- Versie
- Downloaden 26
- Bestandsgrootte 277.01 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 december 2020
Homiletische hulplijnen 35
Drie punten
De predikant weet al tijden te voren welke lezingen aan de orde zijn. Hij heeft zich voorbereid en het is hem helder wat hij daar straks over zeggen zal. De parochie daarentegen staat op achterstand. Zij hoort die lezingen voor het eerst en heeft vooralsnog geen idee waar de predikant naartoe wil.
De predikant mag ervan uitgaan dat zijn hoorders nieuwsgierig zijn. Hij hoeft het zijn hoorders niet per se gemakkelijk te maken, maar ook niet nodeloos moeilijk. In de opbouw van de preek moeten aan het begin voldoende kapstokken zitten waar de hoorders het gehoorde aan op kunnen hangen. De predikant moet zijn kaarten open leggen. Dat is iets anders dan de clou weggeven. Hij moet wel de kaders aangeven waarbinnen de moves van de preek te plaatsen zijn.
In vroeger tijden hadden preken dikwijls een min of meer voorspelbare opbouw. De preek was als genre herkenbaar. Geoefende hoorders konden de volgende stappen al raden. Op die conventionele vorm is qua saaiheid wel een en ander af te dingen, maar anderzijds is een mate van herkenbaarheid noodzakelijk voor de communicatie. Preken maakt deel uit van de viering en is geen didactisch instrument, maar van een predikant mogen didactische vaardigheden verwacht worden.
Een ouderwetse calvinistische preek in drie punten: ellende, verlossing en dankbaarheid, is onlosmakelijk met een gedateerde dogmatiek verbonden. Dat neemt echter niet weg dat een drietal punten wel degelijk een dienstige vorm kan zijn. Dus na een inleiding zegt de predikant wat hij van plan is te doen en betrekt hij de parochie bij de opbouw van de preek. De hoorders kunnen zich instellen op wat aan de orde komt. Bijvoorbeeld:
Ik wil vanmorgen iets zeggen over: de 150 dagen dat er niets gebeurde: Noach dobberde rond, het was opgehouden met regenen, maar wat nu: stijgt het water nog of daalt het? De 150 dagen dat er niets gebeurde.
En ik wil iets zeggen over de duif die Noach liet uitvliegen en ze kwam terug, uitgeput, en Noach ving haar op, maar de dag daarop keerde de duif niet terug. De duif bleef uit.
En ten slotte aan het eind van de preek, ga ik in op de regenboog, die een teken is, maar pas op: een heel lastig teken. Dat straks.
Zo’n geleding structureert niet alleen de tekst die de predikant op papier heeft, maar ook het gehoor. Dat is belangrijk want predikant en hoorders samen maken (of breken) de preek.
Een belangrijk voordeel van een dergelijke drieslag is dat er meer ruimte in zit dan in een aaneensluitend betoog. De hoorder kan eruit wegdwalen en er even gemakkelijk weer in komen. Er zijn verse nieuwe aanzetten. De moves staan niet in een geconstrueerd verband (dat ook nog eens begrepen moet worden) maar liggen voor het oprapen.
Het is verstandig om een preek van dit genre niet uit drie even omvangrijke delen op te bouwen. Het eerste deel mag het grootst zijn, het laatste moet kort en puntig gezegd. Bijvoorbeeld:
Tenslotte loopt de ark vast en komt het allemaal weer op zijn pootjes terecht. God belooft: Zo’n vloed, nooit weer! En ten teken: de regenboog. Prompt gaat het weer regenen! Want dat God de aarde zal behoeden en bewaren, is niet alleen maar een geruststellende belofte. Was net de wereld door stortregens, wolkbreuk en noodweer vergaan, begint het weer te regenen! Want zo is het wel, een regenboog verschijnt pas bij zon en regen tegelijkertijd.
In de hoosbui die Noach deze keer over zich heen krijgt, tekent zich dus nu die regenboog af. Noach trekt z’n laarzen aan en zet zijn paraplu op en gelooft dat God zich aan zijn belofte houdt. Je zult niet verdrinken, maar je wordt wel nat. En de regenboog staat aan de hemel. De wereld blijft behouden onder de schijn van het tegendeel, zo spannend is het wel, in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Klaas Touwen
LOGO
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,
Vézelay, die de samenhang verzinnebeeldt tussen Oude en Nieuwe Testament.
Mozes werpt tarwe in de molen, Paulus vangt het meel op.