Paaszondag, 20-4-2025

By 15 februari 2025 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 203.52 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 15 februari 2025
  • Laatst geüpdatet 15 februari 2025

Paaszondag, 20-4-2025

20 april 2025
Paaszondag

Lezingen: Hand. 10,34a.37-43; Ps. 118; Kol. 3,1-4 (1 Kor. 5,6b-8); Joh. 20,1-9 (C-jaar)

Inleiding

Handelingen 10,34a.37-43
De preek van Petrus in Handelingen 10,34-43 vormt een geheel: de keuze om in het lectionarium de verzen 34b-36 weg te laten lijkt vooral ingegeven door overwegingen over de maximale lengte van een eerste lezing, niet door inhoudelijke redenen. De consequentie van het weglaten van deze verzen is dat Petrus’ preek wat los komt te staan van zijn directe context.

Die context is desalniettemin belangrijk. Heel Handelingen 10 is wel een verslag van ‘een antropologische aardbeving’ genoemd: het is de dag waarop het Hebreeuwse geloof van Petrus universeel gaat. Petrus heeft tijd nodig gehad om te reflecteren op het visioen waarin hem werd gezegd niet onrein te verklaren wat God gezuiverd heeft (vv. 15-17). De ontmoeting met de heidense centurio Cornelius heeft voor hem concreet gemaakt wat zijn visioen betekent: Petrus is de grens overgestapt en de ontmoeting aangegaan met iemand die in zijn traditie als onrein beschouwd werd (v. 28) en is met de afgezanten van Cornelius meegegaan. Nu de ogen van Petrus zijn geopend, kan hij ook zijn mond openen: ‘Nu weet ik zeker dat God geen aanziens des persoons kent’ (v. 34). Van de ervaring met Cornelius heeft Petrus geleerd dat geen mens rein of onrein genoemd kan worden. Dat heeft enorme implicaties. Het betekent dat er geen tegenover in God is. Daarom kan aan de binnenkant staan van een leven met God nooit een legitimatie zijn voor een groepsidentiteit die zichzelf definieert tegenover een ander. Daar waar christenen vallen voor de verleiding van een wij-zij denken, een indelen van mensen die voor en tegen God zijn, zijn ze de ervaring van Petrus met Cornelius vergeten: er is in God geen tegenover, geen rein en onrein.

Vervolgens vertelt Petrus het verhaal van Jezus op een manier die zijn joodse toehoorders kunnen verstaan, te beginnen bij het woord van God dat aan het volk van Israël gezonden is. Over Jezus zegt hij niet zomaar ‘ze hebben hem gekruisigd’, maar: ‘ze hebben hem aan een paal gehangen’, een uitdrukking die de toehoorders duidelijk maakt dat Jezus gestorven is onder een vloek van God, want dat is hoe Deuteronomium de mens beschouwt die zo sterft (Deut. 21,22v, zie ook Gal. 3,13). Het is hier in de preek dat de ‘antropologische aardbeving’ ook voor de toehoorders invoelbaar wordt: de vervloekte is in werkelijkheid de ‘rechter van levenden en doden’, en de bron van ‘vergeving van zonden’ (vv. 42-43).

Kolossenzen 3,1-4
Zie: H.M.J. Janssen, ‘De brief aan de Kolossenzen. Cirkelen rond het mysterie’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 38-46

Johannes 20,1-9
Drie elementen in het verhaal van de twee leerlingen bij het graf vragen om aandacht: de verhouding van de geliefde leerling tot Petrus, de betekenis van de hoofddoek, en het geloof waarover gesproken wordt. Schematisch zou je kunnen beschrijven: de geliefde leerling gaat het graf niet binnen, en ziet de linnen doeken liggen. Petrus gaat het graf wel binnen, en ziet de doeken. Tot zover (vv. 3-6) is er nog geen verschil in ervaring tussen hen beiden. In vers 7 wordt een verschil beschreven: Petrus ziet dat de hoofddoek apart ligt: dat had de andere leerling van buiten het graf niet waargenomen. Dan gaat de andere leerling het graf binnen. Hij ziet hetzelfde dat Petrus ook gezien had en dat hij buiten het graf nog niet gezien had: de hoofddoek ligt apart. En van deze leerling wordt gezegd dat hij gelooft, wat van Petrus niet gezegd is: een tweede verschil. Wat heeft dit alles te betekenen?

Het eerste is dat de doeken die in het graf liggen een contrast vormen met Lazarus, die nog met zwachtels om zijn lichaam en zijn gezicht in een doek uit het graf kwam (Joh. 11,44). Zoveel is meteen duidelijk: hier is iets anders aan de hand dan wat er met Lazarus is gebeurd. Er is echter meer aan de hand: want wat is de reden voor de aparte plaats van de doek die Jezus hoofd heeft bedekt? De evangelist heeft de hoofddoek ook vermeld in het verhaal over Lazarus (Joh. 11,44) maar daar had de doek geen eigen plaats. Over de betekenis van de hoofddoek is door de eeuwen heen veel gespeculeerd. Ik houd het erop dat het een verwijzing is naar Exodus 34,33-35 waar over Mozes gezegd wordt dat hij zijn hoofddoek afdeed om met jhwh te spreken, en hem weer opdeed als hij naar het volk ging om de Israëlieten de glans van zijn gezicht niet te laten zien. De verrezen Christus heeft deze sluier afgelegd: Hij is niet langer in de wereld, maar is naar de Vader gegaan om de heerlijkheid te ontvangen die hij bij de Vader had voordat de wereld bestond (Joh. 17,5).

De geliefde leerling zag, en geloofde (v. 8) Wat geloofde hij? Misschien geloofde hij eenvoudigweg wat Maria Magdalena had gezegd: dat het lichaam van Jezus weg is uit het graf. Dat zou niet triviaal zijn: ontdekken dat het lichaam van een geliefde er niet is, is een angst die familieleden van een verdwenen mens in veel situaties kennen, en daarmee in het reine komen is hard werk.

Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij net als Maria Magdalena gelooft dat het lichaam is weggehaald, want dan zou hij iets geloven dat niet waar was, en dat past niet bij hoe dit evangelie hem schildert. Anderzijds lijkt het ook onwaarschijnlijk dat de geliefde leerling hier van het ene op het andere moment tot een vol geloof in de verrijzenis komt, vanwege de opmerking dat ‘ze nog niet wisten wat de Schrift zei: dat hij moest opstaan uit de doden’ (v. 9). Misschien geloofde deze leerling dat Jezus, zoals hij had gezegd, is teruggekeerd naar de Vader: daar lijkt immers de hoofddoek naar te verwijzen. Zo is geloven vanwege de tekens van het lege graf en doeken voor de geliefde leerling het begin van een nieuw verstaan, dat later verrijkt zal worden in de ontmoeting met de verrezen Jezus en het herlezen van de Schriften. Zo wordt de geliefde leerling een model voor de gelovige zoals Jezus dat later aan Tomas zal voorhouden: iemand die niet gezien heeft, en toch gelooft (Joh. 20,29).
Petrus is nog niet zover. Hij heeft het teken van de achtergelaten hoofddoek wel gezien, maar is nog niet tot geloof gekomen: het teken van de doek zelf brengt dus nog niet tot geloof: het moet verstaan worden.
De geliefde leerling is in dit evangelie (en in alle evangelies) de enige die dat doet. Latere generaties, en wij, kunnen het graf niet binnengaan en de doeken zien liggen, maar wij hebben Schriften, en kunnen daarmee de geloofservaring van de geliefde leerling ook zelf opdoen. Zo is, net als het evangelie zelf, de geliefde leerling hier een getuige die anderen stapsgewijs naar geloof brengt, zoals hij beetje bij beetje heeft geleerd wat het betekent om in Jezus te geloven.

Literatuur
James Alison, Jesus the Forgiving Victim: Listening for the Unheard Voice, Doers publishing, 2013
David F. Ford, The Gospel of John: A Theological commentary, Baker Academy, Grand Rapids, MI, 2021
Sandra M. Schneiders, Written that you may believe: Encountering Jesus in the Fourth Gospel, Crossroad publishing, New York, 2003
Marianne Meye Thompson, John: A Commentary, The New Testament Library, Westminster John Knox Press, Louisville, 2015

 

Preekvoorbeeld

Thema: Opstanding raakt het hart!
Pasen: Nieuw leven – Tot nieuw leven gewekt worden - Christus is opgestaan!

En dus zingen we vrolijke Paasliederen over het leven, over op-nieuw gaan leven. Een gloednieuwe Paaskaars is aangestoken. Zo zijn we vanmorgen in de kerk begonnen.

Maar Pasen begint met donker, met wanhoop. Wie meeluisterde naar de evangelielezing heeft gehoord, dat er onder de leerlingen op deze morgen absoluut geen sprake is van blijdschap en opgetogenheid. Integendeel. Ontsteltenis is een beter woord.
Dat is misschien wel begrijpelijk. Wij staan erachter. Zij staan er middenin, in het gebeuren.

Allemaal maken ze nu de meest donkere periode van hun leven door. Ze hebben zoveel met Jezus gedeeld, het leven, de dagen en de nachten en dat heeft hen zoveel gegeven. Die heel bijzondere avond die ze met hem hadden, is trouwens nog maar een paar dagen geleden. Om nooit te vergeten. Die maaltijd, waarbij hij hun voeten waste; het brood dat hij deelde; de woorden die hij sprak over liefde doen tussen mensen en dat je niet meer bent dan een ander; zelfs hij niet. Ja wel, hij sprak ook wel woorden over moeilijke tijden, maar die zouden ze later wel begrijpen… Er was zo’n diepe, warme verbondenheid die avond – En nu, ineens is dat omgeslagen in een gigantische nachtmerrie. Hij, gevangengenomen, een proces aangedaan, verhoord door de godsdienstige leiders en door de Romeinse machthebber, de massa die scandeerde dat hij dood moest, wat toen ook nog gebeurde … En zij zelf? Hoe ontredderd hebben ze zich gevoeld, weggevlucht, ontkend dat ze hem kenden; om hun eigen vege lijf hebben ze hem verraden. Stiekem is hij begraven, bang als ze waren … Hun hele leven staat op z’n kop.

Vandaag, de sabbat is voorbij. Het is de eerste dag van de nieuwe week, zondag. Wíj zeggen, dit is de opstandingsdag! Maar, de leerlingen?
Voor hen is het nog donker! Zó begint de lezing. Dat slaat niet alleen op het tijdstip van de dag, het slaat ook op hen. De dood is rondom en nieuw leven, opnieuw gaan leven is ver weg. Wij kunnen dat wel indenken. Er zijn in een mensenleven of dat toen was of nu, immers echt donkere momenten als een alles bepalende liefde, een geliefde uit je leven is weggegaan.
Nou, ín dat donker, in die verwarring komt Maria van Magdala ook nog eens met een onthutsende ontdekking. Ze heeft het graf leeg gevonden. Ze kan maar één conclusie trekken: wat we nog van hem hadden, dat lieve lichaam dat we nog konden verzorgen, ook dat is ons ontnomen. Geroofd! En je hoort ze bijna denken, Maria, Petrus en Johannes, nu hebben we niets meer van hem. Het is gedaan.

* Er is een indrukwekkend schilderij. Het hangt in Parijs, in Musée d’Orsay. De schilder Eugène Burnand heeft Petrus en Johannes geschilderd. De achtergrond is eenvoudig gehouden. Beetje licht, beetje blauw, wat ongedefinieerd landschap. Alle accent valt op die twee rennende mannen. Johannes een paar passen voor, z’n handen als in een gebed samengebald ‘Laat het alsjeblieft niet waar zijn.’ Petrus houdt met z’n rechterhand z’n hart vast, een vinger wijst … op hun gezichten zie je angst en spanning, verwarring. ‘Het zal toch niet waar zijn? Gunnen ze hem dan zelfs z’n dood niet, de rust van het graf niet…?’

Johannes komt als eerste bij het graf; blijft staan; kijkt door de opening naar binnen en neemt wat hij ziet zorgvuldig in zich op. Petrus, Símon Petrus, komt na hem en loopt meteen door, het graf in. Johannes volgt hem naar binnen. Aandachtig betreedt hij de ruimte.

Beide mannen zien hetzelfde en toch zien ze elk iets anders... Het graf is leeg, dat wil zeggen op de doeken na, waarin zijn lichaam was gewikkeld. Beiden zien ze dat de doek, die het gezicht had bedekt, opgevouwen/opgerold apart ligt. Alsof een hand, niet de hand van een rover, maar een zorgzame hand de doek netjes en zorgvuldig apart heeft gelegd. En dan staat er dat ene korte zinnetje over Johannes: hij zag het en geloofde.

Nee, we moeten nu niet te gauw conclusies trekken. Noch Simon Petrus, noch Johannes, noch Maria hielden rekening met een opstanding uit de dood. Pas in de volgende verhalen van het evangelie, in de ontmoetingen met de opgestane, zie je hen groeien in dat geloof, dat hij leeft.
Zover is Johannes nu nog niet, maar je ziet hem daar staan en denken, overwegen. Wat is de betekenis van wat ik hier zie? Net of het graf voor hem bezig is inhoud te krijgen. Die zorgvuldig opgerolde en apart gelegde gezichtsdoek, die vult voor hem als het ware die ruimte. Het vult zijn gedachten. Is het een teken? Is er dan nu misschien al iets gebeurd van wat Jezus een paar dagen geleden nog gezegd heeft, toen aan die bijzondere maaltijd?
In zijn hoofd en hart dringt een besef door. Misschien hoeft het niet afgelopen te zijn. Hij is hier niet, dat is duidelijk, maar zou dat kunnen betekenen dat hij nog onder ons is, bij ons, in ons leeft… Is dat misschien het teken? Dat dit graf niet het einde is?
Nee, dat laatste wordt hier niet uitgesproken. Er staat zelfs dat ze uit de Schrift nog niet begrepen hadden dat hij uit de dood moest opstaan. Simon Petrus, Johannes, de leerlingen, de vrouwen, ze zijn nog onwetend, maar misschien is het zoiets, dat bij Johannes doorbreekt. Een sprankje in het hart van Johannes, op deze dag die zo donker begon. Misschien is niet alles verloren… Misschien is er toch hoop…
Wat we zo zien in dit verhaal is dat opstanding voor de leerlingen niet zonneklaar is. Nee, het is eerder een gebeuren dat gaandeweg doorbreekt.

Die sabbat, die stille zaterdag, wat er precies gebeurde in en rond het graf, we weten het niet. De Bijbel vertelt het niet. Het blijft een geheimenis. Er is op die zondagmorgen sprake is van een leeg graf en van leerlingen, zoals Johannes, die gaandeweg ‘gaan zíen en geloven.’ Ze stellen zich open en ontdekken – ook in de ontmoetingen die volgen – meer en meer dat Christus opstaat in hun hart.
** Dit is misschien wel, wat het evangelie ons vooral wil zeggen: het mysterie van de opstanding blijft een mysterie. Maar het lege graf wordt een ópen graf. Christus, zijn woorden en daden, zijn leven is niet toegedekt, niet afgesloten. Integendeel, vanuit dat open graf gaat zijn betekenis voor ons mensen de wijde wereld in. Hij is niet dood, hij leeft.

Misschien is dit met Pasen daarom ook wel de meest wezenlijke vraag die we onszelf kunnen stellen, namelijk of Christus ook in óns hart is opgestaan. Of we dát kunnen vieren vandaag, dat zijn boodschap van liefde en genade, van gerechtigheid en barmhartigheid ook in ons tot leven is gekomen, in onze woorden en daden. Immers als dat zo is, dan gebeurt opstanding ook in ónze donkere wereld; kan er ook nú in deze gure tijden goddelijk licht doorbreken van liefde en genade, van medemenselijkheid en warme aandacht.

Zo gezien klinkt die aloude christelijke roep met Pasen niet triomfantelijk, maar ook als een oproep en een stimulans voor ons allen: Christus is opgestaan!

Praktische suggestie
Als u over een beamer beschikt, overweeg dan om tijdens de preek (bij *) het schilderij van Burnard te tonen: https://www.eugene-burnand.com/disciples%201000%20page.htm (doorklikken voor een afbeelding met hogere resolutie). Als u dit doet, kunt u de afbeelding laten staan tot bij **. Vanaf daar zou een afbeelding van het open graf geprojecteerd kunnen worden. Die afbeelding kan gedurende de rest van de dienst blijven staan. Kies een eenvoudige afbeelding van het open graf, zodat het niet afleidt van de woorden en als een eenvoudig symbool eigen zeggingskracht houdt.

inleiding dr. Stefan Mangnus OP
preekvoorbeeld prof. dr. Jaap de Lange