Drie-eenheid, A jaar, 4-6-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 47
  • Bestandsgrootte 164.19 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 14 april 2023
  • Laatst geüpdatet 14 april 2023

Drie-eenheid, A jaar, 4-6-2023

4 juni 2023
Drie-eenheid

Lezingen: Ex. 34,4b-6.8-9; Dan. 3,52-55; 2 Kor. 13,1-13; Joh. 3,16-18 (A-jaar)

 

Inleiding

Eén God in drie personen, Vader, Zoon en Heilige Geest. Een moeilijk geloofspunt, niet alleen voor mensen buiten de christelijke kerken, ook voor christenen. De Belgische kardinaal Suenens heeft ooit eens gezegd dat veel christenen in feite bijna drie goden aanbidden. Bij ‘persoon’ wordt vaak aan een ‘individu’ gedacht. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de Koran zegt: Voorzeker, zij zijn ongelovig die zeggen: ‘Voorwaar, Allah is één derde van drie (goden)’. Want er is geen god dan de Ene. De Masîh, zoon van Maryam, is niet anders dan een Boodschapper (Soera 5,73 en 75). Ook voor joden gaat het christelijk Triniteitsdogma in tegen de leer van het monotheïsme. Toch kan de joodse traditie voor een zekere verrassing zorgen. Rabbi Jonathan Sacks schrijft in zijn boek ‘Leviticus, boek van het heilige’:
Volgens de Joodse traditie openbaart God zich op drie manieren: schepping, verlossing en openbaring. ‘Schepping’ betekent de wereld die is: de wonderen van de natuur, de wisselvalligheden van de geschiedenis, en de strijd in het menselijk hart tussen plicht en verlangen. ‘Verlossing’ is de wereld die zou moeten zijn: een wereld van rechtvaardigheid, mededogen, de waardigheid van het individu en de heiligheid van het leven, de wereld die God in gedachte had toen Hij de mensheid schiep en waarnaar we nog steeds op weg zijn. ‘Openbaring’ is het woord dat de wereld ontsleutelt. Het zijn de voorschriften die God ons gegeven heeft om Hem te bereiken. … God is waar die drie elkaar ontmoeten en één worden.

In de Hebreeuwse Bijbel vinden we zeker geen heldere aanwijzingen voor het christelijk dogma. Zelfs in het Tweede Testament is dat meer dan een simpele opgave. Bij de interpretatie van de perikopen van dit feest zullen we ons dan ook niet moeten laten verleiden tot een geforceerde poging die in een trinitarisch stramien te persen.

Exodus 34,4b-6.8-9
Onze perikoop is het vervolg op de episode rond het gouden kalf. Toen Mozes zag hoe het volk danste rond dat beeld gooide hij de stenen tafelen kapot. Volgens een rabbijnse overlevering gebeurde dat opdat het volk niet gestraft zou worden. Immers op die stenen platen stond onder andere het verbod om vreemde goden te dienen. De Israëlieten kenden die geboden echter nog niet, en Mozes vermeed dat ze die zouden kennen. Daarom gooide hij de tafelen stuk met het excuus ‘onwetend zondigt men niet’. In vers 4a hakt Mozes twee nieuwe platen waarmee hij vervolgens de berg bestijgt. God, van zijn kant daalt neer waarop zij elkaar ontmoeten en de verbondstermen opnieuw worden vastgelegd.                                     Zo eenvoudig is de situatie echter niet, aangezien het verhaal pas eeuwen later is opgetekend. Het is dan ook niet te verwonderen dat de tekst van Exodus concrete situaties weerspiegelt uit de tijd dat die werd vastgelegd. Toen Jeroboam, na de dood van Salomo koning werd van het Noordrijk Israël, richtte hij in Dan en Betel koninklijke tempels in met beelden van El-Jaweh in de vorm van gouden stieren, een traditionele wijze van godsvoorstelling in Kanaän en het Midden-Oosten. Later, na de overwinning van Assyrië over het Noordrijk, probeerde Josia, koning van Juda, zijn macht uit te breiden over het noorden van het land waarbij hij de stierbeelden verwoestte om zo te trachten een eenheidsgodsdienst te promoten, ongetwijfeld uit godsdienstige overwegingen, maar eveneens ter versterking van zijn politieke aspiraties.
Na de mededeling over de ontmoeting van God met Mozes komt vers 5 wat dubbelzinnig over, want wie roept er eigenlijk, God zelf of Mozes? Indien het God zelf is, kunnen we dat verstaan als een soort zelfopenbaring van God. Is het een uitroep van Mozes, dan kan het gelezen worden als een soort lofprijzing. Meer logisch lijkt het dat het om een zelfopenbaring van God gaat, aangezien Mozes, als hij de uitroep hoort, zich ter aarde werpt en zich neerbuigt. In deze nederige houding kan hij dan aan God vragen om met zijn volk op te trekken en zijn zonden te vergeven, uiteraard heel bijzonder het feit dat ze een godsbeeld in de vorm van een kalf hebben gemaakt. Ook hier hebben we mogelijk een weerspiegeling van de tijd van de Judese expansie naar het noorden en de poging om een uniforme godsdienst te organiseren.

2 Korintiërs 13,11-13
Met dit einde van zijn tweede brief aan de christenen van Korinte drukt Paulus hier zijn bezorgdheid uit ten aanzien van de broeders en zusters van die gemeente. Voor het laatst geeft hij enkele richtlijnen en een oproep tot een broederlijke groet, tot eensgezindheid, liefde en onderlinge vrede.                                    Markant is dat Paulus in zijn afscheidsgroet een trinitarische formule bezigt, zonder dat we hier direct moeten denken aan dogmatische formulering van de kant van de apostel. Als christelijk dogma werd de Drie-eenheid Gods immers pas eeuwen later geformuleerd. We mogen aannemen dat voor Paulus God zich manifesteert in de genade van Jezus Christus, in de liefde en in de Geest van gemeenschap zonder dat we direct aan drie goddelijke personen zouden moeten denken.

Zie: P.J. Tomson, ‘2 Korintiërs. De heidenapostel in het nauw geraakt’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 59-68

Johannes 3,16-18
Deze perikoop is een gedeelte van een gesprek van Jezus met Nikodemus, een farizeeër en een van de Joodse leiders, wat betekent dat het een gesprek op hoog niveau gaat worden. Toch spreekt Nikodemus tamelijk weinig en wordt de bijdrage van Jezus in het gesprek gaandeweg steeds meer een monoloog.
Mogelijk is voor de liturgie van dit feest dit gedeelte van het gesprek gekozen om een verbinding te leggen met de tweede lezing waarin Paulus zo sterk de nadruk legt op de liefde. De verbinding met de eerste lezing is misschien iets minder duidelijk. Die lezing uit Exodus legde een zekere nadruk op de wijze waarop God zijn volk begeleidt en het zijn zonden vergeeft. Johannes gaat verder door te verkondigen dat de liefde van God alle grenzen, tot zelfs die van de dood, sterker nog de dood van zijn eniggeboren Zoon, overstijgt. En dat niet alleen ten bate van een klein groepje of van het uitverkoren volk, maar van de wereld, van heel de mensheid. God doet juist datgene wat later in het evangelie voorgesteld wordt door de hogepriester Kajafas: Jullie begrijpen het niet! Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één mens sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat (11,49v).
De thematiek van die overstelpende liefde van God en het menselijk antwoord door het geloof is ook te vinden in de eerste brief die in de kerkelijke traditie aan dezelfde auteur als die van het vierde evangelie wordt toegeschreven (vgl. 1 Joh. 5).
Evenals in de Exoduslezing Mozes God vraagt om het volk niet te oordelen om zijn zonden, zo legt ook de evangelist de nadruk op het feit dat de komst van de Zoon geen oordeel beoogde, maar redding, zij het wel een redding waarvoor God bereid is de hoogste prijs te betalen, de kruisdood van zijn enige Zoon.

 

Preekvoorbeeld

Vandaag, de eerste zondag na Pinksteren, wordt de zondag van de heilige Drie-eenheid genoemd, zondag Trinitatis. In de katholieke kerk wordt deze dag zelfs als een hoogfeest gevierd. Het is dus iets belangrijks wat we hier vieren, maar toch: ik denk niet dat iemand van u heeft gedacht: het is feest vandaag: zondag van de heilige Drie-eenheid. De Drie-eenheid lijkt soms op een formule, die de harten niet echt warm maakt. En toch is het een formule die we heel makkelijk zeggen. Elke keer als we een kruisteken maken dan zeggen we: in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, meestal zonder ons af te vragen wat we eigenlijk zeggen. Het opzeggen is makkelijk, maar de betekenis is heel wat moeilijker. Het geloofsartikel van de heilige Drie-eenheid verbindt de meeste christelijke kerken met elkaar. Het heeft standgehouden in de stormen van de geschie­denis en kerksplitsingen. Misschien omdat er met de Drievuldigheid iets over het mysterie van God gezegd wordt.
Maar er is ook die andere kant. Ik kan me niet her­inneren dat ik in een pastoraal gesprek ooit met iemand over de Drie-eenheid heb gepraat. Als ik er met mensen over gepraat heb, dan was het vast geen gesprek van hart tot hart, maar eerder een gesprek van verstand tot verstand. God wel, hem brengen mensen ter sprake, Jezus ook en het leven en de dood en het lijden en de oorlog en de vrede. Alles wat mensen bezig­houdt in el­kaar, in zichzelf en in de we­reld komt ter sprake, maar de Drievuldigheid hoort niet in dat rijtje thuis. De Drievuldigheid is daarvoor misschien toch te­veel een formule, en bij een formule storten mensen hun hart niet uit. Bij een formule kunnen je je emo­ties niet kwijt.
Maar toch, laten we de formule van de heilige Drie-eenheid maar vasthouden. Want met die formule zeggen we iets over God. We zeggen er in ieder geval mee dat God niet een in zich­zelf besloten blok is. God heeft in zichzelf nuan­ces, onderscheidingen. Als we God aanspreken hoeft dat niet altijd op dezelfde manier, maar we mogen God op meerdere manieren aanspreken.
We mogen hem aanspreken als de Vader van de mensen. Als iemand die ons wil beschermen en behoeden. God als het fundament van het leven. God als iemand die alles met allen ver­bindt.
We mogen hem aanspreken als mens. Even sterfelijk als wij, Jezus was iemand die het lijden kent, die de dood kent. Hij is de goddelijke persoon, die dichtbij ons is. In wie wij onszelf herkennen. Een God die we soms ook in ande­re mensen zien omdat ze goed voor ons zijn. Omdat ze aandacht voor ons hebben. Een God die mens is, zoals Jezus mens was.
We mogen God ook aanspreken als Geest, als adem van het leven. Zij is de persoon die ons aanvuurt. Die ons de kracht geeft om te leven. Een kracht die ons steeds weer opnieuw laat beginnen, hoe diep we ook in de put zitten. De geest verbindt ons met God de Vader en met zijn Zoon en de Geest verbindt ons met elkaar. In de tweede lezing heeft Paulus het dan ook over de gemeenschap van de Heilige Geest.

Er is één God, maar hij heeft verschillende kan­ten. Het belangrijkste dat we over God kunnen zeggen is dat hij verbonden is met mensen. Daarom wordt er in de Bijbel verteld over die ene God die met zijn mensen optrekt. Steeds op­nieuw gaat het in de Bijbel over mensen die zich met God bezig­hou­den en God die zich met mensen bezighoudt. Over en weer en steeds maar weer. En tegelijk blijft God in al die bijbelse verhalen een raadsel, een wonder, een myste­rie. Hoe verbonden mensen zich in de Bijbel ook met God voelen, behalve Mozes is er in de Bijbel geen verhaal van iemand die de heerlijkheid van God mag zien. Maar Gods gelaat kan Mozes niet zien, want niemand die Gods gelaat ziet, kan in leven blijven. God blijft ondanks zijn voortdurende aanwezig zijn altijd anders dan mensen.

Ook in de tijd na de Bijbel is er geen priester en geen dominee, geen paus en geen mysticus die zal durven beweren dat zij of hij God gezien heeft. En toch getuigen ze van zijn aanwezigheid. Toch zeggen heel velen dat God werkelijk onder ons aanwezig is. Dat onze God een God is die zich met mensen bezighoudt.
Het is dezelfde God waar wij nog steeds naar uitzien, omdat we hopen dat de God ons tot steun wil zijn in de momenten dat we het moeilijk hebben. Ook al laat God zich voor ons mensen niet altijd even makkelijk kennen. Het kan moeilijk voor ons zijn als God ver weg lijkt.
Maar Hij is niet de grote probleemoplosser. Mensen kunnen zich door God in de steek gelaten voelen. Juist op momenten dat ze het moeilijk hebben, lijkt God soms verder weg dan ooit. Waarom is hij er juist nu niet, waarom kan ik, juist nu ik hem zo nodig heb, niet bidden? Ik heb toch mijn hele leven in hem geloofd, waarom is hij dan nu zo ver weg? Het zijn vragen die mensen zich kunnen stellen op momenten dat ze zich alleen en in de steek gelaten voelen. Waarom is God juist nu niet bij mij?

God is anders dan wij ons voorstellen. In de eerste lezing wordt verteld over een ontmoeting van Mozes met God. Mozes heeft de stenen tafelen ontvangen, maar als hij beneden bij het volk komt, dan heeft het volk een gouden kalf gemaakt. Mozes gooit de stenen tafelen stuk. God geeft hem de opdracht om opnieuw twee stenen tafelen mee de berg op te nemen. En God geeft opnieuw de tien geboden. Mozes vraag aan God om met hem en het volk mee te trekken en hun zonden te vergeven En God hernieuwt het verbond met zijn volk. Het verhaal laat zien dat God trouw is door alles heen.
God wil aanwezig zijn, maar is dat op een andere manier dan wij bedenken. Het is die vreemdheid van God die ons kracht mag geven. Hoe meer we proberen om God te laten doen en te laten zijn zoals wij denken dat hij moet zijn, hoe onbereikbaarder hij wordt. God wil aanwezig zijn bij ons. Ook in moeilijke momenten als een goede vriend. Als iemand die naast je zit en je hand vast­houdt. Ook als je niet kunt bidden, wil hij bij je zijn. Het enige wat hij niet doet is de pijn en het verdriet ontkennen. Meer dan een pro­bleemoplosser is God een goede vriend van mensen.

God, we weten eigenlijk niet meer van hem dan mensen van hem vertellen. En zo wil hij God van mensen zijn. God, Vader, Zoon en Geest, de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Mozes en Elia, God van het joodse volk, God, van die joodse jongen, Jezus van Nazaret, die wij de Christus, de gezalfde, Zoon van God noemen, God van alle rechtvaardige mensen, de God, die wij onze God durven noemen.

inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld Frans Broekhoff