- Versie
- Downloaden 88
- Bestandsgrootte 141.15 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 4 april 2022
- Laatst geüpdatet 4 april 2022
29 mei 2022
Zevende zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 7,55-60; Ps. 97; Apok. 22,12-14.16-17.20; Joh. 17,20-26 (C-jaar)
Inleiding
Handelingen 7,55-60
Het martelaarschap van Stefanus in Handelingen 6,8–7,60, waarvan de perikoop 7,55-60 van deze zondag deel uitmaakt, is een keerpunt in het eerste deel van Handelingen (Hand. 1–12), dat vooral over Petrus gaat (het tweede deel, Hand. 13–20, gaat over de activiteiten van Paulus). In de hoofdstukken 3–4 probeerden de priesters en Sadduceeën Petrus en Johannes het zwijgen op te leggen en te straffen voor hun verkonding en hun wonderen, maar doordat het volk op hun hand was, moesten ze hen laten gaan. Bij Stefanus hanteerden de priesters en Sadduceeën een andere tactiek: ze zetten het volk tegen Stefanus op. Stefanus verdedigde zich voor het Sanhedrin met een redevoering in een proces dat veel overeenkomsten heeft met dat van Jezus voor het Sanhedrin. De vijanden van Stefanus verweten hem in Jezus als de Messias te geloven maar doordat ze niet genoeg overtuigende argumenten konden vinden, voerden ze valse getuigen op die verklaarden: ‘Wij hebben hem lastertaal horen spreken tegen Mozes en tegen God’ (6,11). Dit roept herinneringen op aan de valse getuigen in het Oude Testament die Nabot beschuldigden van godslastering en die leidde tot de steniging van Nabot (1 Kon. 21,1-16). Stefanus wordt in Handelingen 7 uiteindelijk ook gestenigd. De moord is echter in overeenstemming met wat Jezus voorzegde in Lukas 9,23v; 21,12-19. Stefanus volgt bij zijn marteldood ook Jezus’ voorbeeld; hij bidt voor zijn beulen (v. 60) en hij beveelt zijn geest aan zijn heer Jezus (v. 59).
Apokalyps 22,12-14.16-17.20
Deze verzen maken deel uit van de epiloog van de Apokalyps, 22,6-21 die correspondeert met de inleiding van het boek (1,1-8). In beide delen komen het profetisch karakter van het boek, de engel, de zaligsprekingen en vooral de wederkomst van Christus voor.
De epiloog benadrukt dat de woorden van het boek ‘onfeilbaar waar zijn’ (22,6). Als getuigen daarvan treden de engel, Johannes en Jezus zelf op (22,8.16.20). Verder roept de epiloog op tot standvastigheid in het geloof want zij die standvastig zijn, zullen de stad (de hemel) mogen ingaan en het volle leven ervaren. Daartoe moeten ze Christus, de morgenster, die de verrijzenis zal aankondigen, volgen (22,16). Tot slot roept het boek op om deel te nemen aan de aanroeping voor de wederkomst van Christus om zo deel te hebben aan de volheid van het leven (22,17).
Johannes 17,20-26
De evangelielezing maakt deel uit van de laatste redevoering van Jezus die met onderbrekingen loopt van 13,31 tot 17,26. In die redevoering bespreekt Jezus de betekenis en implicaties van zijn terugkeer naar de Vader, die in het laatste deel van het evangelie wordt beschreven: zijn passieverhaal, verrijzenis en verschijningen als de Verrezene. De evangelielezing is dus het laatste deeltje van deze redevoering.
In het vorige deel 17,6-19 bad Jezus voor zijn leerlingen. Nu bidt hij voor alle gelovigen, en gelovigen zijn zij die aannemen dat Jezus de Zoon Gods is (20,31). En hij bidt dat alle gelovigen één mogen zijn, zoals Hij met de Vader één is. Wat die eenheid dan is, is niet meteen duidelijk. Vaak wordt dit in verband gebracht met de oecumene: de eenheid van de kerk(en). Maar dat is zeker niet waar de evangelist aan gedacht heeft toen hij dit opschreef. We moeten die eenheid zoeken in de oorsprong daarvan: van de Vader, via de Zoon, naar de gelovigen. Een organische relatie tussen de Vader, de Zoon en de gelovigen die leven geeft, die gemeenschap opbouwt, is wat hier bedoeld is. En die is zichtbaar – of moet dat alleszins zijn, want de wereld zal daardoor erkennen dat Jezus de gelovigen heeft liefgehad zoals de Vader Hem heeft liefgehad (17,23). Deze eenheid is echter niet gegarandeerd. Vers 25 spreekt van twee groepen voor de rechtvaardige Vader: de wereld die Hem niet erkent, en anderzijds zij die door de Vader aan Jezus zijn gegeven en Hem wel erkennen. Van die laatste groep wil Jezus dat ze bij Hem mogen zijn in zijn heerlijkheid, d.w.z. in de heerlijkheid van de verrezen Heer. Dit is ook de link die het lectionarium wil leggen met de tekst van uit de Apokalyps. Bij de wederkomst van Christus zullen de gelovigen opgenomen worden in de heerlijkheid van Christus, en daartoe roept de Apokalyps op: Kom, Heer Jezus!
Preekvoorbeeld
Afscheidsrede
In een commentaar op de lezingen van vandaag las ik dat dit evangeliegedeelte de moeilijkste lezing is van heel het kerkelijk jaar. En dat klopt. Het is een ingewikkeld verhaal en wat staat er veel in…!
(Kunt u het navertellen wat u gehoord hebt?) Het woordje ‘eenheid’ valt op.
Ik wist dat dit gedeelte een klein stukje uit een heel groot geheel is.
Het gaat dan om de ‘afscheidsrede van Jezus’.
Ik ben het geheel gaan lezen vanaf hoofdstuk dertien. In hoofdstuk achttien begint het lijdensverhaal. Dus precies na het gedeelte dat we zojuist gelezen hebben begint het lijdensverhaal.
Ik wil u graag een soort overzicht geven van wat er in die afscheidsrede gebeurt – het is een soort helikopterview – en vervolgens wil ik graag wat uitgebreider ingaan op het stukje dat we zojuist hebben gelezen.
In hoofdstuk 13 zijn de leerlingen bij elkaar. Het paasfeest is op handen. Jezus wist dat zijn uur gekomen was… en wat doet Hij… Hij balt zijn leven samen in een gebaar.
Hij wast de voeten van de leerlingen. Hij zegt: ‘als ik er niet meer ben, dan moeten jullie elkaar de voeten wassen’.
Dat gebaar is een soort hartenwens: als ik er niet meer ben, wees dan vooral dienstbaar aan elkaar. Doe het om mij te gedenken, om aan mij te denken, want dan ben Ik er.
Ik heb zitten denken:
als aan mij gevraagd wordt om mijn leven in één woord, in één enkel gebaar samen te vatten, waar kom ik dan uit? Wat laat ik dan zien? Wat zeg ik dan?
Of een ander voorbeeld: als je afscheid neemt van je werkzame leven… hoe bal je dat samen? Of als je je kinderen een geschenk voor het leven wilt meegeven… wat geef je dan?
Dat alles roept dat gebaar van de voetwassing op….
Maar dan gaat het verder. Het gebaar krijgt een vervolg met woorden: Jezus zegt:
‘Kinderen, nog maar kort zal ik bij jullie blijven. Jullie zullen mij zoeken, maar waar ik heen ga daar kunnen jullie niet komen. Eén gebod geef ik jullie mee… hebt elkaar lief…’
Weer een hartenwens, een wens voor het leven als ik er niet meer ben: ‘Hebt elkaar lief.’
Bij ieder afscheid komen vragen naar boven, zo ook bij de leerlingen.
- Petrus vraagt: ‘waar gaat U naar toe’
- Tomas zegt: ‘we weten niet waar U heen gaat. Hoe kunnen wij er komen?’
- Filippus verlangt: ‘Laat ons de Vader zien, Laat ons God zien.’
Jezus zegt: ‘Ik ga naar mijn Vader in de hemel om voor jullie een plaats te bereiden. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen.’
Prachtige woorden, maar voor degenen die achterblijven is dat niet genoeg omdat de lichamelijke verbondenheid, de lijfelijke aanwezigheid node gemist wordt…
Het betekent: geen hand in hand, geen oog meer dat knipoogt, geen aai meer over de wang…geen woord dat de harten raakt.
Ook de leerlingen roepen ‘blijf bij ons…’
Wat moeilijk is dat om ten diepste afscheid te nemen.
Jezus die voelt dat zijn uur gekomen is, de leerlingen die bij hem willen blijven – het is hartverscheurend als je je probeert in te leven wat daar gebeurt.
Jezus zegt: ‘Ik laat jullie niet verweesd achter… de H. Geest helpt jullie om te doen wat ik jullie heb gezegd… Je kunt het… heb vertrouwen… de H. Geest brengt jullie alles in herinnering. Vrede geef ik jullie, mijn vrede…’
Op een geven moment zijn de woorden op, is alles gezegd, terwijl het hart nog vol is.
En dan komen we bij het gedeelte dat we zojuist hebben gelezen.
Ik stel me voor dat Jezus de kring rondkijkt en zijn leerlingen ziet.
- Petrus die zo onstuimig te keer kan gaan.
- Johannes de denker, de filosoof, wat gaat er in zijn hart om?
- Jacobus, de bestuurder, die mensen bij elkaar brengt.
- Tomas, de waarschuwer, een man vol vragen.
- Maria Magdalena, zal ze boven haar verdriet uitstijgen.
- Zijn moeder, met haar hart van goud.
Hij ziet al zijn leerlingen, hij heeft ons voor ogen met al onze talenten en onhebbelijkheden, zo mooi en zo verschillend.
Hij ziet onze geloofsgemeenschap en Hij vraagt zich af:
Lukt het hen om de eenheid te bewaren,
Lukt het dat dat ‘stelletje ongeregeld’ mijn werk voortzet?
Zal het ze lukken om de liefde van God zichtbaar te maken?
Als hij de kring rondkijkt spreekt hij een gebed uit.
Geen woorden, geen adviezen, geen aanbevelingen, maar
een gebed waarin hij zich overgeeft aan God, waarin hij zegt:
Lieve Vader Ik heb goed voor ze gezorgd,
Ik heb ze geleerd wat U mij hebt ingegeven,
Ik geef ze aan U terug, ik leg hun doen en laten in Uw hand.
Mogen ze de eenheid ervaren die ik heb ervaren in U.
Na dit gebed – zo staat er geschreven – vertrok Hij met zijn leerlingen naar de hof van Olijven.
Dat bidden… dat is zo wonderlijk.
Ik kan er nauwelijks woorden voor vinden om uit te leggen wat het doet.
Daarom een ervaringsverhaal dat in de buurt komt van wat geschreven staat.
Een vrouw, ernstig ziek, niet meer aanspreekbaar, al lang niet meer.
Haar kinderen staan rondom haar.
Allen hoogopgeleid, mensen die van wanten weten, de een nog beter dan de ander.
Er is alom bedrijvigheid, de zuster komt en gaat, er wordt gepraat over en weer,
zorgen worden gedeeld, herinneringen opgehaald en dat alles door elkaar.
Na enige tijd vroeg ik of ze het goed vonden dat ik voorging in gebed.
Het werd stil… zo stil, dat het leek alsof er een nieuwe ruimte ontstond.
Ik heb gebeden met woorden die naar boven kwamen… ongeveer zo:
Lieve God... we leggen haar leven in Uw hand…
zorg goed voor haar, ze was ons zo lief.
Daarvoor willen we danken in deze laatste uren.
Zegen ons hier samen, dat we de liefde en de eenheid bewaren die zij uitstraalde…
Er kwamen nog meer woorden, maar tranen kwamen tevoorschijn,
tranen die komen uit de bronnen van het geleefde leven,
en die grote sterke mannen en vrouwen hielden elkaar vast
en vormden een eenheid in verbondenheid met het mysterie dat we God noemen.
Twee uur later is de moeder in alle vrede gestorven.
Toen ik dit had opgeschreven moest ik denken aan die hartenwens van Jezus.
Mogen allen een zijn zoals Ik een ben met U…
Dat gebeurt, dat kan gebeuren in gebed.
Er is een woord, er is een gebaar dat eeuwigheidswaarde heeft.
Jezus heeft het in de afscheidsrede laten zien en benoemd:
Dienstbaarheid, liefde, vrede, eenheid…
En al die hartenwensen vat hij samen in dat ene gebed
In U God ben ik geborgen wat er ook gebeurt…
Na dit gebed, gedragen door de Geest, verlieten ze de bovenzaal en gingen
die onmogelijke weg naar de Hof van Olijven. Kome wat komt.
inleiding dr. Erik Eynikel
preekvoorbeeld Hans Boerkamp