- Versie
- Downloaden 25
- Bestandsgrootte 185.72 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 11 februari 2021
Homiletische hulplijnen 65
Staan en zitten
Sommige delen van de liturgie maken wij mee met ogen en oren op steeltjes, stante pede, op staande voet. Wij staan bij de verkondiging (= voorlezing) van het evangelie, bij het bidden van de geloofsbelijdenis, bij het eucharistisch gebed.
Maar door er de nadruk op te leggen dat wij gaan staan, zou de indruk kunnen worden gewekt dat staan de uitzondering is en zitten het uitgangspunt. Alsof wij in de kerk gezeten burgers zijn geworden. Dat is natuurlijk niet waar. Op een schaal van tweeduizend jaar christendom is het nog niet zo lang geleden dat banken en stoelen hun intrede deden. Daarvóór stonden we.
Basishouding
De rollen zijn nu omgekeerd: de predikante stáát in haar gemeente. De benaming ‘preekstoel’ echter weet er nog van dat de predikant zat. Een cathedra (katheder) is een zetel, een spreekgestoelte. In de vroege kerk drong men om de bisschop heen, hij zat en preekte, zijn gehoor stond en luisterde.
Dat is ook de situatie zoals die in de evangeliën wordt geschetst. Jezus zit op de voorplecht van de boot en geeft onderricht, zijn gehoor staat aan de oever. Jezus zit op de berg, de menigte staat te luisteren tot hij hun opdracht geeft om in het groene gras te gaan zitten en zij wonderbaar gespijzigd worden.
Staan is de liturgische basishouding. Alleen wie staat, kan een buiging maken, knielen, ter communie komen of gaan zitten.
Lichaamstaal
Wij maakten het ons ondertussen gemakkelijk. De harde banken kregen paardenharen kussens of zijn ingeruild voor stoelen met bekleding. Wij staan enkel nog bij het evangelie. Dat kan misverstanden oproepen.
In voorbije eeuwen is de kerk op zondagochtend het Oude Testament kwijtgeraakt, dat werd door de weeks gelezen. Op zondag volstond men met epistel en evangelie. Inmiddels is sinds het Tweede Vaticaans Concilie de oudtestamentische lezing weer in ere hersteld, maar laat men tegenwoordig soms de brieven achterwege. In dat geval zijn er nog steeds slechts twee lezingen. Wie dan bij het evangelie gaat staan, spreekt met zijn lichaamstaal een tegenstelling uit tussen Oude en Nieuwe Testament. Dat kan nooit de bedoeling zijn.
Bij die eerdere praktijk met twee lezingen: van epistel en evangelie, deed die onzalige tegenstelling tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ zich niet voor. In een volwaardige viering, als de tafel van Gods Woord rijker wordt aangericht, kan van een dergelijk misverstand geen sprake zijn.
Tweede naïviteit
Het christendom is geen schriftreligie. De Bijbel is slechts Woord van God, omdat zij de schriftelijke weerslag is van het Levende Woord. Ook de preek is Woord van God voor zover wij er een weerklank van het Levende Woord in kunnen horen. En het Sacrament is zichtbaar Woord, omdat het Levende Woord ons erin tegemoetkomt. Dat Levende Woord is Christus. Ja, de hele oecumene – enkele calvinistische uitzonderingen daargelaten – gaat staan bij het evangelie. Niet om het evangelie te bevoorrechten, maar om met ons hart bij de Heer te zijn: Sursum corda!
Natuurlijk weten wij heus wel dat de evangeliën geen documentaires zijn van wat zich daar en toen met Jezus heeft afgespeeld. Het zijn antieke biografieën. Dat houdt in dat ook het evangelie behoort tot een genre met een voorliefde voor wonderen, genezingen en godsonmogelijkheden. Historisch gesproken stond Paulus er dichterbij. Het naïeve lezen hebben we wel afgeleerd op catechisatie of in het leerhuis.
Op zondagochtend echter leren wij een tweede naïviteit, zodat we met ons volle verstand toch het liturgisch spel kunnen meemaken. In de evangelielezingen komt Christus ter sprake. Hij wordt er sprekend ingevoerd. Wij horen zijn stem. Hij is het messiaanse leven in eigen persoon. Het is deze tweede naïviteit die de lieve christenheid op de been brengt in een onmiddellijkheid en gelijktijdigheid, zoals ook Jezus’ leerlingen staan rondom hun Heer. ‘Vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht’ (Joh. 8,2).
drs. Klaas Touwen