- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 456.35 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
30 januari 2011
Vierde zondag door het jaar
Lezingen: Sef. 2,3; 3,12-13; Ps. 146; 1 Kor. 1,26-31; Mat. 5,1-12a (A-jaar)
Inleiding
Onverdeelde keuze voor God
Sefanja heeft in de nadagen van de Assyriërs en kort voor de hervorming van Josia (622) een bekende profetische thematiek: Bekeer je van afgodendienst, valse profetie en onrecht. Kies nu eindelijk onverdeeld voor vertrouwen op JHWH, want anders treft je zijn oordeel. Sefanja noemt dat Dag van de Toorn van JHWH. Dat is geen Laatste Oordeel, maar een vernietiging op grote schaal, die Jeruzalem én haar vijanden zal treffen. Het eindigt met de belofte datJHWH zelf daarna een rest van Juda tot bekering zal brengen en herstellen.
Psalm 146 spoort ook aan om je zekerheid niet bij machtige mensen te zoeken, want die zijn sterfelijk, maar bij God. Ons gedeelte getuigt dat JHWH de zwakken bijstaat, als een belofte voor wie die keuze daadwerkelijk maakt.
De zaligsprekingen bekijkend tegen de achtergrond van de hele bijbel, zien we weer die oproep tot een onverdeelde keuze voor God. Het is geen nieuwe Wet, geen politiek program, niet een program voor de geestelijke elite alleen. Het is niet uitsluitend voor de gemeente maar ook voor de enkeling. Het is niet een heel geestelijk betoog tegenover een politiekere Lucas. Het is geen zoethoudertje en wat er nog meer van gemaakt is. De toekomende tijden in alle tweede delen van de zaligsprekingen vormen al weer zo’n belofte.
Sefanja 2,3; 3,12-13
Ootmoed(ig) komt 3 keer voor. Het kan duiden op landloze, dus kansloze armen, maar ook op het besef t.o.v. JHWH als een bezitloze te zijn, met lege handen te staan. Sefanja 2,3 spoort aan vanuit dat besef JHWH te dienen, zijn geboden te onderhouden, gerechtigheid te doen en zo al bij die rest te horen die gered zal worden. Sefanja 3,12-13 gaat in op die rest: ootmoed, toevlucht, onwaarheid, bedriegen hebben vooral een godsdienstige betekenis; bescheiden, onrecht, weiden en neerliggen vooral een profane. Het gaat om een mentaliteit die heel het leven omvat.
Matteüs 5,1-12a
Eerder verkondigt Jezus dat het Rijk der Hemelen nabij is. Hier gaat hij ervoor zitten en ontvouwt voor het eerst uitgebreid zijn leer. Onduidelijk blijft op welke berg de berg is. Zijn leerlingen zijn waarschijnlijk die hele menigte (zie 7,28) en zeker niet de twaalf (zie 9,9). Degenen die de bergrede beschouwen als program voor een kleine voorhoede, willen graag dat Jezus zich tot de twaalf richt.
Zalig betekent ook wel geluk, gevonden in de relatie met God, maar vooral gewone menselijke voorspoed.
Armen hebben een streepje voor in de bijbel. Zij staan meer open voor de blijde boodschap en ontvangen deze het eerst (Jes. 61,1; Jak. 2,1-5).
Armen van geest – net zo’n constructie als zuiveren van hart – is die mentaliteit van ootmoed als in Sefanja. Wie arm van geest is of wordt als een kind, gaat het Rijk der Hemelen binnen. De ‘rijken van beurs’ komen er maar moeilijk binnen (19,23) en wie zich rijk rekenen bij God, zoals Farizeeën, helemaal niet (23,13).
Treurenden kunnen treuren om doden, lijden, zonden. Het heeft een zeer algemene betekenis. Getroost kan ook aangespoord, bemoedigd betekenen. De Trooster als woord voor de Geest (Joh.) is van dit woord afgeleid.
Zachtmoedigen gaan te werk met mildheid (Gal. 6,1). De koning op een ezel (Zach. 9,9; Mat. 21,5) is zachtmoedig. Zij – niet degenen die het grijpen, niet de veroveraars te paard – krijgen het land als erfdeel. Vergelijk Psalm 37,11: de landlozen worden landbezitters.
Hongeren en dorsten naar gerechtigheid sluit aan bij Amos (8,11) en het zoeken in Sefanja. Verzadigd worden komen we weer tegen bij de wonderbare broodvermenigvuldiging.
Barmhartig(heid) komt voort uit mee-lijden. God betoont barmhartigheid. Vele zieken vragen barmhartigheid van Jezus. Hij geneest hen dan. Het woord aalmoes is van dit woord afgeleid.
Zuiveren van hart zijn zij die onvermengd, vrij van schuld, zonde, of onzuivere intenties voor God en mensen staan (Ps. 24,4; 73,1; 1 Tim. 1,5). Als er niets meer tussen jou en God staat, dan kun je hem zien.
Kinderen (zonen) van God verwijst naar het volk voor zover dat zich trouw aan zijn geboden houdt (Hos. 2,1; Wijsh. 12,7).Vervolging en smaad zijn zaken waar Jezus’ volgers rekening mee moeten houden (5,44; 10,22.23). Jesaja (51,7v) spoort al aan tot standvastigheid. Jezus gaat nog verder.
Kansrijk leven
Wat op het eerste gezicht sterk leek, extra goden voor vruchtbaarheid en gewin, onrecht plegen, steunen op machtigen, onafhankelijkheid, op eigen rijkdom en brute kracht vertrouwen, is kansloos. Het schijnbaar zwakke: ootmoed, vertrouwen op God en zich afhankelijk weten van hem, vervolging aanvaarden, geeft toegang tot het Koninkrijk.
Dit is geen zoethoudertje; geen ‘Stil maar, wacht maar’, maar een reële levenskeuze; reëler dan je op het eerste gezicht misschien zou denken, want gebaseerd op eeuwenlange geloofservaring. Die staat ervoor garant, dat juist dit kansrijk leven is.
Preekvoorbeeld
Vandaag beginnen we te lezen in de grote compositie die in het Matteüsevangelie maar liefst drie hoofdstukken lang doorgaat. Het gaat om de zogeheten ‘Bergrede’, die je met recht de ‘Magna Charta’ van elke leerling zou mogen noemen. Matteüs wil deze hoofdstukken van zijn Evangelie er duidelijk uit laten springen. Jezus gaat een berg op: dicht bij God wil hij zijn. Daarmee wil de evangelist een vergelijking maken tussen het Oude en het Nieuwe Verbond van God en zijn volk. Het eerste verbond werd bekrachtigd door de wet die Mozes op de berg krijgt: de tien geboden. Het tweede verbond wordt bezegeld met de nieuwe wet die op de berg van de zaligsprekingen werd afgekondigd.
Vorige week hoorden we in het Evangelie hoe de eerste leerlingen en de eerste menigten zich rondom Jezus verzamelden. Het ging om vrouwen en mannen die geraakt waren door woorden die ze daarvóór nooit gehoord hadden. Jezus onderwees niet zoals de vele andere meesters van die tijd (en ik kan u verzekeren dat er dat velen waren). Nee, ‘hij sprak met gezag’, zal de evangelist Matteüs straks aan het einde van de Bergrede constateren. Het gezag van iemand die naar de mensen toekwam om hen te dienen en niet om gediend te wórden. Iemand die klaarstond om van het Evangelie te houden. Méér zelfs dan van zijn eigen leven! En de mensen die naar hem kwamen luisteren voelden dat haast intuïtief aan. Dat deze woorden van Jezus wáár waren, dat ze concreet waren als het leven zelf, dat drong bij zijn toehoorders binnen. Het ging heel vaak om mensen die moe waren, ziek; mensen die al bedelend aan de kost moesten zien te komen. Soms waren ze gewelddadig, direct klaar staand met hun vuisten als ze zich benadeeld voelden. Heel vaak ook ging het om wanhopige mensen, desperado’s.
Jezus zag hen nu al dágen achter zich aan komen. Je kunt je zomaar voorstellen hoe hij hen aankeek: vrouwen en mannen die hem volgen waar hij ook maar gaat. Vaak valt het voor hen helemaal niet mee om hem achterna te gaan: moeten ze behoorlijke offers brengen, alles achter zich laten. Je zult maar ziek zijn, of oud en gebrekkig, of zwaar depressief. Stel je de ontberingen voor die ze moeten lijden, al die mensen. Maar Jezus spreekt elk van hen persoonlijk aan, stelt hen vragen, luistert belangstellend naar hun levensverhaal, naar hun klachten, hun wanhoop soms. Een aantal van hen kent hij zelfs inmiddels bij naam (hoe belangrijk is dat niet, dat je bij je naam genoemd wordt!). Maar al zou Jezus hun levensverhalen niet allemaal kennen, hij kent wél hun vragen en hun noden. En Jezus heeft medelijden met hen. Uit dat sterke gevoel van medelijden (of als u een hekel hebt aan dat woord, mag u ook lezen: medeleven) komt het tafereel voort dat we vandaag in het Evangelie beschreven krijgen. Jezus ziet een menigte mensen voor zich, uitgeputte mensen, zonder hoop en hij gaat de berg op. Net zoals hij vandaag wéér heeft gedaan voor ons in deze kerk toen daarstraks, zoals eigenlijk elke zondag opnieuw, het Evangelie werd voorgelezen. Jezus begint te spreken over geluk (zalig = gelukkig). Wie is gelukkig? Wie is er nou echt zalig? De profeet uit Nazaret wil ons daarover zijn ideeën geven: ‘Zalig is de mens die hoopt op de Heer; zalig is de mens die zorg heeft voor de zwakke, zalig is de mens die vertrouwt op de Heer’. Die mens mag werkelijk zalig heten.
Dat is de lijn waarop Jezus dóórgaat. Zalig zijn voor hem de vrouwen en mannen die arm van geest zijn (en dat betekent niet, dat het je aan materiële rijkdom zou ontbreken, maar dat je spiritueel arm bent) en vervolgens noemt hij de treurenden, de zachtmoedigen, hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, de zuiveren van hart, hen die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid en hen die lasterlijk van allerlei kwaad beticht worden omwille van zijn Naam. Dat zijn verbazingwekkende woorden die de leerlingen nog nooit gehoord hadden. En ook ons, 2000 jaar later, klinken ze nog vreemd in de oren. Woorden uit een andere wereld. Ze komen ons voor als heel mooie woorden, die helaas in de praktijk van alle dag onuitvoerbaar lijken. Voor Jezus ligt dat anders! Wat hij ons toewenst is het ware geluk. Geluk dat niet via Gaston met zijn wekelijkse Straatprijs van de Postcodeloterij komt. Geluk dat niet bestaat uit de pure mazzel dat we nog net op tijd een aandelenpakket verkochten dat een dag later gigantisch in waarde kelderde. Want hoezeer ik ook ieder mens een hoofdprijs gun in de loterijen van deze wereld: dat draagt maar zeer tijdelijk bij aan een gelukkig leven. Mensen moeten zelfs een coach hebben in zo’n geval om zich de gretige vrienden, familie en goede-doelenstichtingen van het lijf te houden. En wij allemaal maar hopen dat die grote prijs toch eens in ons leven mag komen! Mensen die hun leven lang voor een goed pensioen hebben gespaard en nu merken dat de uitkering daarvan nog lang niet zeker is. Menselijke voorspoed, een goede baan, een fijn huwelijk en een mooi huis. Daarmee word je gauw beschouwd als een gelukkig mens. Dat heeft in de reclame zelfs een naam gekregen: het Zwitserlevengevoel, en dan weten we allemaal precies wat er bedoeld wordt! Jezus wil voor ons het ware geluk, dat bestand is tegen stemmingswisselingen, dat niet afhankelijk is van wat op dit moment in de mode is; geluk dat zeker niet afhangt van wat we te consumeren hebben!
Ook de profeet Sefanja roept op om het geluk elders te zoeken: Zoekt de Heer....zoekt de gerechtigheid, zoekt de ootmoed! en dan belooft hij ons: Dan laat ik bij u alleen nog over een ootmoedig, bescheiden volk dat zijn toevlucht vindt bij de naam van de Heer. (Sefanja 2,3; 3,12) Ootmoed, bescheidenheid, zachtmoedigheid, barmhartigheid: het lijken allemaal termen uit een andere tijd, een andere wereld. Maar zowel Sefanja als Jezus roepen ons op tot een echt gelukkig leven. Een geluk dat veel dieper gaat. En dan zijn die zaligsprekingen, die gelukwensen zeker niet te hoog gegrepen of onrealistisch. Dat waren ze immers ook niet voor die menigte die ze als eerste te horen kreeg. De zaligsprekingen hebben een menselijk gezicht, het gezicht van Jezus. Hij is het, de man van de zaligsprekingen, de arme mens, hongerig en dorstig naar gerechtigheid, de zachtmoedige en barmhartige, de mens die vervolgd werd en ter dood gebracht op een kruis. Als we naar deze mens kijken en hem durven volgen, zullen we zalig zijn. Gelukkig op een manier die de wereld ons niet kan geven.
Bart Tieman,inleiding
Paul Verheijen, preekvoorbeeld