- Versie
- Downloaden 9
- Bestandsgrootte 374.39 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
3 april 2010
Paaswake
Lezingen: Gen. 1,1(26-31a)-2,2; Ps. 104 (Ps. 33) – Gen. 22,1-(-2.9a.10-13.15-)-18; Ps 16 – Ex. 14,15–15,1; Ex. 15,1-6.17-18 – Jes. 54,5-14; Ps. 30 – Jes. 55,1-11; Jes. 12,2-6 – Bar. 3,9-15.32–4,4; Ps. 19 – Ez. 36,16-17a.18-28; Ps. 42-43 (Ps. 51) – Rom. 6,3-11; Ps. 118; Luc. 24,1-12 (C-jaar)
Inleiding
De viering van de Paasnacht is het centrale liturgische moment van elke christelijke gemeenschap. Dit is het jaarlijkse hoogtepunt van onze geloofsviering. Daarom nemen we niet alleen de tijd om naar meer lezingen te luisteren, maar deze lezingen willen herinneren aan de centrale geheimen van ons leven als volk van kinderen Gods. We danken God voor ons leven, voor elk leven en voor het perspectief op ‘eeuwig’ leven, zelfs al weten we niet goed wat we ons daarbij in onze hoop mogen voorstellen. We danken God vóór alles voor Jezus van Nazaret op het einde van de Goede Week, waarin we de hoogte en diepte van zijn vriendschap voor ons tot ons hebben willen laten doordringen.
Het geschenk van het leven
Het eerste waarvoor we God danken, ook in de Paasnacht, is de schepping. Met andere woorden: voor de gave van het leven. De inaugurale rede van Ellen van Wolde over de eerste bladzijde van de Bijbel heeft in sommige Nederlandse kringen van niet specialisten enige deining veroorzaakt, omdat ze nog maar eens aantoonde dat wat als het scheppingsverhaal bekend staat, niet gaat over het ontstaan van ons heelal, maar over de dragende grond van ons bestaan. Ook al lijkt het leven een toevallig resultaat van een evolutie waarvan we het begin en het einde niet kennen, toch mogen we vertrouwen dat het een geschenk is van ‘Iemand’ die in de volste zin van het woord het goede met ons voor heeft. De antwoordpsalm (104) wil daarom ook niet anders zijn dan een uitdrukking in woorden van wat we met al de ons gegunde tijd en energie geroepen zijn te doen: een dankbare lofzang zijn op die overstromende liefde.
Het leven is een geschenk
De tweede lezing brengt het verhaal van de verschrikkelijkste beproeving van Abraham. Onze gelovige Joodse broers en zussen noemen het ‘de binding van Isaak.’ Maar ik denk dat de christelijke traditie toch niet ten onrechte spreekt van Abrahams offer. Want als God hem op zijn vijfenzeventigste verjaardag gevraagd heeft afstand te doen van zijn verleden – zijn land, zijn familie –, dan vraagt hij hem nu, meer dan 25 jaren later, ook van zijn toekomst af te zien: de nakomeling die hij van God gekregen had. In de liturgie leest men het verhaal slechts tot en met vers 18. Maar in de volgende zin (v. 19) keert Abraham terug naar zijn knechten en ‘samen gingen ze op weg.’ Zoals in verzen 6 en 8 Abraham en Isaak ‘samen gingen.’ Maar in vers 19 is Isaak uit het verhaal verdwenen. Alsof Abraham hem inderdaad kwijt is. De Heer voorziet in een ander nageslacht voor Abraham, zoals hij zijn beloften altijd onverwacht anders en mooier inlost dan wij het ons voorstellen. Als wij tenminste bereid zijn te vertrouwen in wat we met het evangelie (Joh. 12,24) de ‘wet van de graankorrel’ zouden kunnen noemen. Het ‘verrijzenisleven’ is een letterlijk onvoorstelbaar geschenk voor wie zijn leven durft verliezen voor het geluk van een ander.
Tegelijk betekent het verhaal van Abrahams beproeving een goddelijk nee tegen een bepaald soort offerbereidheid, zoals die van de hogepriester Kajafas, die bereid was één mens te offeren opdat het hele volk niet ten onder zou gaan (Joh. 11,50). Maar die ene was dan wel niet de spreker zelf. Wat is een offer eigenlijk? Een geschenk aan God? Maar waarom? Om de goden gunstig te stemmen en van hen gedaan te krijgen wat wij verlangen (vergelijk de bede van de zonen van Zebedeüs in Mar. 10,35)? Om onze schuld tegenover God af te lossen? Of om onze dankbaarheid uit te drukken met wat nooit een waardige ‘wederdienst’ kan zijn? Leert de Bijbel ons niet dat alles een kwestie is van genade: geven en ontvangen, geschenk en wederzijdse dienstbaarheid? Prestatie en verovering zijn in de grond slechts zelfbedrog.
Het verhaal van Abrahams beproeving is een goddelijk nee tegen elke vorm van mensenoffers. Zowel bijvoorbeeld in het verkeer als in de rechtspraak. Onze manier van leven, de politiek die onze vertegenwoordigers bedrijven.… zijn nog zo vaak gebaseerd op het aangehaalde principe van Kajafas. Daarentegen is voor God iedere mens – ook een moordenaar, een terrorist of een kinderverkrachter – een zondaar die Hij lang en gelukkig wil zien leven (Ez. 33,11). Hoe lang zullen we nog moeten werken aan een rechtssysteem waarin elke zweem van wraak uitgebannen is. Een rechtssysteem dat niet alleen oog heeft voor de veiligheid van daadwerkelijke en mogelijke slachtoffers, maar ook voor de bekering waartoe de profeet oproept? Een regeling van de arbeid en een hele economie die geen ‘slachtoffers’ meer maken?
Het geschenk van de vrijheid
In de Paasnacht kan natuurlijk niet het verhaal ontbreken van de bevrijding die Jezus zelf in Jeruzalem viert ondanks alle doodsbedreigingen. Het was het nationale bevrijdingsfeest van het Joodse volk. Een bevrijding die weer een geschenk uit de hemel was, want zelfs als de redding van onze voorouders te danken was aan de moed van Mozes, aan gelukkige weersomstandigheden, aan de zwaarte van de wagens van Farao die in het slijk vastreden of wat dan ook, dan nog blijft de geschiedenis een wonder. Ook als we onze vrijheid en ons geluk te danken hebben aan onze wijsheid en aan goede afspraken, waaraan hebben we het te danken dat wij wijs kunnen zijn en dat we mogen leven met goede afspraken (zie 1 Kor. 4,7)?
Leven is hopen
Pasen is het feest van de hoop. Een hoop die stoelt op het vertrouwen in een God die als een trouwe liefhebbende echtgenoot is (Jes. 54,5). Een hoop die steunt op de ondervonden bevrijding in het verleden en die daarom durft uitkijken naar een toekomst van vrede en gerechtigheid voor onze kinderen (Jes. 54,13-14). Als het leven soms tegenzit, als Gods volk door een Shoah afdaalt in het graf (Ps. 30,10), weigert het toch te wanhopen.
En dan biedt de Paasnacht ons die onuitputtelijke profetie van hoofdstuk 55 uit Jesaja ter overweging aan. De droom waarvoor God ons gemaakt heeft: voedsel waarvoor niet betaald moet worden (v. 1), want de aarde is vruchtbaar genoeg en niemand wil een ander zien honger lijden. Niemand die nog geld besteedt aan gelukbelovers die hun beloften niet waarmaken (v. 2). Geen volk, cultuur of godsdienst meer die we als vijand dienen te behandelen, want alle volkeren willen aansluiten bij de familie van Gods geliefden (v. 5). Gelukkig zijn Gods plannen en Gods politiek niet de onze…! Waarom zouden we niet wat meer luisteren naar Hem? En zijn lof bezingen voor alle volkeren (Jes. 12)? Waarom niet meer tijd maken om te leven van Gods Woord en ook te mediteren over de lezingen die in vele Paasnachtvieringen worden overgeslagen?
De twee stukken uit de profetie van Baruch gaan voort in de lijn van de lezingen uit Jesaja en herinneren Israël aan de twee ‘grondgeboden’ uit de Thora en de profeten: het eerste: ‘luister’ (Bar. 3,9; cf. Deut. 6,4) naar Gods wijsheid en leer uit de geschiedenis. Het tweede: ‘bekeer u’ (Bar. 4,2).
Leven voorbij de dood
Maar meer dan een prestatie van ons is onze bekering uiteindelijk ook een gave van Godswege. De reeks lezingen uit het Oude Testament eindigt met de belofte dat God het hart van zijn volk zal bekeren (Ez. 36,26). Dit is de hoop die met Pasen een begin van vervulling kreeg.
In tegenstelling tot de gangbare opvatting dat de opstanding pas begint na de biologische dood, stelt Paulus in zijn brief aan de Romeinen dat het verrijzenisleven al begint bij het doopsel. Want door de onderdompeling in het water neemt de christen deel aan Jezus’ onderdompeling in de dood, om langs de andere zijde van de doopvont uit het water op te stijgen als symbolische deelname aan het nieuwe leven van Christus: een leven van niets dan liefde in God (zie Rom. 6,3-11).
Ongelofelijk
Het hoogtepunt van de woorddienst in de Paasnacht is het verhaal van de verkondiging van Jezus’ opstanding. Dat is een boodschap die de vrouwen krijgen die hem gevolgd waren tot op Golgota (Luc. 23,49) en die hem mee hadden begraven en nu terug waren gekomen om hem de laatste eer te betuigen. Hun liefde voor Jezus hield niet op bij de dood van hun Meester. Juist daarom konden ze de eersten zijn die mochten ontdekken dat hij nog steeds leeft. Of beter: dat hij nu leeft voorbij dood en graf.
De boodschappers van leven (dat betekenen hun ‘stralend witte kleren’) herinneren de vrouwen aan Jezus’ woorden. Want het zijn die woorden die doen begrijpen wat zijn manier van sterven betekent. En dat mogen we voortvertellen, hoe ongeloofwaardig en dwaas het ook klinkt, niet alleen voor de wijzen van deze wereld (cf. 1 Kor. 1,23.25), maar zelfs voor de apostelen, die toch door Jezus zelf gekozen waren en gezonden om zijn werk voort te zetten…
Maar ondanks zijn vooroordeel tegenover wat kletspraat van vrouwen lijkt, gaat Petrus toch kijken. Misschien heeft hij iets geleerd uit zijn tranen na zijn verloochening van Jezus. Misschien was hij toch te veel zelf ook vriend van Jezus om niet minstens nieuwsgierig te worden en bezorgd als er iets mis zou zijn zelfs met het dode lichaam van Jezus. Hij zag alleen de linnen doeken in het graf en is zoals de vrouwen verwonderd over wat er gebeurd was. Maar wat er gebeurd was kon hij alleen weten uit het profetische getuigenis van de vrouwen.
Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, betekent voor ons en voor heel de mensheid dat er een God is die ons liefheeft en ons nooit in de steek laat, ook niet in de dood. Dat we er dus niet alleen voor staan en dat we dus niet gedoemd zijn onszelf te redden en zelf maar te zien hoe we een oplossing vinden voor ons slecht geweten, zoals de hogepriesters van de wereldse godsdienst aan Judas zegden. Nee, God is barmhartig. Hij vergeeft onze zonde en geeft ons een nieuwe kans, zelfs voorbij de dood.
Preekvoorbeeld
Dit is een bijzondere nacht, een nacht vol verhalen en rituelen. Die verhalen en rituelen cirkelen rond het geheim van ons leven. Dat geheim vieren we vannacht. We zouden samen moeten zijn tot de zon opkomt en niet uitverteld raken. Want het is ‘goed, tof’ dat we leven. Het is de moeite waard daarbij stil te staan. Even geen haast en drukte. Er is geen reden toe. En dan nóg krijgen we het bijbelboek vannacht niet uit. Een overvloed aan verhalen, om te ontdekken wie we zijn. Daar blijf je een leven lang mee bezig. Al die verhalen vertellen op eigen wijze en in geuren en kleuren hoe we zijn, van waar we zijn gekomen en waarheen we gaan. Ons eigen verhaal mag daarin volop meeklinken, juist omdat wij die mensen zijn. We zingen daarover. We beelden het uit met vuur, licht, water, brood.
We maken deze avond een beweging vanuit het donker naar het licht. Het is onze cultuur niet/niet meer om te wachten op de dageraad. Het kunstlicht beschermt ons in de nacht tegen het diepste duister. De agenda dwingt ons in het keurslijf van nuttige tijdsbesteding. Hoewel…? Hoe veel leven blijft ongeordend? Hoe veel angst houdt zich onder onze oppervlakkigheid verscholen? Hoe velen liggen wakker in de nacht of zijn aan de arbeid? Hoe veel leven wordt er juist wél gedeeld en gevierd in de schaduw van de nacht?
Zullen ook wij doortrekken tot het eerste licht? Zullen wij ons niet beperken tot de enkele centrale verhalen die we zojuist hoorden, verhalen van schepping, uittocht, dood en doop, opstanding?
Want dit is dé nacht van het jaar. In christelijk perspectief overwint het licht definitief het duister. We zijn de winter doorgekomen en de lente dient zich aan. De zon heeft aan kracht gewonnen. Er is nieuw leven op aarde. Er is opnieuw groei en bloei. Maar er is meer. Nieuw leven betekent ook dat de koude van vijandschap tussen landen en volkeren eindigt. De kilte van onze samenleving en kerken hoeft niet. We zijn niet aan ons lot en aan onszelf overgelaten. We vieren een nieuw begin. We leven op.
Deze nacht is een nacht van gedenken, maar ook een nacht van danken. Want de verhalen die we hoorden gingen niet over eens en ooit. Ze gaan over hemel en aarde; ze gaan over onze aarde met al wat daar leefde, leeft en zal leven. Ze gaan over mensen van vroeger, nu en in de tijd die komt. Ze gaan over het geschenk van ons leven en het geschenk van eeuwig leven.
Maar God wekt geen fossielen op maar doden. Hij doet niet in prehistorie maar in de geschiedenis van mensen, iedere tijd opnieuw, met ons vannacht. Deze verhalen zijn altijd actueel, maar niet vluchtig als het nieuws van de dag. Ze gaan over het beginsel van ons leven: dat het ons gegeven is, dat we het als opgave hebben ontvangen, dat het kostbaar is, dat het uit vriendschap en liefde is, gratuit, vol van geluk en genade. We mogen beseffen dat God een begin heeft gemaakt en doorgaat. Dat overdenken mag culmineren in onze dank en lofprijzing. Onze Halleluja’s verstommen niet.
Leven vormt een mysterie. Wonderlijk is hoe al het levende zich ontvouwt, een complexe wereld, verbazend ingewikkeld, maar ook zeer divers. Geëvolueerd uit oersoep en chaos, geschapen uit een wirwar, een warboel. Woest, leeg, waanzin, onbewoonbaar de aarde. Duisternis en afgrond. Aardedonker. Schepping en evolutie beiden. Deze nacht brengt ons bij het begin van het begin en bij het begin van alles wat gaat worden en zich ontwikkelen.
In het najaar ontstond opeens een discussie over het woord ‘scheppen.’ Kon je daar wel van spreken, over ‘scheppen’, zo maar uit het niets? Er is veel discussie mogelijk over wat er nu echt staat als je de Bijbel openslaat.
Rabbijnen lezen en vertalen wel eens ‘dat God met wijsheid alles geschapen heeft, met de wijsheid van de boeken van Mozes.’
Rabbijnen lezen en vertalen wel eens: ‘In een begin schiep god hemel en aarde.’ Hij had de schepping al vele malen op touw gezet en begint iedere keer opnieuw op de puinhopen. Want je schudt de schepping niet uit je mouw. Je moet er alles voor over hebben. Het is strijden, vechten.
Rabbijnen lezen en vertalen wel eens: ‘Het is scheiden, uit elkaar trekken, zelfs zoiets als het rooien van bomen, de ruimte die dan ontstaat.’
Scheppen is dan zoiets als: ruimte maken, ordening aan brengen. De kluwen ontwarren. God schept ruimte. Dat vind ik een mooie gedachte. God doet een stapje opzij en hij geeft ons een ruimte om te leven. Hij schenkt ons ook vrijheid.
Die ruimte behoeft inrichting. Zij is in staat van wording. Wat die ruimte zal zijn moet nog geboren worden. Het moet een thuis worden voor wie in die ruimte gaat leven. In die ruimte moet je kunnen wonen. Liefst wat behaaglijk en vooral veilig, beschermd, geborgen.
Het kan er vandaag op aarde zo aan toegaan dat het is alsof mensen nog vóór de eerste dag leven – geen licht, geen leven, geen bewoonbare aarde maar chaos. De samenleving is dan weer verkeerd in een bijbels Egypte. Mensen zien er niet uit – levend dood en ongeboren. De gebeurtenissen slokken mensen op als die draaikolk van onstuimig tekeergaand water van voor het begin. Dat beeld staat voor de natuur die tekeer gaat maar helaas niet minder mensen die menen alles te mogen zeggen en doen. De grond wordt onder voeten weg geslagen.
En dan: een oerknal? Maar wie zou die horen?
Een zuchtje wind, de ademhaling Gods. De vleugels weids en beschermend uitgespreid zweeft die. Zij wil ons wat zeggen…En hij zal ons oppakken voor we niet meer boven kunnen komen.
En dan kan het beginnen. Er klinken woorden op die ademtocht – tien woorden – en alles krijgt zijn naam, wordt bij zijn naam geroepen. Het is niet meer onbestemd, chaotisch, gevaarlijk en beangstigend. De beperking schept orde en rust. Er zij licht naast donker. Dan water in de hemel en water op aarde. Onder de hemel ontstaan tijd en ruimte. Zee en land worden geordend.
Alles krijgt zijn bestemming, de aarde en de hemel, en dan ook al wat leeft op de aarde, of in de lucht die ons omgeeft. Het mag er allemaal zijn. Wij mogen er zijn. En of God bestaat is geen vraag, want God is er bij, helemaal. Zo ben ik die ik ben en ik zal er zijn. Een mantel van licht is hij, licht van licht.
Gaat de mens meedoen? Gaat hij wandelen in de schaduw van God? God imiteren? Schept hij zelf ruimte voor de ander? Volgt hij de weg waarop je beeld en gelijkenis bent? Laat ik mij roepen? En jij, laat jij je roepen, bij je naam? Jij mens… van stof, bloed en gal en tegelijk van hemelstof gemaakt… godgelijkend…bestemd voor ruimte en toekomst die zich nog opent?
Het wordt ons aangezegd. Mens ben jij, die thuis is op aarde door de taal waarin Hij woont, die als eerste door god aangesproken, zich laat aanspreken door anderen…mannen en vrouwen die gelijkaardig en gelijkwaardig zijn.
En dat houdt nooit op. Het graf is leeg. Je vindt er niet wat leven doet. De ochtend gloort van leven opnieuw, eeuwig leven. Vol verwondering zijn wij over wat er gebeurd is en over wat er komt. Woorden klinken, op de adem van de Geest: Hij is niet hier, hij is uit de doden opgewekt. Zalig Pasen!
Rik Hoet, inleiding
Nico Kok, preekvoorbeeld