Maria Tenhemelopneming, 15-8-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 1
  • Bestandsgrootte 193.19 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 6 juni 2023
  • Laatst geüpdatet 6 juni 2023

Maria Tenhemelopneming, 15-8-2023

15 augustus 2023
Maria Tenhemelopneming

Lezingen: Apok. 11,19a; 12,1.3-6a.10a; Ps. 45; 1 Kor. 15,20-26; Luc. 1,39-56 (A-jaar)

 

Inleiding

Eerbiedwaardig is voor ons het feest dat de dag herdenkt
waarop de Moeder van God de tijdelijke dood onderging,
maar desondanks niet kon worden vastgehouden door de banden van de dood,
zij die uit haar lichaam heeft voortgebracht
uw Zoon, onze mens geworden Heer.

De oudste benaming voor het feest van Maria Tenhemelopneming is de dormitio, het inslapen van Maria. Oude schilderingen tonen Maria op haar sterfbed, terwijl de apostelen haar omringen en zich over haar dode lichaam buigen (zie bijvoorbeeld de apsis in de Dom van Spoleto).
Pas veel later wordt de Tenhemelopneming van Maria uitgebeeld als een triomfantelijke intocht in de hemel, waar zij door God de Vader wordt verwelkomd, terwijl de apostelen haar vanaf de aarde nastaren.
Uit de tweede schriftlezing (1 Kor. 15,20-26) wordt duidelijk wat de betekenis is van het feit dat wij vandaag het feest van het inslapen van Maria vieren. Paulus schrijft aan de gemeente van God in Korinte: ‘Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen allen ook tot leven komen in Christus. Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer Hij komt, zij die Hem toebehoren’ (1 Kor. 15,20-23). Maria, de moeder van Jezus, is de eerste die Christus toebehoort.

Lezing uit de Openbaring: 11,19a-12,10ab
In het boek Openbaring/Apokalyps bemoedigt Johannes vanuit de strafkolonie Patmos – ‘Ik, Johannes, uw broeder, die door onze eenheid met Jezus net als u deel in de ellende, het koninkrijk en de standvastigheid’ (1,9) – zijn broeders en zusters die door de Romeinen verdrukt en vervolgd worden. In dit verzetspamflet ontmaskert hij de geschiedenis van onrecht en verdrukking en onthult hij hoe Gods bevrijding in Jezus Christus in de geschiedenis doorbreekt.
Met een lofzang in de hemel wordt de toon gezet voor onze perikoop: ‘Nu begint het koningschap van onze Heer over de wereld, en dat van zijn Messias. Hij zal heersen tot in eeuwigheid’ (11,15.16.18). Na deze hemelse lofzang gaat Gods tempel in de hemel open en wordt de ark van het verbond zichtbaar (11,19). In deze ark liggen de twee stenen platen met de Tien Woorden erop (1 Kon. 8,9). De ark van het verbond is een teken van Gods trouw aan zijn volk Israël. Uit de strijd tussen de barende vrouw en de vuurrode draak zal Gods trouw opnieuw blijken (12,1-6.10). Een indrukwekkend teken aan de hemel staat tegenover een tweede teken aan de hemel (12,1.3): ‘Een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd’ wordt bedreigd door ‘een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon’. De majesteitelijke vrouwe Israël (Hoogl. 6,10) baart haar kind, op wie de draak – de tegenspeler van God – het gemunt heeft. De draak slaagt er wel in om een derde van de sterren aan de hemel op de aarde neer te smijten, maar dankzij Gods bescherming kan hij het kind niet verslinden. Het kind van de vrouw – een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden – wordt direct na de geboorte weggevoerd naar God en zijn troon. In de woestijn geniet de vrouw de bescherming van God totdat de tijd van de draak/de Satan voorbij is.
In de hemel voert Michaël met zijn engelen strijd met de draak en zijn engelen. Zij worden door Michaël verslagen en op de aarde gegooid (12,7-9). Opnieuw klinkt er een lofzang in de hemel: ‘Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn Messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht’ (12,10).
De vervloeking van de slang/draak wordt opnieuw werkelijkheid:

Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan…
Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare,
zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.
(Gen. 3,14a.15)

De vrouw is een beeld van Gods volk in de verdrukking, van de onderdrukte zeven gemeenten in Asia. Zij wordt beschermd door God, baart een zoon, een herder, Gods Messias. Dankzij zijn heerschappij is er een einde gekomen aan de macht van de aanklager. Een nieuw Jeruzalem zal uit de hemel neerdalen. Er is weer toekomst voor Gods volk: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij’. (21,3-4)

1 Korintiërs 15,20-26
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56

Evangelielezing: Lucas 1,39-56
Lucas 1,5-25.26-38 vormt een tweeluik. Op het linkerpaneel staat de aankondiging van de geboorte van Johannes (= God is genadig) uit de bejaarde en onvruchtbare priester Zacharias en zijn vrouw.
Op het rechterpaneel staat de aankondiging van de geboorte van Jezus (= God bevrijdt) uit de ongehuwde maagd Maria/Mirjam, die uitgehuwelijkt is aan Jozef uit Nazaret.
Beide panelen verduidelijken elkaar door hun overeenkomsten en verschillen. Het linkerpaneel staat in dienst van het tweede. Johannes is de wegbereider voor zijn neef Jezus (3,15-16).
Tegen de kleurrijke achtergrond van dit tweeluik klinken de woorden van onze perikoop (1,39-56): De engel heeft aan Maria een teken gegeven om te ‘bewijzen’ dat wat van Godswege aan haar zal geschieden echt waar is. Haar nicht Elisabet is ook zwanger, zoals Sara op haar hoge leeftijd (1,35-36; Gen. 18,1-15). Daarom staat Maria in die dagen (Mich. 4,1) op – hetzelfde woord als voor de opstanding wordt gebruikt – en trekt met spoed naar een stad van Juda, naar haar verwanten Zacharias en Elisabet (1,39). Maria begroet Elisabet en dankzij deze begroeting wordt het ‘bewijs’ geleverd: het kind springt van vreugde op in de schoot van Elisabet. Maria’s ‘mij geschiede naar uw woord’ – ‘laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd’, NBV– is op goede gronden uitgesproken (1,38). Voor God is inderdaad niets onmogelijk (1,37).
Vervuld van de heilige Geest schreeuwt Elisabet een zegenbede uit. Zo wordt duidelijk dat dankzij Maria’s ja-woord tegen de Allerhoogste in haar schoot God aan het licht komt. Deze gezegende onder de vrouwen is/wordt de moeder van de Heer (1,40-44; Recht. 5,24). Zoals de bergen springen van vreugde vanwege de bevrijding van Godswege (Ps. 98,8; 114), zo springt het kind van Elisabet van vreugde op in haar schoot. Voor de onvruchtbare Elisabet is er bevrijding van haar smaad van kinderloosheid (Ps. 113). De bevrijde Elisabet wijst Maria aan als de moeder van de Heer. In haar voetsporen zal Johannes de weg bereiden voor de Heer (1,3.4-6.15-16) Elisabet prijst Maria gelukkig (Ps. 1; Luc. 8,21;11,28) omdat zij zich metterdaad heeft toevertrouwd aan het woord dat de engel namens de Heer gesproken heeft (1,45).
Dankzij Maria’s medewerking kan de belofte uit Micha opnieuw werkelijkheid worden. Gods toekomst breekt door in de geboorte van twee kinderen met een naam/programma van genade (Johannes) en bevrijding (Jezus), stichters van Gods gerechtigheid en vrede, een vernieuwde toekomst, Gods messiaans koninkrijk.
Maria/Mirjam en Elisabet delen alvast met elkaar deze vreugde, hoop voor de vernederden die door de Barmhartige fier op de benen worden gezet. Terwijl Elisabet als eerste Maria lof toezingt (1,44v) kan Maria niets anders dan met de woorden van Hanna (1 Sam. 2,1-10) haar Magnificat zingen:

Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder (1,46v).

De gekozen Schriftlezingen voor dit Mariafeest belichten Maria op verschillende wijzen: ark van het verbond, een vrouw bekleed met de zon met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd (Marianum), een barende vrouw, de meest gezegende van alle vrouwen, de moeder van de Heer en ‘zijn minste dienares’.
Maria is de personificatie van de kerk. Wat aan haar gebeurt – de eerste die Christus toebehoort – is een belofte voor ons allen.

Wees gegroet, onze toevlucht, wees gegroet onze roem;
want door u is ons geslacht tot de hemel verheven.
Bid God, die uit u werd geboren,
dat Hij zijn Kerk vrede en rust moge zenden.
Dat Hij door de kracht van uw gebed
aan de aarde en haar bewoners volkomen vrede geve
.
(Oud Syrisch gebed)

Franciscus van Assisi begroet Maria zo:

Wees gegroet, vrouwe, heilige koningin.
heilige moeder Gods, Maria,
die als maagd kerk zijt geworden
en werd uitverkoren door de allerheiligste Vader uit de hemel,
die door Hem gewijd werd
met zijn allerheiligste beminde Zoon
en de Heilige Geest, de helper,
in wie was en is
alle volheid van genade en al het goede,
Wees gegroet, zijn paleis,
wees gegroet, zijn tent,
wees gegroet, zijn huis,
wees gegroet, zijn kleed,
wees gegroet, zijn dienares,
wees gegroet, zijn moeder
en gij, alle heilige deugden,
die door de genade en de verlichting van de Heilige Geest
wordt ingestort in de harten van de gelovigen
om van trouwelozen mensen te maken
die trouw zijn aan God.

Literatuur
De Bijbel Literair, 548-551; 754-755
De Bijbel Spiritueel, 567-573; 769-775
M. Deckers-Dijs, Apokalyps, ’s-Hertogenbosch/Leuven 2000
G.P. Freeman e.a, Franciscus van Assisi. De Geschriften, Haarlem 20062
J. Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018, 24-25
J. Smit, Het verhaal van Lucas, Zoetermeer 2009
H. Welzen, Lucas, ’s-Hertogenbosch/ Leuven 2011

 

Preekvoorbeeld 

Het is een tafereel vol vreugde, dat de evangelist Lucas ons vandaag schildert. Twee vrouwen ontmoeten elkaar in de blijde wetenschap, dat ze allebei een kind verwachten. Maria heeft kort geleden een wonderlijk bezoek gehad van een engel, die haar vertelde dat ze een kind zal krijgen. Het kind zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Ze moet hem de naam Jezus geven, God redt.
De engel heeft Maria een teken gegeven om te ‘bewijzen’ dat wat God belooft echt waar is. Haar nicht Elisabet is ook zwanger, zoals Sara op haar hoge leeftijd. Kort erna staat Maria op – hetzelfde woord als voor de opstanding wordt gebruikt – en trekt met spoed naar een stad van Juda, naar haar verwanten Zacharias en Elisabet. Maria begroet Elisabet en dankzij deze begroeting wordt het ‘bewijs’ geleverd: het kind springt van vreugde op in de schoot van Elisabet. Elisabet prijst Maria opgetogen gelukkig, omdat zij geloofd heeft wat God haar toegezegd heeft.

Wanneer je dit blijde tafereel voor je ziet, zou je bijna vergeten, dat het plaats vindt in een tijd die voor de inwoners van Juda helemaal niet opwekkend en bemoedigend was. Juda werd al jaren door vreemde mogendheden overheerst, eerst door de Grieken, en nu al weer 60 jaar door de Romeinen. Hun regels en belastingstelsel golden er. Hun soldaten liepen er rond. De Joden mochten slechts in beperkte mate hun godsdienst beleven. Hun koningen waren onderhorig aan de Romeinen. De bevolking moest belasting betalen aan hun eigen overheid én aan de Romeinse keizer. Het volk zuchtte onder de overheersing en droomde van bevrijding, van rechtvaardigheid. Er worden door bepaalde groepen plannen gemaakt voor een guerilla. Dit alles geeft de ontmoeting tussen deze twee vrouwen een andere kleur.
Hoe kunnen deze vrouwen zo blij zijn met hun zwangerschap? Hebben hun kinderen perspectief in zo’n land, zo’n tijd? Hun opgetogenheid lijkt in tegenspraak met de harde realiteit die hen omringt.

Ik moet denken aan een vriend die ik kort geleden sprak. Hij was terneergeslagen. Zo kende ik hem niet. Hij zocht naar vreugde, optimisme, vertelde hij, maar ‘er gebeurt zoveel in onze wereld, dat me verontrust en dat me een ‘unheimisch’ of machteloos gevoel geeft.’ Hij is niet de enige die hiermee worstelt. Een vriendin volgt een cursus op internet over ‘active hope’. Ze is op zoek naar uitzicht in deze tijd vol onzekerheid door klimaatverandering, door de oorlog in Oekraïne en de vele mensen die van huis en haard verdreven zijn. Misschien herkent u hun onrust en ongerustheid en hun verlangen naar perspectief.
Wat is het geheim van de vreugde van Maria en Elisabet in tijden van verdrukking? We zouden dat wel willen weten.
De onvrede en angst in Juda moeten Maria en Elisabet opgemerkt hebben. Het klinkt ook duidelijk door in het lied van Maria: er zíjn mensen die verdrukt worden door wie zich verheven wanen, er zijn mensen die honger lijden. De beide vrouwen zullen gezien hebben hoe velen geen houvast meer hebben en menen, dat God zich verbergt of zijn volk vergeet. Het is dan bepaald niet gemakkelijk om zelf hoopvol en gelovig te blijven.

Het is opmerkelijk met welke woorden Elisabet Maria begroet: ‘Gezegend ben je onder de vrouwen.’ Dat zijn woorden die ooit zo gezegd zijn tegen vrouwen die vijanden van Israël versloegen. Maria wordt dus aangesproken als een vrouw die bevrijding brengt en er zelf krachtig toe bijdraagt. Inderdaad, Maria gelooft dat zij zelf wordt ingeschakeld door God. Evenals haar nicht Elisabet. Ja, heel dichtbij, met hun lijf, hun eigen lichaam kunnen ze bijdragen. Zij mogen een mens ter wereld brengen die iets nieuws zal beginnen. God is werkzaam, merkbaar en concreet, in en door hen beiden. Daar wil Maria actief aan meewerken. Zij is iemand die tegen alle ellende in onverwoestbaar ruimte blijft maken voor dit nieuwe begin.
Maria wordt door Elisabet geprezen vanwege haar geloof, haar vertrouwen. Het is geen ongegrond geloof, geen ongegronde hoop voor Maria. In een lied kijkt zij terug op de geschiedenis van haar volk. Het doet sterk denken aan het lied van een andere moeder uit Israël, Hanna, de moeder van Samuël. Maria heeft, zo blijkt, hetzelfde opstandige geloof: zo velen hebben Gods steun ervaren, zingt zij. God heeft steeds de kant van de gewone, geringe mensen gekozen en zal dat blijven doen. God keert ten behoeve van hen alle machtsverhoudingen om. Dit is nu opnieuw gebeurd in haar eigen leven, haar eigen lichaam. Maria’s vertrouwen zet haar aan tot haar lofprijzing van God, een protestsong vol revolutionaire hoop. Een vergelijkbare tekst die machthebbers aanklaagt, zou, lijkt me, tegenwoordig in menig land niet gedoogd worden.

Misschien ligt hier de kern van haar vreugde: Maria verwacht Gods werkzaamheid niet als iets dat nog komen moet, nee, ze weet, die was er al vóór ons. En ís er al, nu. En: Gods werkzaamheid komt niet van buitenaf. Het gebeurt van binnen uit, zowel in haarzelf als in Elisabet. Niemand kan hen dit meer afnemen. Vanuit dit geloof doen zij wat zij kunnen op hun plek. En, zoals wij achteraf weten, kan dat wat zo klein en onbeduidend begint, grote gevolgen hebben.

Ruim honderd jaar later wordt de jonge kerk in Azië vervolgd door de Romeinse overheid. Een zekere Johannes schrijft dan de Apocalyps, een verzetspamflet, waarin hij in een soort geheimtaal voor ingewijden de onderdrukking aan de kaak stelt. Hij gebruikt het vertrouwde beeld van de zwangere vrouw om zijn geloofsgenoten moed in te spreken. De vrouw is dan een beeld van Gods volk in verdrukking. Opnieuw is zij het beeld van een nieuw begin dat God maakt. Wie deze passage las of hoorde, moest behalve aan de kerk ook aan Maria en haar krachtige geloof denken.
Het is niet eenvoudig om tegen alles in, in ons hart, ons leven, ons lichaam, ruimte te blijven maken voor een dergelijke hoop, voor een nieuw begin. Het is iets dat veel kracht kost – die hebben we niet altijd.
Toch geldt de opstandige boodschap van Maria ook voor ons. Ook in ons heeft God een kiem gelegd van iets nieuws. De Middeleeuwse Duitse theoloog Meister Eckhart zegt het zo: we kunnen als mens allemaal vruchtbaar worden als een vrouw, en hij zegt zelfs: ‘De geboorte van Jezus uit Maria is voor God van geen waarde, wanneer hij niet in ieder van ons geboren wordt.’ Met andere woorden: wat we verwachten en waar we op hopen, hoeven we niet ver weg te zoeken, het ligt dichtbij, we kunnen het vinden in onszelf. Daar is God werkzaam. Het gaat erom dit evenals Maria te beamen en er actief aan mee te werken.

Een gedachte van een andere Joodse vrouw, de Duitse filosofe Hannah Arendt, sluit hier wonderwel bij aan zonder dat zij zelf actief gelovige was. Hannah Arendt leefde in een tijd van verdrukking zonder weerga. Ze moest vluchten voor de verschrikkingen van de nazi’s. Toch is haar filosofie doortrokken van liefde tot het leven en de wereld en blijft ze hopen. Ze dacht na over het geboren zijn van iedere mens. Ze schrijft: iedere mens is door zijn of haar geboorte uniek en kan juist dáárdoor iets totaal nieuws in de wereld brengen. Dat noemt ze het wonder van het nieuwe begin. Dat blijft hoop geven op verandering. Het geeft ons ieder ook verantwoordelijkheid.
Laten we bidden voor elkaar en onszelf dat onze hoop en ons geloof het niet begeven. Dat we ons er, als Maria, aan over durven geven en er actief aan meewerken dat God in en door ons voortdurend werkzaam blijft in deze wereld.

inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld Marian Wisse