- Versie
- Downloaden 21
- Bestandsgrootte 377.36 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
4 oktober 2011
H. Franciscus van Assisi
Lezingen: Gal. 6,14-18; Ps. 16; Mat. 11,25-30 (A-jaar)
Enkele fragmenten ten dienste van de verkondiging
‘Ik draag de littekens van Christus in mijn lichaam.’ Met deze woorden besluit Paulus zijn brief aan de Galaten. Wie dit op de feestdag van Franciscus van Assisi voor laat lezen, wil allicht de aandacht vestigen op de wondtekenen die broeder Frans in zijn lichaam droeg. Waar laat je je mee in, als je op de stigmatisatie ingaat? En hoe ga je er zo op in, dat de zin van wat ons door zijn broeders verteld wordt, ook daadwerkelijk aan het licht komt?
Ik zou beginnen met de weg die Franciscus gaat te volgen en verhalenderwijs door te geven wat er gaandeweg gebeurt.
In stilte klim je met tenminste één metgezel langs de oude pelgrimsweg naar boven. Eenmaal boven zie je de dingen daar beneden op een andere schaal en in een ander licht. Door een poort betreed je het kloosterplein. In een kleine kapel tegenover de poort staat te lezen:
‘Niemand toonde me wat ik moest doen.’ Een passage uit het Testament van Franciscus. Hij vertelt hoe de Heer hem broeders had gegeven. Toen niemand hem vertelde wat hij moest doen, openbaarde de Allerhoogste zelf hem dat hij moest leven volgens het model van het evangelie. Zo doet God dat: hij onthult deze dingen aan eenvoudige mensen. Broeder Frans heeft die levenswijze toen dan ook met weinig woorden en eenvoudig op laten schrijven.
En leven volgens het model van het evangelie, dat heeft hij zo’n jaar of vijftien gedaan voor die bijzondere gebeurtenis op de berg hier, toen hij ‘in een visioen een man boven zich zag staan met zes vleugels als een serafijn. Zijn handen had hij uitgestrekt en zijn voeten naast elkaar, en hij zat vast aan een kruis’. Zo schildert Thomas van Celano, de eerste die het leven van broeder Frans aan het papier toevertrouwt, wat er toen gebeurde.
Binnen- en buitenkant
Franciscus van Assisi hecht bijzonder belang aan een overeenkomst tussen binnen en buiten. Hij wilde een mens-uit-één-stuk zijn. Authentiek. Wat binnenin leeft, moet volgens hem ook naar buiten komen. En wat van buiten te zien is, zegt iets over het innerlijk van de mens. Die twee zijn één, of zouden dat althans moeten worden. Toen een arts hem eens aanraadde zijn pij van binnen met de vacht van een lam te voeren om zich niet onnodig te pijnigen, liet Franciscus zijn pij op dezelfde plaats ook van buiten voeren. Dan konden de mensen het zien. Om dezelfde reden speelde hij zijn bekoringen uit. Die overeenkomst tussen binnen en buiten, tussen wat in zijn hart leeft, en wat lijfelijk zichtbaar wordt, speelt misschien wel een rol bij het ontvangen van de wondtekenen.
Een oude bron over het leven van Franciscus – toegeschreven aan drie gezellen van broeder Frans – vertelt ons van een visioen uit de begintijd van zijn leven in bekering. Hij zit te bidden voor de afbeelding van de Gekruisigde in het kerkje van San Damiano. Dat ligt net buiten Assisi, op de helling even naar beneden. Daar spreekt de afbeelding hem plotseling liefdevol aan: ‘Franciscus, zie je niet dat mijn huis geheel in verval raakt? Vooruit, ga het voor mij herstellen!’
Men zegt wel, dat op dat moment de beeltenis van de Gekruisigde – als in was – in het hart van Franciscus is afgedrukt. Die beeltenis breekt later baan naar buiten, als hem de wondtekenen op het lijf worden geschreven. Broeder Frans zelf heeft de ontvangst van de wondtekenen als een bevestiging en een bezegeling van Godswege ervaren. Leven volgens het evangelie van de Heer Jezus Christus, die hij met hart en ziel wilde navolgen – dat leven is hem ‘op het lijf geschreven’.
Opschepperig schepsel
Franciscus van Assisi heeft 28 Wijsheidsspreuken op laten schrijven. De vijfde gaat – kort door de bocht gezegd – over het mensbeeld van Franciscus. In deze wijsheidsspreuk kritiseert hij een drietal manieren om hogerop te komen, om het te maken. Het uitvoerigst gaat hij in op scherpzinnigheid en kennis. Begrijpelijk: universiteiten kwamen net in zijn dagen in zwang. Op dezelfde wijze stelt hij schoonheid en rijkdom onder kritiek. Hij houdt zichzelf en het religieuze leven niet buiten schot. Hij pakt ook het opscheppen over het doen van wonderen aan. Ook dat is een manier om hogerop te komen, die weinig te maken heeft met wie je eigenlijk bent.
Het mensbeeld waartoe wij geschapen zijn, is volgens Franciscus dat van de Zoon van God. Dat beeld wordt ons van Godswege voorgehouden. Naar dat beeld van de mens is broeder Frans op weg in zijn leven in bekering. De manier van leven die daarbij hoort, is niet die van het hogerop zoeken. Die bestaat uit het erkennen van je zwakheden en iedere dag het heilig kruis dragen van onze Heer Jezus Christus. Zeg maar: dienstbaarheid in plaats van carrièredwang…
Op Jezus Christus, op dat beeld van de mens, heeft Franciscus zich gedurende heel zijn leven in bekering gericht en het wordt hem op de berg La Verna op het lijf geschreven.
Echte vreugde
Misschien wel de mooiste tekst van Franciscus vind ik de parabel van de ‘Echte Vreugde’. De strekking ervan komt aardig in de buurt van die van de 5e Wijsheidsspreuk van daarnet.
[Broeder Leonardus] heeft bij het kerkje van de Heilige Maria verteld dat de zalige Franciscus daar broeder Leo eens riep en zei: ‘Broeder Leo, schrijf op.’
Die antwoordde: ‘Ik sta klaar.’
‘Schrijf op,’ zei hij, ‘wat de echte vreugde is.’
Er komt een bode melden dat alle professoren van Parijs tot de orde zijn toegetreden.
Schrijf op, dat is geen echte vreugde.
Hetzelfde zegt hij van alle prelaten van over de Alpen, van alle aartsbisschoppen en bisschoppen van de koning van Frankrijk en de koning van Engeland.
Schrijf op, dat is geen echte vreugde.
Ook vertelt hij dat mijn broeders naar de ongelovigen zijn gegaan en ze allemaal tot het geloof
hebben bekeerd.
Ook dat ik zo’n grote genade van God heb gekregen, dat ik zieken genees en veel wonderen doe.
Ik zeg je dat in dat alles de echte vreugde niet bestaat.
Wat is de echte vreugde dan wel?
Ik keer terug uit Perugia en kom hier midden in de nacht aan. Het is winter. Het is modderig en zo koud dat er onder aan mijn habijt ijspegels komen, die steeds tegen mijn benen slaan en er bloed uit die wonden komt. Door en door koud, vol modder en ijs kom ik bij de poort aan.
Na lang kloppen en roepen komt er een broeder die vraagt: “Wie is daar?” Ik antwoord: “Broeder Franciscus.”
Hij zegt: “Ga weg, dit is toch geen uur om aan te komen. Je komt er niet in.”
Ik dring aan en opnieuw antwoordt hij: “Ga weg, je bent maar simpel, je hebt niet geleerd
En laat je hier nooit meer zien! We zijn al met zoveel en van een ander niveau. We hebben je niet nodig.”
Ik ga opnieuw voor de poort staan en zeg: “Ter liefde Gods, wilt u mij deze nacht dan opnemen?”
Maar hij antwoordt: “Dat doe ik niet!
Ga maar naar de kruisdragers en vraag het daar maar.”
Ik zeg je, als ik dan mijn geduld bewaar en niet kwaad word, dat daarin de echte vreugde, de echte deugd en het heil van de ziel bestaat.’
De parabel laat zich gemakkelijk in twee helften indelen: de eerste helft handelt over wat geen echte vreugde is. De tweede helft handelt over wat echte vreugde dan wel is.
Echte vreugde zit hem niet in het succes van de franciscaanse broederschap: dat geleerden zich bij hen aansluiten, dat hoogwaardigheidsbekleders zich bij hen aansluiten, dat allerlei mensen zich bekeren, dat Franciscus zelf wonderen doet.
Nee, echte vreugde zit hem erin hoe je jezelf gedraagt, als je in drie stappen steeds verder vernederd wordt: dat je dan je geduld bewaart en niet kwaad wordt. Dat brengt niet alleen vreugde, dat doet ook deugd, en het is het heil van de ziel.
Literatuur
Franciscus van Assisi, De geschriften, Haarlem 2004
Hans van Sevenhoven