Homiletische hulplijnen 108

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 3
  • Bestandsgrootte 127.29 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 7 april 2024
  • Laatst geüpdatet 7 april 2024

Homiletische hulplijnen 108

Homiletische hulplijnen 108
Van ver gekomen

Kristien Hemmerechts gaat ’s zondags met de Sant’ Egidiogemeenschap in de Sint-Carolus Borromeüs (Antwerpen) naar de mis en doordeweeks naar het avondgebed. Zij schrijft: ‘Ik nam een aantal interviews af en kreeg in de gaten hoe cruciaal het evangelie voor hen was. Ze leefden als volgelingen van Jezus en net als hij wilden ze in vriendschap leven met de armen. Ik woonde de mis bij, in eerste instantie vanwege de reportage. Ook het gebed woonde ik om dezelfde reden bij, en vervolgens ben ik mis en gebed blijven bijwonen. Waarom precies kan ik niet zeggen. Ik wist gewoon: dit is mijn plek, hier blijf ik komen, hier hoor ik thuis’ (170).
Haar moeder droeg de titel aan van het boek waarin ze haar geloofsweg beschrijft: ‘”Ge komt van ver,” zei mijn moeder tegen mij toe ze via via vernomen had dat ik weer naar de mis ging. Even leek ze een spottende opmerking klaar te hebben; vervolgens zag ik haar een besluit nemen, het besluit deze wending goed te keuren en misschien zelfs aan te moedigen. “En vallen die mensen daar een beetje mee?” “Het gaat niet om de mensen, mama”’(52).
Over de wending schrijft zij zelf: ‘Het is een langzaam proces geweest. Stapje voor stapje. De bocht van 180 graden werd graad voor graad genomen’ (165).

Ik lees het boek omdat ik mijn pastoraat zich steeds meer richt op instappers, die fris van de lever en onbelast op zoek zijn naar God. De ‘zinzoekers’ van kerkelijke beleidsplannen kom ik al twintig jaar niet meer tegen, de spiritualiteit van onze tijd is meer uitgesproken. En weet van vinden waar je niet naar gezocht hebt, serendipiteit. De mooiste definitie: ‘Serendipiteit is het zoeken naar een speld in de hooiberg, en eruit rollen met een boerenmeid’ (Julius Comroe, 1977).
En ik lees haar boek omdat het pastoraat zich ook steeds meer richt op herintreders, die de kerk wel in hun biografie hebben zitten, maar met een stevige knik. Zij hebben met recht en reden geloof en kerk vaarwel gezegd, maar zijn later in hun leven op een plek aanbeland, waar zij zouden willen putten uit de bronnen van religie en spiritualiteit, maar er is teveel verleden dat hen hindert.
Hemmerechts behoort tot die tweede groep: ‘Alles beklemde me aan de kerk, aan het geloof, aan godsdienst, aan missen. Ik moest het van me afschudden om te kunnen ademen, te kunnen leven. Ik moest uitbreken’ (55).

Hemmerechts beschrijft haar wending graad voor graad. Ik wil mij hier vooral richten op de bijbelse noties die zij aanhaalt.
Het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap nodigde haar uit om een column te schrijven. Als onderwerp koos zij voor Maria en Martha, ‘die keuze was geïnspireerd door mijn zus, die zich dikwijls de vraag stelde of zij Martha dan wel Maria was’ (67).
De column is door meningsverschillen echter nooit geplaatst, maar staat wel in het boek, samen met commentaar van ‘de redactrice’ van het NBG en met een reactie van Hemmerechts. ‘Uit die reactie spreken een zekere irritatie van mijn kant en onwil om me in háár standpunt te verplaatsen. Ik zag haar punt uiteraard wel, maar ik vond dat zij me de ruimte moest gunnen om het mijne te verwoorden’ (67). Ik laat die discussie voor wat zij is.
Op indrukwekkende wijze echter gaat heel het boek goeddeels over Martha en Maria. Over de twee zussen, Kristien en Veerle, de een de succesvolle schrijfster: ‘Mijn moeder op haar sterfbed: “Ik ben altijd zo trots op jou geweest’” (63), de ander psychisch ziek. ‘Martha en Maria bleven in haar hoofd spoken, alsof het zaadje van de concurrentie ermee was geplant. Ben ik Martha of ben ik Maria? Ben ik de lieveling of de sloof?’ (134).

‘Toen ik die laatste keer in het psychiatrisch ziekenhuis tegenover haar zat, verliep alles zoals altijd. Ze stelde dezelfde vragen en ik gaf dezelfde onbevredigende antwoorden. Alles wat ik zei kon ze verdraaien en ten mij gebruiken voor een verbale aanval, een venijnige uithaal. En dus zei ik nauwelijks iets. En dat terwijl ze ernaar hunkerde dat we close zouden zijn. Ze maakte het onmogelijk, ze vernietigde waarnaar ze verlangde. De vast beschuldiging luidde dat ik me superieur waande, dat ik op haar neerkeek, dat ik haar uitlachte.’
Bij de drankautomaat in de hal spreekt een medewerkster van het ziekenhuis hen aan: ‘Nog nooit heb ik twee mensen gezien die zo op elkaar gelijken!’ (83).

De gewraakte column zet in met deze passage: ‘Martha is druk in de weer om het haar gasten naar de zin te maken. Maria kiest ervoor zich aan de voeten van Jezus neer te vlijen en naar Jezus te luisteren. Is Maria verliefd op Jezus? Hoopt ze zijn erotische belangstelling te wekken? We komen het niet te weten. Wel vernemen we dat haar gedrag Martha irriteert. Misschien denkt die: daar gaan we weer. Er wandelt hier een knappe man naar binnen en Maria probeert hem te verleiden. Intussen mag ik het werk doen’ (67-68).

Het evangelieverhaal van de twee zussen zit Hemmerechts zo dicht op de huid, dat er nauwelijks licht kiert tussen enerzijds de bijbelse personages en anderzijds Kristien en Veerle. De patronen zijn ingeslepen. Bibliodrama wordt psychodrama.
Geen wonder dat de column discussies opwierp. Die discussies echter gaan over exegetische, bijbels-theologische en hermeneutische kwesties. Het soortelijke gewicht van Hemmerechts omgang met deze evangelieperikoop werd niet aangevoeld. Ook Hemmerechts zelf houdt zich in haar column op de vlakte. Dat de spanning tussen Martha en Maria wordt opgeladen door de dynamiek tussen die andere twee zussen, blijkt elders uit het boek, maar gaat ogenschijnlijk aan de column voorbij.
Ondertussen wordt de rivaliserende interactie (‘het zaadje van de concurrentie’) tussen de zussen overgedragen op de relatie tussen Kristien en ‘de redactrice’, die ‘Bijbelwetenschapper’ is (met hoofdletter), maar vlak Kristien niet uit, zij is (zonder hoofdletter) ‘literatuurwetenschapper’ (67).

Kristien Hemmerechts is van ver gekomen en heeft bij Sant’ Egidio een geestelijk huis gevonden. Zij voedt zich aan de eucharistie, haar vrijwillgerswerk en de geloofsgemeenschap. Maar kennelijk is de Bijbel niet bij machte haar tot vrijheid te roepen. De traditionele beelden zijn te bepalend. Maria die aan Jezus’ voeten luistert naar haar Heer, staat symbool voor de vita contemplativa, Martha in de keuken belichaamt de vita activa.
Wellicht had een franciscaanse lezing hier helpend kunnen zijn. Franciscus, in zijn Regel voor de kluizenarijen, staat een vita mixta voor, waarin de kluizenaars die gedrieën of gevieren samenleven, om beurten een week Martha zijn en dan weer een week Maria. ‘Op die manier gaat het werkende leven na een week in het contemplatieve leven over, en wordt de rust van contemplatie afgewisseld met nuttige arbeid’ (2 Cel. 178).
Dat geeft een rijkere waardering van Maria en Martha dan ons doorgaans is voorgehouden. In de traditionele uitleg worden beide zussen tegen elkaar uitgespeeld. Maria heeft het betere deel verkoren. zij zit aan Jezus’ voeten, ondertussen loopt Martha te zwoegen. Hemmerechts neemt daar geen genoegen mee maar blijft in de confrontatie steken.
Franciscus haalt ons uit onze schema’s en deelt zijn kluizenaars beide rollen toe: om beurten Maria en Marta zijn! Zulke roulerende rollen zouden ook voor Kristien en ter nagedachtenis aan haar overleden zus Veerle behulpzaam kunnen zijn in het heroverwegen van hun al te vastgepinde verhoudingen.

‘Ik heb God niet gezocht. Zelfs in mijn zwartste, eenzaamste en bitterste tijd zocht ik Hem niet. Ik dacht nooit aan God, kwam zelfs niet bij mij op dat ik naar God op zoek kon gaan. God had geen enkele plaats in mijn leven. Ik heb niet gezocht, maar ik ben gevonden. Ik heb me laten vinden. En misschien zocht ik Hem wél.

Kristien Hemmerechts, Van ver gekomen, De Geus 2024

 

drs. Klaas Touwen