- Versie
- Downloaden 47
- Bestandsgrootte 294.63 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
22 maart 2009
Vierde zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: 2 Kron. 36,14-16.19-23; Ps. 137; Ef. 2,4-10; Joh. 3,14-21 (B-jaar)
Inleiding
Het einde is het einde niet
In de Veertigdagentijd bieden de eerste lezingen op de achtereenvolgende zondagen een al te vlug overzicht van de hele schriftuurlijke liefdesgeschiedenis van God met zijn volk. De eerste zondag begint het bij het oorspronkelijke verbond. De tweede brengt ons al bij Abraham; de derde bij Mozes en de vierde in het Beloofde Land – of er alweer uit met de ballingschap. In het B-jaar krijgen we het slot van de boeken der Kronieken met enerzijds het verhaal van de verwoesting van de tempel van Jeruzalem, geïnterpreteerd als straf van God omwille van de zonden van Gods volk, maar anderzijds niet zonder het perspectief dat er een einde gekomen is aan Gods woede: het hele boek eindigt met het decreet van de Perzische koning waarin hij de toestemming geeft om een nieuwe tempel voor de Heer te bouwen in Jeruzalem.
In zijn onuitputtelijk meevoelen met zijn volk ‘stuurde God al maar gezanten’ naar zijn volk, maar dat wilde niet luisteren. Daarom kon Gods woede niet uitblijven. Dat wil zeggen: het volk heeft zichzelf veroordeeld tot de ballingschap. Maar God wil niet de ondergang van zijn volk: dat blijkt uit het feit dat hij Kores (of Cyrus) ‘opwekt’ om zijn volk naar Jeruzalem te laten terugkeren.
Liefde die het volle leven geeft
De evangelielezingen in het B-jaar stellen op de derde, vierde en vijfde zondag de persoon van Jezus centraal en verwijzen al vooruit naar het Paasmysterie van Jezus’ kruis als weg naar het volle leven. In het Evangelie volgens Johannes verwijst Jezus naar een woord uit Numeri 21,9: ‘Ieder die door een slang was gebeten en zijn ogen op de bronzen slang richtte, bleef in leven’. Het boek der Wijsheid (16,7) verduidelijkt: ‘Wie zich naar dat teken wendde, werd niet gered door wat hij aanschouwde, maar door U, de enige Redder.’ Het is inderdaad niet het zien van een bronzen beeld dat kan redden. Alleen de Heer redt.
Rabbi Sjlomo ben Jitzak, beter bekend onder de afkorting Rasji, verklaart in zijn commentaar op de Thora: ‘Wanneer de Israëlieten naar boven, d.i. naar God, zagen en hun hart onderwierpen aan hun Vader, die in de hemel is, dan genazen ze’. Zoals de oude Aramese Targoem Yerushalmi I parafraseert: ‘Wie zijn ogen richt op de bronzen slang en zijn hart wendt tot het woord van de Heer, zal in leven blijven’. Als het vleesgeworden Woord van de Heer is Jezus een bron van leven voor wie gelovend naar Hem opkijkt. Zijn ‘verheffing’ op het kruis was immers tegelijk zijn ‘verheffing’ door de Vader tot messiaanse koning
Jezus is Gods ‘eigenste’ geschenk aan de wereld. Een geschenk van liefde. Daarom heeft God in zijn vaderlijke en moederlijke liefde zijn Woord van leven gegeven aan zijn volk. Eerst op stenen tafelen of op het perkament van de Schrift. Maar dan ook in vlees en bloed. Zijn Zoon Jezus is gekomen om ons te tonen hoe Gods Woord een woord van liefde is. Wie daarin niet vertrouwt, die veroordeelt zichzelf en sleurt jammer genoeg nog vele anderen mee in zijn ondergang!
Gods Zoon is niet gekomen als rechter, maar als redder. Hij is gekomen om het kwaad te bestrijden en te overwinnen. Geen strijd tegen zondaars, maar tegen de zonde. Hij is niet gekomen om zondaars te straffen voor hun zonden, maar om hen te bevrijden van het kwaad en van de kwalijke gevolgen van hun zonden.
De strategie voor deze bevrijding is niet een militaire tactiek, maar het vertrouwen in de liefde van de Schepper. Wie leeft in de logica van de liefde, leeft niet onder het oordeel. Want vrienden beoordelen elkaar niet, maar zorgen voor elkaars geluk en genieten van de vreugde van de ander. Wie op Jezus’ God vertrouwt, is bevrijd van angst. Hij is niet meer veroordeeld tot een leven van voortdurende bezorgdheid voor zichzelf en zijn eigen geluk. We mogen immers hopen op de goede wil van Hem die geen andere ambitie heeft – en ook de macht heeft! – om onze redder te zijn en niet onze rechter.
Gods erbarmen haalt ons uit de dood
De tweede lezing sluit het meest rechtstreeks aan bij het Evangelie van deze zondag. Paulus schrijft: ‘Door Gods barmhartigheid zijn wij tot leven gewekt, wij die dood waren door onze zonden.’ Dat hebben we niet aan onszelf te danken, maar alleen aan Gods genade. Omdat wij iemand zijn tegengekomen die ons Gods liefde heeft doen zien, iemand die ons heeft meegenomen naar Gods familie, iemand die ons heeft verteld van het Evangelie en van Jezus.
Onze grootste genade is het geschenk van het Evangelie. En de gave om er op te kunnen vertrouwen. Want ook het geloof is een geschenk en geen prestatie van onszelf. Het is wel een enorme bevrijding, want wie gelooft is niet meer verplicht om een schone schijn op te houden uit angst veroordeeld te worden door de anderen.
‘Gods werk zijn wij’. Dat is het bijbelse geloof in de Schepper. Maar we worden nog steeds meer Gods werk als we leven in het vertrouwen in Christus. Zodat we ‘de goede daden (doen) die God voor ons al heeft bereid’. Dat is geen predestinatie, maar een uitdrukking van het besef dat onze goede daden een geschenk zijn van God. Wij zijn geneigd ons te beroemen op onze goede daden alsof ze een prestatie zijn van onszelf. Maar als wij tot goede daden in staat zijn, is dat dan niet te danken – het woord danken is hier op zijn plaats – aan anderen die ons hebben geleerd goede mensen te zijn?
Om dezelfde reden moeten wij onszelf ook niet veroordelen om onze zonden. Ze zijn een teken van slavernij aan de zonde die ons in de greep heeft. Dit is niet een vrijpleiten van alle verantwoordelijkheid, maar een oproep om te doen wat de liefde doet: een onderscheid maken tussen zonde en zondaar. Maar daarmee zijn we terug bij de evangelielezing van deze zondag.
Preekvoorbeeld
Vandaag is het ‘de zondag van de vreugde’, in het Latijn: Laetare-zondag. Halverwege in deze veertigdagentijd groeit de vreugde bij wie op weg gegaan is naar het komende Paasfeest. Wie in de voorbije weken opnieuw is gaan bidden, de Schrift lezen, een arme opzoeken, of zijn zonden is gaan belijden, heeft een nieuwe vreugde ontdekt. Om die vreugde van de veertigdagentijd gaat het vandaag.
Van de apostel Paulus hoorden we een passage die precies verwoordt wat er aan ons in deze veertigdagentijd gebeurt. Hij schrijft: ‘Omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered.’
Als geen andere tijd helpt deze voorbereidingstijd op Pasen ons om terug te keren naar de Heer. Daarom is dit een mooie, een blijde tijd, waarin God ons bevrijdt van de eigenliefde, onze zonden vergeeft en ons hart doet volstromen met Heilige Geest. Zo laat hij ons ondervinden hoe krachtig zijn liefde is, hoe groot zijn genade.
Paulus schrijft: God ‘laat ons zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed hij voor ons is door Christus Jezus’. Dat is echt waar. Wie zich laat raken door Gods grote goedheid, wordt een blij mens. Dat is de vreugde van deze zondag Laetare. Moge zij vandaag zo overvloedig binnenstromen in ons hart, dat ook onze gezichten er blij gaan uitzien omwille van de zachte liefde van de Heer.
Het evangelie van deze zondag vraagt dat wij onze blik richten naar Jezus, hoog aan het kruis. Tot Nikodemus zegt Jezus: ‘De Mensenzoon moet hoog verheven worden, opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft’. Hoog aan het kruis verheven, is Jezus voor iedereen zichtbaar. Zo kunnen allen naar hem opzien en genezing en bevrijding vinden. Wij herinneren ons het woord uit de Johannespassie: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken’. Wie zijn blik op Jezus richt, ziet de ongelooflijke liefde van God voor ons. Zoals Jezus zegt tot Nikodemus: ‘God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’
Deze overgrote liefde van God breekt vooral door in de dagen van Jezus’ lijden, toen hij de voeten waste van zijn leerlingen, hun aan tafel zijn lichaam en bloed aanreikte, het kruis op zijn schouders nam en de vrouwen troostte langs de weg. Vanaf het kruis vertrouwde hij zijn moeder toe aan de leerling die hij liefhad en deze aan zijn moeder, hij bad om vergeving voor zijn vijanden en bleef de duivel weerstaan die hem zelfs onder het kruis nog steeds suggereerde toch liever zichzelf te redden dan de anderen.
Nu naderen deze dagen waarin Jezus de volle lengte en breedte, de hoogte en de diepte laat begrijpen van Gods liefde die alle kennis te boven gaat. In de komende dagen schijnt Gods liefde voluit in de duisternis van het egoïsme, het ‘red jezelf’ van deze wereld.
Moge daarom ieder van ons in de komende dagen zijn blik richten op Jezus, hoog verheven aan het kruis. Wij kunnen dit doen door te bidden, door de Schrift te lezen, door vaker deel te nemen aan de liturgie, door een arme op te zoeken, want ook iedere arme of noodlijdende is een beeld van Jezus aan het kruis. Wanneer wij zo onze blik op Jezus richten, valt het licht van Gods overgrote liefde over ons leven en doorboort Gods medelijden ons hart.
Laten wij in de komende weken ook bidden om vergeving voor de duisternis en het kwaad in het eigen leven en in het sacrament van de biecht de vergeving ontvangen die Jezus vanaf het kruis aan elkeen toezegde. Zo doen we wat Jezus zegt tot Nikodemus: ‘Wie oprecht handelt zoekt het licht op.’
Moge in deze korte tijd voor Pasen bij eenieder en in heel onze gemeenschap de vreugde groeien dankzij een intense ervaring van Gods reddende liefde en barmhartigheid. Want nu laat ‘God ons zien hoe overweldigend rijk zijn genade is, hoe goed hij voor ons is door Christus Jezus.’ Daarom, geliefde broeders en zusters, Laetare, weest blij en verheugt u.
Hendrik Hoet, inleiding
Leon Lemmens, preekvoorbeeld