- Versie
- Downloaden 77
- Bestandsgrootte 251.77 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 5 december 2020
- Laatst geüpdatet 5 december 2020
31 januari 2021
Vierde zondag door het jaar
Lezingen: Deut. 18,15-20; Ps. 95; 1 Kor. 7,32-35; Mar. 1,21-28 (B-jaar)
Inleiding
De perikoop is duidelijk afgebakend: in Marcus 1,21 gaan Jezus en de zojuist door hem geroepen volgelingen (meervoud) naar Kafarnaüm en gaat Hij (enkelvoud) daar meteen op de sabbatdag de synagoge binnen om te leren; in vers 29 komen zij (meervoud) de synagoge weer uit. Binnen de synagoge treedt Hij dus alleen op. Er valt aan te nemen dat Hij in zijn onderricht de nabijheid van het koningschap van God heeft aangekondigd (zoals in vv. 14-15) en heeft opgeroepen tot geloof daarin, en tot omkeer op grond daarvan. Daarmee zijn de hoorders in een nieuwe tijd geplaatst, en proclameert Jezus tegelijkertijd zichzelf als Meester van de tijd. En ‘ze’ zijn ondersteboven, buiten zichzelf, uit hun baan geworpen van dit onderricht van hem: want hij onderricht hen als een gezaghebbende en niet als de Schriftgeleerden (Mar. 1,22).
Deuteronomium 18,15-20
Op dit punt kan het zinvol zijn, naar de lezing uit Deuteronomium over de profetie te kijken, al spreekt de evangelieperikoop niet expliciet van Jezus als een profeet. In Deuteronomium 18,16v komt Mozes terug op de verbondssluiting aan de Horeb. Daar heeft jhwh gesproken vanuit het vuur: het volk kon geen gestalte zien, het hoorde een klank van woorden weerklinken, louter en alleen die Stem, zo had Mozes zich al herinnerd in hoofdstuk 4 (Deut. 4,12). En in hoofdstuk 5 herinnerde hij eraan, dat het volk op dat moment besefte: wie gezien heeft hoe God met mensen spreekt, kan niet in leven blijven; en daarom vroeg het: moeten we soms omkomen in dat vuur, kunnen we niet beter weggaan uit deze gevarenzone, zodat jij, Mozes, voortaan namens jhwh tot ons spreekt? (Deut. 5,25vv). Mozes stemde daarmee in, en nu, in hoofdstuk 18 komt hij erop terug en laat hij jhwh dit ook voor de toekomst toezeggen: ‘een profeet zal ik voor u telkens uit de kring van de broeders doen opstaan, net als jij, Mozes, dat bent, en Ik zal mijn uitspraken in zijn mond leggen’.
Mozes is de eerste van de profeten, maar de profetie gaat ook na hem door (Deut. 18,18); van degene die naar de profeten niet luistert zal jhwh rekenschap vragen (v. 19), en een profeet die andere woorden spreekt dan woorden op gezag van jhwh gaat er aan (v. 20). Nu gold in het jodendom van de tweede tempelperiode, dat de profetie geacht werd met de profeet Zacharia tot een einde te zijn gekomen (het geschrift Maleachi is meer een afsluitend construct). De ‘schrijvers’, die de geschriften van Tora en profeten tot een afsluiting brachten, werden daarmee gaandeweg steeds meer tot commentatoren van de gegeven tekst: Schriftgeleerden. Wat de hoorders dan opeens bij Jezus in die synagoge ervaren, is dus zoiets als het volgen van het spoor terug, maar dan tegelijk als spoor voorwaarts: méér dan een Schriftgeleerde, een commentator van het geschrevene, is hier. Is het een profeet dan, aan wie jhwh het levende Woord toevertrouwt? Misschien, maar misschien nog is het wel meer dan dat: het is bijna een ervaring als aan de berg van het verbond zelf: een Stem, een spreken als een verterend vuur.
‘En meteen is er in hun synagoge een mens met een onreine geest, hij krijste, hij zegt: wat is er tussen ons en jou, Jezus Nazarener, ben je gekomen om ons in het verderf te storten? Ik weet wie je bent: de heilige van God’ (Mar. 1,23v). Het is uiteraard mogelijk, te vragen naar de antieke ziektecatalogi en dan na te gaan wat er op vergelijkbare wijze in valt te herkennen aan psychiatrische fenomenen vanuit modern medisch perspectief, ondersteund door neurologisch onderzoek. Commentaren wijzen dan op hysterie (al is dat nauwelijks nog een gangbare medische term) of op paranoia. Dat kan allemaal, maar we plaatsen onszelf dan wel ver op afstand van de tekst.
Miskotte zegt: ‘Kwamen deze bezetenen ook elders voor? Nee, nee, zij komen alleen daar voor waar het Woord Gods gehoord werd in vorige generaties in Israël. Jezus schijnt waarlijk de wereld bezeten te maken. Waar hij is, daar verschijnen plotseling die bezetenen en ze komen met hopen samen. Dan wordt het openbaar dat zij op een bepaalde manier abnormaal zijn.’ ‘Dit demonische is niet algemene zondigheid, maar ook niet een afwijking die overal kan voorkomen. Het openbaart zich daar waar Gods Woord is verschenen én verdrongen. Nu komt daar de Zoon en legt de vinger op die wonde. Dan komt daar uit de kelder, uit het onderbewuste, naar boven dringen en ruisen aan de ene kant een begeerte om weer het bezit te hebben over die schatten en aan de andere kant de angst voor verantwoordelijkheden en nieuwe bindingen die dit met zich mee zou brengen. Aan de ene kant een afweer: wat hebben wij met U te doen? Aan de andere kant een belijdenis: ‘ik ken U wie Gij zijt.’ Marcus wil ons ‘de gespletenheid in de wereld waarin Jezus verschijnt’ laten zien: aan de ene kant wil de mens radicaal zichzelf kwijt en aan de andere kant is hij als de dood in werkelijkheid met Jezus in aanraking te komen.’
Technisch wijst Monshouwer er bij die belijdenis op, dat op verschillende plaatsen in het boek Richteren het Nazireeërschap van Simson in de Septuagint afwisselend wordt beschreven met nazir of hagios (Heilige). Ook is in Numeri 15,40 sprake van een mens die ‘heilig is voor God’ (zie ook Ps. 16,10 en voor Jezus Joh. 6,69). De verschillende termen die de bezetene in de mond neemt duiden dus inderdaad op een kennis van Jezus’ goddelijke herkomst, die de evangelist uit zijn mond zonder geheimzinnigheid optekent.
En hoe staat het met die andere zijde, de komst van Jezus om ‘ons (onreine geesten, meervoud) in het verderf te storten’? Zoals bekend (Miskotte verwijst er ook naar) heeft Dostojewski in zijn grote roman over het negentiende-eeuwse Russische terrorisme naar de demonen uit het Evangelie verwezen. Gezien de apocalyptische context van Marcus is dat niet zo gek. Denk aan 1 Henoch 69,27, waar de Mensenzoon in zijn oordeel zondaars verwijdert van het gelaat van de aarde, of aan Openbaring 20,10, waar de duivel in de poel van zwavel wordt geworpen waar anderen verleiders zich al bevinden.
Bedenbender meent dat hier sprake is van een politieke context: Marcus maakte de verdwaasdheid mee, die leidde tot de opstand en de zogeheten Joodse oorlog van het jaar 70. Hij tekent in zijn evangelie een Messias die in een duidelijk contrast staat met de doordravende opstandelingen. Zij, de bezeten fanatici, beseffen dat zijn weg hun ondergang inhoudt. Bedenbender verbindt dat met de schoonmoeder van Petrus in de volgende perikoop, die bevangen is van een koorts, even hevig als de brand waarin Jeruzalem ten onder zal gaan (Mar. 1,29vv). Jezus geneest haar, zoals de bezeten radicalen van hun koorts genezen moeten worden om Jeruzalem te redden. Of Jezus in die missie uiteindelijk is vastgelopen, zoals Bedenbender (tot mijn schrik) meent, kunnen we aan de hand van de tekst voor vandaag niet uitmaken. Hier weten de bezetenen: waar jij, heilige Gods, optreedt, gaat onze bezetenheid eraan – de bezetenheid, niet de mens, die immers niet met zijn bezetenheid samenvalt: Jezus verdrijft de onreine geest, die zich alleen met stuiptrekkingen en veel geschreeuw in dat bevel voegt, uit de mens (Mar. 1,25v). En dat wekt opnieuw grote verbazing bij allen in de synagoge: hij die geen onderricht gaf als een Schriftgeleerde, maar met gezag (v. 22), blijkt een zodanig nieuw, gezaghebbend onderricht te geven – verondersteld dat kat’ exousian hier als een bepaling te lezen is bij didachè –, dat hij ook de onreine geesten onder zijn bevel plaatst, zodat zij naar hem wel moeten horen en gehoorzamen (Mar. 1,27). Want zo is dat bij een profetenwoord: wanneer een profeet het spreekt, geschiedt het ook! (Deut. 18,22; Jer. 28,9). De zogenaamde werkelijkheid van de bezeten fanatici, in Israël en waar ook ter wereld, stort deze Heilige Gods in het verderf, en een mens kan verschijnen die bevrijd is van deze bezetenheid.
Literatuur
D. Monshouwer, Markus en de Torah, Kampen: Kok 1987
K.H. Miskotte, ‘Jezus in een bezeten wereld’ (Marcus 1:24), in: W.E. Verdonk e.a. (red.) K.H. Miskotte, Preken en meditaties. Verzameld Werk deel 3, Kampen: Kok 1997, 446-451
Andreas Bedenbender, Der gescheiterte Messias, Leipzig: Evangelische Verlagsanstalt 2019
H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Preekvoorbeeld
Jezus staat in de synagoge tegenover een man met een onreine geest. In de wereld van de Bijbel spelen geesten een belangrijke rol. Alle zichtbare verschijnselen werden uitgelegd als het werk van een onzichtbare geest.
Een beetje te vergelijken met bij ons de wind. De wind zelf heeft nog nooit iemand gezien. Wij zien de takken van de bomen heen en weer schudden, of we voelen bij het fietsen de tegenwerking van de lucht, en we concluderen: dat is de wind. Of de zwaartekracht: de zwaartekracht zelf heeft nog nooit iemand gezien. Maar alle dingen van enig gewicht vallen naar beneden, en we concluderen: dat is de zwaartekracht. Zo schreef men in de Bijbel alle zichtbare dingen toe aan de inwerking van onzichtbare geesten. Goede dingen kwamen van de goede geest; slechte dingen van de kwaadwillende geest.
Nu begrijpen we ook waarom Marcus aan het begin van zijn evangelie vertelt hoe de geest vanuit de hemel op Jezus neerdaalt. Dat hoorden we drie weken geleden bij gelegenheid van de doop van Jezus. Daarmee maakt Marcus duidelijk dat de persoon van Jezus vanaf dat moment aangestuurd werd door de goede geest van God uit de hemel: de heilige Geest. Alles wat hij zegt..., alles wat hij doet: geïnspireerd door de geest die van God afkomstig is.
En nu staat die Jezus tegenover iemand die wordt aangestuurd door een onreine geest. Het is echt een onreine geest: dat kunnen we afleiden uit wat hij de man laat zeggen: ‘Wat hebben we met jou te maken? Ik weet wie je bent: de heilige van God.’ Die kwaadaardige geest weet wie hij voor zich heeft: de heilige van God. En God staat voor ‘liefde’, ‘genade’, ‘barmhartigheid’... En daar wil die geest niets mee te maken hebben! Hoe onrein wil je het hebben?
En dan de verrassing. Jezus legt die geest het zwijgen op en gebiedt hem uit die man weg te gaan. En die boze geest doet het nog ook! Met andere woorden: de goede geest is sterker dan de boze geest. De geest die bij de doop vanuit de hemel van Jezus bezit heeft genomen, blijkt sterker dan de boosaardige geest. Dat mag met recht Blijde Boodschap, evangelie, heten. De mensen in de synagoge kunnen hun ogen en oren niet geloven: ‘Wat betekent dat? Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen hem!’ Maar goed beschouwd is dat wat we vorige maand met Kerstmis vierden: dat het licht van God de duisternis van de nacht verjaagt. En straks met Pasen zullen we het weer verkondigen: dat het goede sterker is dan het kwade; het leven sterker dan de dood.
De bedoeling van dit verhaal is duidelijk. Marcus roept ons op ons aan te sluiten bij de goede geest, in ons leven te kiezen voor de geest van God, want die zal uiteindelijk de sterkste blijken en aan het langste eind trekken. Mooie overweging. Maar gelóóf ik het ook? Kan ik geloven dat het goede uiteindelijk sterker is dan het kwade? Als ik kijk wat er in de wereld om mij heen, en wellicht zelfs in mijn eigen leven allemaal gebeurt: kan ik dan echt geloven dat het goede het laatste woord zal hebben? Want dat zou betekenen dat ik in het geharrewar van het dagelijkse leven consequent zou moeten kiezen voor het goede, voor de barmhartigheid, voor de genade en de vergevingsgezindheid. Want die zullen uiteindelijk aan het langste end trekken. Juist zoals Jezus dat deed. Maar hoe vaak heb ik niet van die momenten dat ik denk of minstens in mijn gedrag demonstreer: ‘Het goede? Ja dahhag, vandaag even niet. Komt me niet uit; gaat ten koste van mijn portemonnee, mijn eigen belang, mijn welbevinden. Er zijn tenslotte grenzen; je moet wel met beide benen op de grond blijven.’
Consequent kiezen voor het goede. En toch is dat wat Jezus ons heeft voorgeleefd. Zelfs toen het ging ten koste van zijn eigen welbevinden, zelfs zijn eigen leven: hij bleef kiezen voor de geest van God. De meest verbijsterende voorbeelden daarvan worden verteld door Lucas in zijn evangelie. Dan wordt Jezus in Getsemane door een troep houwdegens opgepakt; één van die aanvallers raakt daarbij zelf gewond aan zijn oor. En dan het ongelooflijke: Jezus raakt die ellendeling aan en geneest hem! Zelfs daar liet hij zich inspireren door de geest uit de hemel. En als hij tenslotte aan het kruis is geslagen en getreiterd wordt door zijn beulen, horen we hem bidden: ‘Vader vergeef het hun...’ Ja, zelfs daar..., op dat moment. Zelfs daar bleef hij geloven dat het goede uiteindelijk sterker is dan het kwaad. Uiteindelijk. Hij durfde zelfs over de grenzen van het leven heen te denken en te geloven.
En hij roept ons op, u en mij, dat ook te durven en te doen of er minstens om te vragen in ons gebed.
inleiding prof. dr. Rinse Reeling Brouwer
preekvoorbeeld drs. Dries van den Akker