het is een verhaal van volkomen onbezorgde en kinderlijke vrolijkheid. Voor één keer al het lijden vergeten en voluit werkelijk vieren! Hier wordt uitgebeeld wat mensen hun hele leven lang al uit hun hoofd kennen. Die woorden van hun profeet Zacharia (9,9), het lied van verlangen, de belofte waaruit we telkens weer moed putten. Het uitzicht waarop we steeds weer opnieuw blijven hopen. De psalm van de vrede. Een visioen van de toekomst.
Jubel luide, dochter Sion; / Juich, dochter Jeruzalem!
Zie, jouw koning komt tot je; / rechtvaardig en bevrijdend is hij;
Nederig en rijdend op een ezel: op een ezelshengst, zoon van ezelinnen.
Die oeroude woorden zien we ineens voor onze ogen werkelijk gebeuren! Je weet niet wat je ziet! De ezel is een pakdier, een trekker of een vrachtwagen; geen legertank zoals het paard. Vandaag is de ezel volgeladen met hosanna. Voor je het weet doe je mee, zit je in het verhaal, van harte!
Dat feest, dat voel je in je botten, langs de hoofdstraat, over de markt, langs de beken, door de straten en over de pleinen. Dat viert Jezus met die grote intocht in het klein. Geen militaire parade met paarden en machtsvertoon, met toeters en bellen. Een profetische feeststoet, een processie in alle kwetsbare en gelovige eenvoud.
Van Jezus tot en met de ezel – het is één feestelijk gebeuren! Wat we zien, wat we doen: het uitbeelden van dat oude profetische visioen, van een wereld waarin je veilig mag zijn, vol vrede van oud tot jong. Eindelijk eens een keer zien wat je gelooft! Een wereld waarnaar we allemaal verlangen. Een wereld waarin we allemaal ook willen geloven.
Een wereld waarin je kunt horen: Ik weet dat ik niet beschaamd zal worden. Zoals de knecht van ene in de profetie van Jesaja (50,7). In een flits zet de profeet het zo voor ons neer (50,4): om de uitgeputte mensen te kunnen bijstaan. Nieuwe hoop, nieuwe toekomst.
Daarom is er reden te meer om het feestbeeld van de stad van God niet verloren te laten gaan, maar er meer dan ooit aan vast te houden. Dat de intocht niet uit ons leven zal verdwijnen. Dat het visioen levend zal zijn.
Palmpasen heeft de palmtakken bij zich, de vredespalm, en tegelijk klinkt Pasen er ook alvast in door. Maar om van hieruit naar Pasen te komen moeten we die Stille Week van verdriet en pijn doorgaan. De week van het kruis. De hymne uit de Filippenzenbrief (2,8) gaat op dat spoor verder over een slaaf, aan mensen gelijk (…) vernederd, (…) gehoorzaamheid tot de dood.
De opmaat voor de omslag van feest naar passie. Het gaat over slaan en spuwen, over schande en onrecht, vernedering en dood. In heel de wereld sterven kinderen van honger en geweld. Mensen voelen zich juist niet meer veilig op straat. Optochten worden tot demonstraties. Het kwaad slaat toe midden in het gewone leven.
Jesaja de lijdende knecht van de ene (50,6): Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing. Daarom staat de ezel hier midden in deze viering die vandaag over die ezelsbrug heen gaat: Heden hosanna, morgen kruisigt hem. De ezel draagt de rechtvaardige knecht.
Daar gaat hij met zijn vrienden, gezalfd door een vrouw. Zoals het steeds een vrouw zal zijn, vanaf Eva tot en met Magdalena, die het heil doorgeeft. Zij vertegenwoordigt het leven, de toekomst. Door haar wordt hij gezalfde, Messias.
De leerlingen vertegenwoordigen het volk, de twaalven. Zij staan model voor de rest. Laten wij vooral niet denken zelf buiten schot te blijven. Het gaat voortdurend om Jezus met zijn leerlingen, inclusief Petrus (Luc. 22, 31vv) met zijn grote mond, die hem loochent. Inclusief Judas (Luc. 22,47) die hem overlevert. Inclusief onszelf als luisteraars op afstand.
Daar ligt de diepste kern van de passie: dat degenen van wie wij zoiets het minst zouden verwachten, gewoon wegkijken, ontkennen, loochenen. Straks vertrekken ze allemaal, gevlucht… Het echte verraad is collectief, in de algemene ontkenning.
Gelukkig zijn er ook anderen. Geloofsgetuigen, zowel uit de gojim als uit de joden. Wanneer Jezus sterft aan het kruis herkent de Romeinse officier (Luc. 23,47) hem als ‘rechtvaardige’. Bij de daaropvolgende begrafenis komt een zekere Jozef (Luc. 23,50) in beeld, een rechtvaardige. Dat woord blijft klinken in de stilte. Dan begint de stilte van de sabbat.
Op de avond van Palmzondag loopt een kleine ezel door de stil gevallen straten van de stad, terug naar de stal. Hier en daar slingert nog een palmtakje, hangt een vergeten kledingstuk. Ergens hangt een vleugje visioen in de lucht. In de verte klinkt nog vaag hosanna. De ezel gaat en draagt het kruis op de rug.
inleiding prof. dr. Archibald van Wieringen
preekvoorbeeld drs. Frans Wiersma