- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 127.58 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
17 mei 2009
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 10,25-26.34-35.44-48 Ps. 98; 1 Joh. 4,7-10; Joh 15,9-17 (B-jaar)
Inleiding
God is de initiatiefnemer. Hij bevestigt dat heidenen welkom zijn; geeft heil aan Israël en de volken; heeft eerst ons lief, voordat wij hem liefhebben; de Vader geeft aan de Zoon en de Zoon aan de leerlingen die Hij uitgekozen heeft.
Handelingen 10,25-26.34-35.44-48
Een belangrijke vraag in Handelingen en de brieven is, of en vooral op welke wijze heidenchristenen zich aan de Wet moeten houden. Moeten zij kosjer eten, besneden worden? En moeten joodse christenen dat? Petrus heeft tot drie keer toe een visioen gehad waarin hij opdracht kreeg onreine dieren te eten. Dan komen mannen hem vragen mee te gaan naar Cornelius, een Romein en ‘Godvrezende’. Proselieten zijn heidenen die jood geworden en dus besneden zijn. Godvrezenden zijn niet zover gegaan. Zij geloven, maar zijn onbesneden en onderhouden niet de gehele Wet. Zij hebben in de joodse gemeenten wel een zekere eigen plaats. Cornelius valt Petrus te voet en huldigt hem, kust hand, knie of voet. Dat is een gebaar van onderworpenheid, niet van gelijkheid. Petrus wil daar niet van weten.
In het weggelaten deel blijkt, dat Petrus en Cornelius visioenen hebben gehad over elkaar. Daarom beseft Petrus: God kijkt niet naar de buitenkant. Letterlijk staat er dan: ‘maar in elk volk is de hem vrezende en rechtvaardigheid doende welkom bij hem.’ Hiermee wordt zichtbaar dat het gaat om de Godvrezende. Het woord ‘welgevallig’ wordt elders als ‘welkom’ vertaald.
Weggelaten is een samenvatting door Petrus van de betekenis van Jezus vanuit de Joodse traditie. Dan ‘valt’ de Geest op allen neer. Spontaan, pas als de handen opgelegd worden. Wonderlijk genoeg ontvangen ook de onbesneden aanwezigen de Geest. Voor Petrus geldt dit als bevestiging door God van zijn woorden: Ieder die God vreest, uit elk volk, is welkom bij God. Dus mogen Cornelius en de zijnen gedoopt worden. Daarover zal Petrus ter verantwoording geroepen worden (Hand. 11). In Handelingen 15 wordt door de apostelen samen een besluit genomen: christenen hoeven niet besneden te worden, kosjer te eten en dergelijke, maar alleen de geboden van Noach te houden (de zogenaamde Noachitische geboden die voor alle volken gelden, zie Gen. 9,1-17). Deze discussie is daarmee nog niet voorbij, getuige een groot deel van de brieven in het Nieuwe Testament (bijvoorbeeld Gal. 2).
Johannes
Qua taal en thematiek sluiten de Johannesbrieven zeer nauw aan op het Johannesevangelie. Dat geldt zeker voor 1 Johannes 4 en Johannes 15. Johannes schrijft niet specifiek over de vraag of heidenchristenen zich aan de geboden moeten houden, wel over de liefde en de verbondenheid met Christus als het kerngebod. Hij verbindt veel met elkaar; liefhebben, uit God/kind van God zijn, God kennen, Gods geboden onderhouden, leven, waarheid, geloof in Jezus als Verlosser. Je kunt dat alles onmogelijk in één logisch verband brengen, maar het zijn wel allemaal kanten van hetzelfde. Het tegendeel is ook met elkaar verbonden: geen liefde kennen, haten, God niet kennen, zondigen, leugen, niet geloven dat Jezus de Verlosser is. Alles begint bij Gods initiatief; zijn liefde voor ons, agapè, die hij heeft getoond door de Zoon te zenden om ons tot leven te wekken (Joh. 3,16). Daar ligt de reden voor ons om lief te hebben, geboden te onderhouden, te geloven. ‘Liefde’, ‘geliefde’ en vooral ‘liefhebben’, komen talloze malen voor bij Johannes.
1 Johannes 4,7-10
De lezers worden aangesproken als ‘geliefden’. De vertaling maakt daar ‘vrienden’ van, waardoor het verband onzichtbaar wordt. Jullie zijn geliefden en moeten elkaar liefhebben. Jullie zijn geliefd en God heeft dat getoond door zijn Zoon te zenden naar de wereld. De wereld is bij Johannes niet zozeer onze werkelijkheid, maar met name dat deel daarvan dat (nog) in het duister verkeert, Jezus niet erkent, redding nodig heeft, haat, zondigt, geen liefde kent. De liefde bestaat daaruit, dat God (niet oordeelt, maar) liefheeft, redding schenkt en dat de Zoon zijn leven geeft als zoenoffer voor onze zonden.
Johannes 15,9-17
We zijn hier in Jezus’ afscheidsrede. Hij rondt zijn onderricht af. Ons gedeelte volgt op het beeld van Jezus als de ware wijnstok. Zijn leerlingen zijn de ranken. Een rank moet wel aan de wijnstok verbonden blijven om vrucht te dragen. Zo moeten zijn leerlingen wel aan Jezus verbonden blijven om vrucht te dragen. Hij werkt dit uit in 2 vergelijkingen:
- De verbondenheid van Jezus met de Vader is beeld voor de verbondenheid van de leerlingen met Jezus. De Vader heeft Jezus lief. Jezus onderhoudt zijn geboden en blijft in zijn liefde. Jezus heeft zijn leerlingen lief. Als zij zijn geboden onderhouden blijven ze in zijn liefde. Hier verbindt Jezus nog een element aan de vele bovengenoemde: deze verbondenheid brengt vreugde die ‘vervuld’ zal worden, volledig, helemaal vol.
- Jezus’ verbondenheid met hen is model voor hun onderlinge verbondenheid. Zij blijven in zijn liefde door elkaar lief te hebben zoals hij hen heeft liefgehad. ‘Zijn leven geven’ is letterlijk ‘zijn leven neerleggen’, ‘afgeven’, ‘prijsgeven’. Een goede herder (10.11vv) doet dat. Dat betekent dat de prioriteit bij het welzijn van de ander ligt. Het kan je al je plannen, wensen en zelfs je leven kosten. Jezus staat hier op het punt dat te doen. Hier staat, anders dan in 1 Johannes 4, het gewone woord voor ‘vrienden’. Jezus noemt zijn leerlingen nu niet meer dienaars, dus zijn minderen. Hij heeft hun alles geleerd en nu sluit hij zijn onderricht af. Ze zijn in zekere zin zijn gelijken geworden. Doordat hij gelijke is van hen kan zijn verbondenheid met hen des te meer model zijn voor hun onderlinge verbondenheid.
Daarmee is als het ware de cirkel rond. Wij zijn terug bij het initiatief van God. De Vader heeft het aan de Zoon meegedeeld, de Zoon aan de leerlingen die hij heeft uitgekozen. Zij gaan ermee op pad om, als ranken aan de ware wijnstok, vruchten voort te brengen. Even tussendoor noemt Jezus de directe band van de leerlingen met de Vader, die ze straks zullen hebben als hij verheerlijkt is.
Preekvoorbeeld
Hoe werkt het leven van onze verrezen Heer door…? Wat betekent zijn verrijzenis? Daarover zetten de lezingen van vandaag, zesde zondag van Pasen, ons aan het denken.
Pasen is niet slechts een jaarlijks terugkerende gedenkdag. Het is ook niet enkel een herinnering aan een eenmalig gebeuren lang geleden. Pasen veranderde Jezus’ leven en dat van zijn leerlingen. En als het goed is verandert het ook ons.
Uit de eerste lezing, het verhaal over de opname van de heiden Cornelius door Petrus in de kring van de jonge gemeente, blijkt dat er destijds een geweldige verandering heeft plaatsgevonden. Joden en niet-joden leefden in gescheiden werelden. Bij de heidenen waren er enkelen, proselieten genaamd, die overgingen naar het joodse geloof. Daarnaast waren er ‘Godvrezenden’ die sympathiseerden met de joodse religie, maar zij bleven in zekere zin buitenstaanders. De jonge kerk zette de deur open naar toetreding van niet-joden. Dat ging niet vanzelf. God zelf maakte door visioenen en tekenen duidelijk dat joden én heidenen in de Jezus’ gemeenschap samen konden leven. Ze konden samen bidden en samen maaltijd houden. Er was één Geest die hen allen bezielde.
Het initiatief voor deze verandering lag niet bij Petrus en ook niet bij die Romein Cornelius. Een bijzondere kracht bewerkte deze ommekeer, een bovenaardse kracht. Zij gingen beseffen: hier is God aan het werk. Dezelfde die Jezus deed opstaan tot nieuw leven. Die brengt mensen samen over scheidsmuren van eeuwenoude traditie. Die overgang in denken en doen ging niet zonder slag of stoot. Wederzijdse acceptatie van joden, ook christenjoden, en bekeerde niet-joden bleek een moeizaam proces.
Verbondenheid in hetzelfde geloof: dat is een Paasgeschenk. Waar mensen grenzen stellen of scheidsmuren oprichten, daar zijn bruggenbouwers nodig of grensgangers die weten te verbinden. Aan kerkmensen wordt soms verweten dat ze scheiding bewerken, dat ze zelfs discrimineren of apartheid in stand houden. In het licht van Pasen mag dat niet zo zijn. We moeten soms constateren dat Pasen nog lang niet voldoende werkelijkheid geworden is. Waar mensen elkaar buiten sluiten, waar mensen zich opsluiten in eigen kringetje en anderen veroordelen, daar heeft de opstanding van de Heer nog niet genoeg doorgewerkt.
Johannes herinnert ons aan de afscheidswoorden van Jezus. Het is een vervolg op de parabel van de wijnstok en de ranken, die we vorige zondag hoorden. Het is één en al pleidooi voor blijvende verbondenheid. En die verbondenheid uit zich in blijvende liefde.
Zowel in de brief van Johannes als in zijn evangelie wordt ons geleerd dat de liefde van God uitgaat. Hij is de bron die nieuw leven bewerkt.
In de eerste brief van Johannes worden we aangesproken als ‘vrienden’. Eigenlijk staat er ‘geliefden’. En dan in slechts vijf verzen staat negen maal het woord liefde of liefhebben. Ook hier weer gaat het initiatief van God uit. Niet wij hebben God liefgehad, maar hij heeft ons liefgehad.
Liefde maakt ons tot kinderen van God. Kinderen beseffen eigenlijk niet dat ze door hun ouders bemind worden. Ze ondergaan het. Als vanzelfsprekend. Zoals we niet beseffen dat er lucht om ons heen is. Maar voortdurend hebben we die lucht nodig om in en uit te ademen. Pas bij het ouder worden beseffen we hoe je ouders van je hebben gehouden en wat ze daarvoor allemaal hebben gedaan. Zo gaan we ook pas geleidelijk beseffen hoe God van mensen houdt, hoe God mensen wil opheffen en verheffen tot een leven in liefde om zijn kinderen te zijn.
Bij de afscheidswoorden van Jezus, die we lazen uit het evangelie, hoorden we ook weer negen keer ‘liefgehad’ of ‘liefde’. Die liefde gaat van de Vader uit naar Jezus, zijn Zoon. En van de Zoon gaat die liefde uit naar zijn leerlingen. Hij bezweert hen in de liefde te blijven zoals ranken aan de wijnstok. Uit onszelf zouden wij niet tot zo’n grote liefde in staat zijn, maar wij stammen uit een dynastie van liefde. Dat is toch reden tot vreugde, en een bron van kracht!
Als onze verbondenheid in Christus zo doorwerkt in ons, bewerkt dat een voortgezet Paasgebeuren: nieuw leven in en om ons heen.
Pasen is geen eindpunt maar een nieuw begin. Zo zij het.
Bart Tieman, inleiding
Guus Wijnhoven ofm, preekvoorbeeld