- Versie
- Downloaden 23
- Bestandsgrootte 204.25 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
5 mei 2016
Hemelvaart van de Heer
Lezingen: Hand. 1,1-11; Ps. 47; Heb. 9,24-28; 10,19-23; Luc. 24,46-53 (C-jaar)
Inleiding
Centraal op deze Hemelvaartsdag staat vanzelfsprekend de tenhemelopneming van Jezus. We lezen twee verhalen over dit gebeuren van één en dezelfde schrijver, Lucas. Hij sluit zijn eerste boek, het evangelie, ermee af, en opent er zijn tweede boek mee, de Handelingen van de Apostelen. Bij beide gebeurtenissen wordt, zij het met verschillende werkwoorden, gesproken van het opnemen, optillen van Jezus in de hemel. (Luc. 24,51; Hand. 1,9.11). Lucas ontleent deze beelden onder andere aan de wijze waarop de profeet Elia afscheid neemt van het aardse bestaan (2 Kon. 2,11).
Lucas is de hofleverancier van de hemelvaartverhalen, want de andere evangelisten spreken er niet over of slechts summier, zoals Marcus in zijn tweede slot van het evangelie (Mar. 16,19). Ook Paulus vermeldt het in zijn brief aan Efeze (4,8-10). Dat we dit feest vieren op de veertigste dag na Pasen is dan ook op de berichtgeving van Lucas gebaseerd. Hij vertelt in Handelingen dat de Heer na zijn lijden en dood bewees dat hij leefde en veertig dagen aan de leerlingen verscheen (Hand 1,3).
Hemel en aarde
In het wereldbeeld van de nieuwtestamentische tijd is de hemel, de woonplaats van God, boven (zie Ps. 47,6), terwijl de mensen daaronder op aarde leven. Zwevend tussen hemel en aarde is de wolk, waarin Jezus wordt opgenomen (Hand. 1,9), symbool voor de hemelse heerlijkheid van God. In Exodus 24,16-18 is het bijvoorbeeld een wolk die de Sinai overdekt waar Gods heerlijkheid rust op de berg. Mozes mag deze wolk binnengaan en verblijft er veertig dagen en nachten. Met de veertig dagen waarin Jezus verschijnt aan zijn leerlingen, geeft Lucas een tweede aanwijzing voor het symbolische karakter van zijn vertelling: eenzelfde termijn als Mozes op de berg (zie ook Ex. 34,28) en ook de tijd die Jezus doorbrengt in de woestijn (Mat. 4,2; Mar. 1,13; Luc. 4,1). Zo lang duurt ook de eerste verkenning van het beloofde land (Num. 13,25). Het getal veertig staat voor: volheid, allesomvattend. Daarom ook is het verblijf van het volk in de woestijn veertig jaar, een hele generatie (Num. 14,32vv). Als Jezus, volgens Handelingen, veertig dagen verschijnt, geeft dat aan dat hij ‘altijd’ aanwezig is.
Lucas laat de hemelvaart plaatsvinden vóór Pinksteren, de vijftigste dag, Pentekoste (Hand. 2,1) en daarmee wordt een ruimte van tien dagen geschapen tussen Hemelvaart en Pinksteren. Deze tijd gebruiken de apostelen om hun aantal weer op twaalf te krijgen met de keuze van Mattias (Hand. 1,26). Dat doen zij omringd door en tezamen met de broeders (v. 15).
Daarna is het afscheid van Jezus met zijn hemelvaart een zaak tussen Jezus, de apostelen en mannen in witte kledij. Deze mannen verschijnen plotseling, en wie of wat ze zijn wordt niet uitgelegd. Dat geldt ook voor de twee mannen die bij Jezus’ lege graf stonden en daar de verrijzenis verkondigen (Luc. 24,4). Deze twee lijken op het tweetal dat bij Jezus’ verheerlijking op de berg verschijnt: Mozes en Elia. Was het Elia die met een vurige wagen naar de hemel opsteeg, waar het graf van Mozes is, is onbekend. Er wordt gezegd dat het de HEER zelf is die hem begraven heeft (Deut. 34,1-7). Twee mannen, als boodschappers uit de hemel.
Een ander verhaal?
Met dit meest bekende hemelvaartverhaal uit Handelingen schetst Lucas een iets ander beeld dan hij in zijn evangelie deed. Daar verschijnt Jezus op de eerste dag onder andere aan de Emmaüsgangers en later aan meer leerlingen. Deze laatste ontmoeting wordt afgesloten met een zegen voor de leerlingen, waarna Jezus opgenomen wordt in de hemel (Luc. 24,51). Dat is niet op de veertigste dag, zoals Handelingen suggereert, maar nog steeds op die eerste dag, de verrijzenisdag. Bovendien verschijnen er geen hemelse boodschappers en zijn er meer aanwezigen dan alleen de apostelen. Ook de locatie verschilt: in het evangelie neemt Jezus afscheid in Betanië (Luc. 24,50), in Handelingen is dat op de Olijfberg (Hand. 1,12). Volgens Lucas ligt Betanië in de buurt van de Olijfberg (Luc.19,29). De Olijfberg wordt bij de profeet Zacharia gezien als de plaats waar de Heer zal terugkeren (Zach. 14,4). In die zin is de antwoordpsalm 47, een koningspsalm die Gods heerschappij uitzingt, toepasselijk bij deze hemelvaartverhalen. Hoewel het tegenstrijdig lijkt te zijn, is de hemelvaart van Jezus – zijn vertrek, afscheid – het teken van de heerschappij van God op aarde. Hemelvaart is geen punt in de tijd, maar teken van Jezus’ leven bij God. Hij is zelf de verbinding tussen hemel en aarde. En dat verklaart ook de wonderlijke zin in het evangelieverhaal, als Jezus zegt: ‘… toen ik nog bij jullie was’ (Luc. 24,44). Daarmee loopt hij al vooruit op de andere wijze van aanwezigheid dan toen hij nog onder ons ‘gewoon’ op aarde was: die van ná de verrijzenis, en ná de hemelvaart.
De opdracht die de leerlingen krijgen ‘om van Jezus te getuigen tot aan het einde van de aarde’ heeft alles te maken met Gods hemelse heerschappij op aarde. Over deze opdracht straks meer.
Afscheid en nieuw begin
De evangelielezing komt, zoals gezegd, uit het slothoofdstuk van Lucas. Dat hoofdstuk vertelt verschillende verrijzenis- en verschijningsverhalen en loopt uit op de hemelvaart van Jezus. Dit alles speelt zich dus af op één lange dag, van de vroegte waarin de vrouwen naar het graf gaan (Luc. 24,1) tot de avond als de Emmaüsgangers Jezus vragen te blijven (v. 29), en nog lang daarna, als deze twee terugkeren naar Jeruzalem en de hemelvaart van Jezus volgt (v. 51). Zoals het herkennen van Jezus in hun midden voor de Emmaüsgangers betekende dat zij opnieuw op weg gingen, alsof er geen avond gevallen was, zo lijkt er aan deze dag van de verrijzenis helemaal geen einde te komen. Het enige wat dan nog gebeurt is dat de leerlingen hem aanbidden en in grote vreugde terugkeren naar Jeruzalem. En juist deze laatste verzen van het evangelie creëren de opening naar het vervolg, naar hoe dat in zijn werk gaat: Jezus aanbidden en in vreugde terugkeren naar Jeruzalem. Er komt weliswaar een einde aan dit deel van het opgetekende verhaal, maar er komt geen einde aan het hele verhaal.
Jezus geeft zijn apostelen aan het eind van het evangelie opdracht in Jeruzalem te blijven én van hem te getuigen met kracht uit de hemel (vv. 47-49). Het is precies deze opdracht die in het boek Handelingen weer genoemd wordt: ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde’ (Hand. 1,8).
Deze zin werkt als programma voor het hele boek Handelingen, waarin de verspreiding van het Woord centraal staat. Gaat het eerst over de verkondiging in Jeruzalem, al spoedig worden ook de omliggende streken erin betrokken (Samaria als eerste, zie Hand. 8) en daarna trekken eerst Petrus en later ook Paulus naar alle windstreken. Zo werkt het slot van het evangelie min of meer als een vooruitblik op het vervolg, vergelijkbaar met de vooruitblik op een volgende aflevering van een televisieserie. Hemelvaart als afscheid, en als nieuw begin.
Preekvoorbeeld
Vandaag vieren wij Jezus’ Hemelvaart. Is dat eigenlijk niet dubbel op? We hebben met Pasen immers al gevierd dat Jezus leeft, bij God. Waarom dan nog zo omstandig stilstaan bij het feit dat hij naar God toegaat. Het is voor velen al zo moeilijk voor te stellen dat het is gegaan zoals het in de Bijbel wordt beschreven. Het gaat over onzichtbare en onzegbare dingen. De schrijver beklemtoont: Jezus is opgenomen in God. Dat wordt zichtbaar gemaakt door de wolk die hem aan hun oog onttrekt. Van oudsher is de wolk een aanduiding van Gods aanwezigheid. Hij geeft schaduw en verkoeling in de hitte; regen bij droogte. Toepasselijk symbool om God aan te duiden. Te meer omdat de wolk zich boven ons bevindt. Gelovigen hebben hoog-achting voor God; kijken tegen hem op. Hij staat boven hen. Dat kun je dus aanduiden door het symbool van de wolk. Daar is Jezus na zijn dood heengegaan. Onzichtbaar. Maar daarom niet minder waarachtig.
In het verleden hebben kunstenaars geprobeerd het mysterie van Jezus’ Hemelvaart uit te beelden. Soms zie je dan op een afbeelding hoe Jezus hangend in de lucht in een wolk verdwijnt. Zijn voeten zijn nog juist zichtbaar onder de wolk. Daaronder staan de leerlingen omhoog te staren. De leerlingen moeten nog wennen aan het idee dat zij nu Jezus’ plaats moeten innemen. Dat hun aandacht niet uit moet gaan naar die wolk, maar naar de mensen. Dat zij nu aan de mensen moeten doorgeven wat zij van Jezus hebben ontvangen. In het vertrouwen dat hij hen daarbij zal steunen en inspireren.
Zo zag ik ooit ergens in Bretagne, Frankrijk, een afbeelding die dat tot uitdrukking bracht (www.beeldmeditaties.nl/0/1/30/0132.php). Je ziet Jezus in de wolk verdwijnen. Zijn voeten en de slip van zijn rode gewaad zijn nog juist zichtbaar. De leerlingen staren omhoog, ook Maria is erbij. Maar midden tussen die leerlingen in, met zijn rug naar de meesten toe, staat iemand die helemaal niet omhoog kijkt. Hij is gekleed in een gewaad, die dezelfde rode kleur heeft als het gewaad dat in de wolk verdwijnt. Hij draagt ook de trekken van Jezus. Maakt een zegengebaar. Ze merken hem niet op. Hij staat - bijna letterlijk - achter hen. En kijkt in mijn richting.
Prachtige uitbeelding van het feest dat wij vandaag vieren. Het vertelt dat Jezus weliswaar uit ons midden is heengegaan, en tegelijk midden onder ons aanwezig is, achter ons staat en ons inspireert. Dat is ook wat de leerlingen na Jezus’ heengaan hebben ervaren. Hij had hun tijdens zijn leven herhaaldelijk gezegd dat zij na zijn heengaan zijn zending moesten overnemen. Dat zij alle mensen tot zijn leerlingen moesten maken. Tot leerlingen in de liefde en de barmhartigheid. Zolang Jezus zelf in hun midden was, konden zij de kunst afkijken. Maar nu hij uit hun midden was weggenomen, nu waren zij aan de beurt. Nu stonden zij op de plek van Jezus. En dat is wat hun met vreugde en verwondering vervult: ‘Hij heeft zijn zending aan ons overgelaten. Hij gunt ons de ruimte. Heeft zijn plaats aan ons afgestaan.’ Of zoals in een van de eucharistische gebeden wordt gezegd: ‘Wij danken u, dat hij ons ruimte geeft en vrijheid schept...’
Nu was het aan hen, de leerlingen, om de weldaden die zij van hem ontvangen hadden, aan anderen door te geven. Zodat door hen anderen konden ondervinden wat zijzelf ondervonden hadden in hun omgang met Jezus: zijn genade; zijn goedheid; zijn vergeving. Nu werden zij daar de dragers en doorgevers van. Bij zijn afscheid drong Jezus er bij hen op aan, te wachten tot de Geest over hen vaardig zou worden. Dan zouden zij de wereld intrekken, en brengers van genade en goedheid worden. Andere Christussen zouden zij worden. Vervuld van de Geest die ook Jezus bezield had.
Kunnen wij hier in de kerk met de apostelen meevoelen? Kunnen wij met de apostelen zeggen dat wij veel, zo niet alles in ons leven te danken hebben aan Jezus, aan ons geloof in hem; en dat wij daarin anderen van harte willen laten delen? Wij worden dus uitgenodigd stil te staan bij de vraag wat ik allemaal aan Jezus te danken heb. Misschien heeft het geloof in hem richting en inhoud gegeven aan mijn leven. Misschien troost. Misschien vergeving. Misschien ben ik door hem mijn leven als een roeping gaan beschouwen. Misschien ben ik dankbaar voor de prachtige kerkelijke kunst die zijn leven heeft opgeleverd; voor de mooie liturgie.
Als het komend weekend toch een lang vrij weekend is, zou ik de tijd kunnen nemen stil te staan bij de vraag wat het geloof in Jezus mij gebracht heeft en brengt. En dat Jezus het mij gunt daarvan door te geven aan anderen. Wie ik maar tegen kom. Hij maakt plaats voor mij. Staat achter mij en geeft mij zijn zegen mee.
Je hoort het weinig, maar dit is het moment om te zeggen: ‘Zalige Hemelvaartsdag!’
inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld drs. Dries van den Akker sj