- Versie
- Downloaden 40
- Bestandsgrootte 132.86 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 december 2022
- Laatst geüpdatet 2 december 2022
5e zondag dhj, A jaar, 5-2-2023
5 februari 2023
Vijfde zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 58,7-10; Ps. 112; 1 Kor. 2,1-5; Mat. 5,13-16(A-jaar)
Inleiding
Met de evangelielezing van deze zondag bevinden we ons vrij vooraan in de Bergrede, waarvan de lezing in het lectionarium verdeeld is over vijf zondagen (4e zondag – 8e zondag A-jaar). De passage van vandaag volgt onmiddellijk op de Zaligsprekingen van vorige zondag (4e zondag: Mat. 5,1-12). De eerste lezing voor deze zondag is genomen uit de profeet Jesaja. Dat is een bijzondere keuze van de samenstellers van het lectionarium, want deze passage uit Jesaja vormt een substraat voor heel de Bergrede en de verdere ontwikkeling van het evangelie van Matteüs. Dat vraagt om onze bijzondere aandacht.
Jesaja 58,7-10
De passage uit het boek Jesaja voor deze zondag wordt gevormd door het tweede deel van hoofdstuk 58, de verzen 7-10. Het hoofdstuk als zodanig speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van heel het boek. Het begint met het bevel luidkeels te roepen als een bazuin, zo hard als de sjofar op Jom Kipoer, Grote Verzoendag, om het volk zijn overtreding en zijn zonden bekend te maken (Jes. 58,1). Datzelfde volk, dat zegt gerechtigheid na te streven, is verbaasd dat God geen acht slaat op de vasten (v. 3a).
Maar God stelt, bij monde van de profeet, juist heel die vastenpraktijk onder zware kritiek als een geveinsd streven naar gerechtigheid (vv. 3a-5). Een aanklacht, die zich voortzet in de lezing voor deze zondag.
Jesaja 58
6 Is dit niet het vasten dat Ik verkies :
de boeien der goddeloosheid los te maken,
de banden van het juk te ontbinden,
verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken ?
7 Is het niet dat gij voor de hongerige uw brood breekt
en arme zwervelingen in uw huis brengt,
ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt
en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed ?
8 Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad
en uw wond zich spoedig sluiten;
uw heil zal voor u uitgaan,
de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn.
Deze vertaling van NGB51 maakt de kritiek specifieker. Het gaat niet enkel om daklozen, maar om zwervelingen die vragen om opname in ons huis, mensen die gedwongen zijn tot zwerven. Daarvoor kan men in onze situatie gevoeglijk vluchtelingen en asielzoekers lezen. En medemensen (NBV21) wordt eigen vlees en bloed. Pas als we ons daar niet aan onttrekken zal de gapende wonde genezen, die door alle onderdrukking en vermeende gerechtigheid in ons eigen vlees en bloed, in onszélf is geslagen. Zó van óns is iedere nooddruftige en onderdrukte in de ogen van God. De voortzetting van het hoofdstuk in de passage van vandaag, herneemt deze kritiek, maar nu in opbouwende zin (steeds NBG51)
Jesaja 58
9 Als gij dán roept, zal de Heer antwoorden;
als gij om hulp roept, zal Hij zeggen :
Hier ben Ik …
In het volgende hoofdstuk bekent het volk zijn schuld.
Jesaja 59
9 Daarom blijft het recht ver van ons
en de gerechtigheid bereikt ons niet.
Wij wachten op licht
en zie, er is duisternis;
op stralende helderheid
en wandelen in dichte donkerte.
(…)
12 Want onze overtredingen zijn talrijk voor u
en onze zonden getuigen tegen ons.
Eerst dan volgt een nieuwe oproep, die uitmondt in de aankondiging van Gods heil.
Jesaja 60
1 Sta op, wordt verlicht, want uw licht komt
en de heerlijkheid des Heren gaat over u op.
En daarmee bevinden we ons midden in de evangelielezing van vandaag.
Matteüs 5,13-16
In de Zaligsprekingen vinden we ons eigen vlees en bloed weerspiegeld in de armen, de hongerenden, de treurenden, de vervolgden, de barmhartigen en de vredestichters (Mat. 5,1-12; de evangelielezing van de vorige zondag). En daarin ons betere zelf. Zo iets doet Matteüs nog een keer nadrukkelijk aan het einde van het optreden van Jezus, in Jeruzalem, voordat het passieverhaal begint. Want het oordeel van de Zoon des mensen is een vrijwel woordelijke herhaling van de woorden van Jesaja en weerspiegeling van de Zaligsprekingen, en drijft die naar een climax (Mat. 25,31-46; vgl. Jes. 58). Jezus identificeert zich volstrekt en volledig met de naakte, de hongerige, de vreemdeling en de gevangene, onontkoombaar:
Matteüs 25
35 Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven.
Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven,
Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest,
36 naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht;
Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.
Wat wij aan de minste onder ons doen, doen we aan Hém. Dit gegeven voorziet de oproep in de lezing van vandaag van een sterke lading. ‘Wees het zout van de aarde’ (…) ‘Zet uw licht niet onder de korenmaat, maar op de standaard.’ Het is de oproep om zélf Gods licht te worden, opdat de mensen door het zien van onze daden de Vader in de hemel verheerlijken. Alleen zó wordt de belofte uit Jesaja werkelijkheid (vgl. Jes. 60,1vv). Daartoe roept Jezus ons op. Daartoe is hij gekomen, om de belofte van Jesaja te vervullen, om heel de Wet en de Profeten te vervullen, ‘zonder dat ook maar één iota of één tittel vergaan, vooraleer dat is geschied’ (vgl. Mat. 5,17-20; de lezing van de hierop volgende zondag). Wat dat nog meer behelst, wordt ons verteld in de lezingen die verdeeld zijn over de komende zondagen.
Psalm 112
Psalm 112 onderstreept dit geheel en vormt zo de brug tussen de passage uit Jesaja en de Bergrede. Ons wordt in de psalm het profiel geschetst van de werkelijk rechtvaardige, die daarmee het evenbeeld van God zélf wordt, namelijk met dezelfde woorden van Psalm 111: ‘Genadig, barmhartig, rechtvaardig’ (v. 4; vgl. Ps. 111,4; vgl. Ex. 34,6v). Dat is de mens die ‘van harte lust heeft in Gods geboden’ (v. 1). ‘Voor de oprechten gaat het Licht in de duisternis op… Zijn hart is standvastig… hij deelt uit, hij geeft aan de armen, zijn gerechtigheid houdt voor immer stand’ (v. 9).
1 Korintiërs 2,1-5
Ook Paulus maakt ons op zijn manier duidelijk wat er van ons gevraagd wordt. De lijn uit de lezing van vorige zondag wordt naar deze zondag doorgetrokken. Niet roemen op je eigen kracht of vermeende gerechtigheid, maar je bewust worden van je zwakte (1 Kor. 1,29-31). Want juist daarin toont God zijn sterkte (1 Kor. 2,5).
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Preekvoorbeeld
Het zal je maar gezegd worden: ‘Gij zijt het licht der wereld.’ En: ‘Gij zijt het zout der aarde. Wie? ‘Wij? Kom nou toch! Maak het hem een beetje!’
Natuurlijk, wij bieden links en rechts echt wel eens een helpende hand, en verlichten op die manier het leven van iemand naast ons. Soms mag je er aan meehelpen dat iemand het weer een beetje ziet zitten, zodat het niet meer zo donker is in haar of zijn leven. En natuurlijk geven wij ook wel smaak aan elkaars leven door onze liefde, onze vriendschap; door hart te hebben voor elkaar, attent te zijn en op het juiste moment het goede woord te spreken.
Maar het ‘licht van de wereld’ zijn? Bewerken dat de wereld, iedereen, zin en smaak in het leven krijgt, gaat dat niet wat erg ver? Trouwens, je kunt toch overal zien dat ons dit niet lukt! Er zijn zelfs cynische mensen die zeggen dat het in de wereld pas echt goed donker is geworden en het er smakeloos aan toe gaat sinds de mens op het toneel verscheen. De mens met zijn moord en doodslag, die de aarde plundert en uitput. De mens die een ander het licht in de ogen niet gunt.
En dan wordt het vandaag tegen ons gezegd: Gij, ja wij, zijt het zout der aarde; gij, ja wij, zijt het licht der wereld. Door Jezus wordt dat gezegd, en die weet doorgaans toch heel goed wat Hij zegt. Hij zal er waarachtig iets zinnigs mee bedoelen, maar wat dan?
Jazeker, Jezus weet wat Hij zegt. Hij weet, bijvoorbeeld, dat de woorden ‘licht’ en ‘zout’ in zijn eigen synagoge, waar Hij op Sabbat toch altijd kwam, gebruikt worden als beelden voor de Wet van God. De Wet wordt ‘licht’ en ook wel ‘zout’ genoemd. Als Jezus vandaag deze woorden voor zijn toehoorders gebruikt, voor ons dus, maakt dit al iets duidelijk. Wij mensen zijn niet zomaar vanzelf het licht van de wereld of het zout der aarde. Wij zijn dat als wij leven overeenkomstig de Wet van God en ons die eigen maken.
Nou klinkt dit weer wat zwaarwichtig: Leven overeenkomstig de Wet van God. Streng ook, regeltjes-achtig. Voor je het weet zie je geheven vingertjes en strenge blikken. Maar gelukkig is er vandaag ook nog de Eerste Lezing, uit de profeet Jesaja. En die zegt, dat wij zullen stralen als de dageraad, wanneer wij ons brood delen met wie hongerig zijn, dakloze zwervers opnemen, naakten kleden en ons niet van onze medemens afkeren.
Dit klinkt al weer wat vertrouwder in de oren. Zeker als wij bedenken dat ieder van ons op zijn tijd in situaties verkeert, heeft verkeerd, dat je je brood deelt met wie hongerig zijn en de voedselbank niet vergeet; dat je mensen opneemt, al is het maar door gul te geven aan het Leger des Heils, of oude maar goede kleding niet achteloos weg te gooien. En zou er in ons leven helemaal niemand zijn die kan zeggen dat hij of zij door jou uit de brand is geholpen of opgevangen tijdens een moeilijke periode, of die bij ons bescherming heeft gevonden, omdat je voor haar of hem op bent gekomen? Uit dit soort zaken toch, en soms vind je dat ze helemaal geen naam mogen hebben en waarbij je van geen dankjewel wilt weten, bestaat het onderhouden van de Wet van God.
En als wij dit doen, straalt er licht, zegt Jesaja. Niet voor de hele wereld misschien, maar in ieder geval voor de mensen die wij aldus verlichten, en die op die manier, dankzij ons, weer zin en smaak in het leven krijgen. Geen licht misschien voor heel de wereld, maar wie op deze manier leeft werkt er wel aan mee dat Gods Woord steeds meer licht van de wereld wordt en dat de wereld ook steeds meer gaat smaken naar de goedheid van God, die toch niet enkel voor onszelf is bedoeld, maar voor alle mensen met wie wij leven. Op deze manier mogen wij er het onze aan bijdragen dat steeds meer mensen, en stukje bij beetje ook heel de wereld, gewaar worden dat Gods Woord licht voor de wereld is.
Het goede dat wij elkaar doen, doen wij natuurlijk eerst en vooral om goed te doen en om anderen het beter te laten krijgen. Maar met dit te doen kunnen wij tegelijk laten zien dat het Woord van Gods Wet inderdaad licht voor de wereld is. Maar dan mogen wij dit goede niet trots opeisen voor onszelf. Alsof wij het aan onszelf hebben te danken als mensen bij ons verlichting hebben gevonden, of levensmoed, levenszin. Ons goed doen aan elkaar draagt er pas toe bij dat heel de wereld Gods licht gewaar wordt, wanneer wij óók willen verwijzen naar de goedheid van God als de bron en de oorsprong van het goede dat wij doen. Als de lichtbron waarmee wij anderen mogen verlichten. Als de zin in het leven die wij mogen doorgeven, zodat anderen er ook weer zin in krijgen. Zoals Jezus het evangeliegedeelte van vandaag besluit: Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en de Vader verheerlijken die in de hemel is. Dat God verheerlijkt wordt, daar gaat het om. Want Hij is het licht van de wereld en het zout der aarde. Hij verlicht ons en geeft aan ons leven zin en smaak.
Natuurlijk zijn wij het licht van de wereld niet. Natuurlijk zijn wij het zout der aarde niet. Wij kunnen er naar verwijzen. Door in het goede dat wij doen Gods licht te weerkaatsen. Door in het recht dat wij elkaar doen de wereld steeds meer te laten smaken naar de gerechtigheid van God. En naarmate wij dit doen worden wij zelf natuurlijk ook lichter en gaat het van ons afstralen en gaan wij beter smaken, en proeven ook anderen aan ons de goedheid van God.
Op deze manier zijn wij wel licht van de wereld en zout van de aarde. Maar dan moeten wij ook niet bang zijn om er van te getuigen, of liever, er over te vertellen, waar wij het licht vandaan hebben dat wij soms uitstralen en waar wij de smaak vandaan hebben en de zin die wij in het leven hebben. Want anders gaat misschien toch weer gedacht worden dat wij het zijn, dat licht en dat zout. En dat zijn wij enkel door te verwijzen naar Gods Woord, naar Jezus, die de vervulling is van de Wet van God..
En dit is precies wat hier zondag op zondag gebeurt. Door te nemen van de gaven van zijn Woord en zijn Tafel belijden wij, dat het goede dat wij hopelijk ook komende week weer mogen doen, ontspringt aan Hem en in Jezus zijn oorsprong vindt. Daarom is het hier ook zo’n goede plek om het ons te laten zeggen, en eigenlijk ook de enige plek om onze oren te kunnen geloven, als Jezus tegen ons zegt: Gij zijt het licht der wereld, Gij zijt het zout der aarde.
inleiding drs. Jo Beckers
preekvoorbeeld dr. Jan van den Eijnden OFM