Homiletische hulplijnen 114

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 98.45 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 3 april 2025
  • Laatst geüpdatet 3 april 2025

Homiletische hulplijnen 114

Homiletische hulplijnen 114
Geloof

De woorden ‘geloof’ en ‘geloven’ roepen misverstanden op. Ze worden verstaan als ‘geloven dat’ (fides quae): een set onwaarschijnlijkheden voor waar houden, er een zonderlinge theorie op na houden, het belijden van an alternative truth. ‘Geloof’ is een gemankeerde epistemologie. ‘Ik geloof dat de trein naar Utrecht vijf over het uur gaat’, dat kun je maar beter zeker weten. ‘Geloven dat’ is dus de mindere van ‘weten dat’. Maar ‘geloven dat’ is geen religieus geloven. Er is geen enkele geloofsbelijdenis die spreekt van ‘geloven dat’.

Wij belijden te ‘geloven in’ (fides qua) of te ‘geloven’ zondermeer. Dat heeft geen equivalent op het niveau van weten. ‘Weten in’ is een ungrammaticality. Met ‘geloven in’ bedoelen we: vertrouwen op, hopen op, wachten op, verlangen naar, uitzien naar, missen. Het is geen epistemologie maar een hunkering.
In de verkondiging van het evangelie is de focus op ‘geloof’ afleidend. Als Jezus aan de oever van het meer de vissers aanspreekt, is het Hem er niet om te doen dat ze gaan geloven, maar dat ze Hem volgen. Die leerlingen waren al gelovige joden. Zij worden nu geroepen. Niet geloof maar roeping en navolging zijn de woorden die ertoe doen. Ja, en dus ook dat ze Hem vertrouwen.

‘Geloven dat’ richt zich op inhouden, en in het fundamentalisme op vermeende feiten. ‘Geloven dat’ verlaagt de Heilige Schrift tot een documentaire. ‘Geloven in’ getuigt van een levenshouding, een attitude die allereerst op Christus gericht is. Hij is het levende Woord van God. De Bijbel doet daarbij ook mee als ‘bron van de prediking’ en ‘enige regel van het geloof’, maar dus niet als de onfeilbare papieren paus van het gereformeerde protestantisme, waarin de Bijbel voor sacra doctrina gehouden wordt, althans werd.

Als wij in de eucharistie van ‘geloof’ spreken bedoelen we allereerst ‘het mysterie van het geloof’: ‘Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.’ Van ‘geloof’ spreken als een mysterie, is een zinswending ontleend aan de post-paulinische literatuur. ‘Ongetwijfeld is dit het grote geheim van ons geloof:

Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam,
in het gelijk gesteld door de Geest,
is verschenen aan de engelen,
verkondigd onder de volken,
Hij vond geloof in de wereld,
is opgenomen in majesteit.’
(1 Timoteüs 3,16)

In de verkondiging willen we misverstanden voor zijn. Dat houdt praktisch in dat wij er goed aan doen meer van ‘vertrouwen’ dan van ‘geloven’ te spreken. Geloven kan zijn dit en dat, heel interessant. Vertrouwen is altijd hier en nu, en gaat mij aan met hart en ziel, met huid en haar. Geloof in de zin van vertrouwen is niet iets wat ik opbreng, maar wat God met mij doet, het is een geschenk (Ef. 2,8). Het staat niet op zichzelf als een rugzakje dat ik bij me draag, het is een infuus dat nodig aangelegd moet worden.

drs. Klaas Touwen