- Versie
- Downloaden 54
- Bestandsgrootte 207.98 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 20 februari 2024
- Laatst geüpdatet 20 februari 2024
3e zondag van de Veertigdagentijd, jaar B, 3-3-2024
3 maart 2024
Derde zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: Ex. 20,1-(-3.7-8.12-)-17; Ps. 19; 1 Kor. 1,22-25; Joh. 2,13-25 (B-jaar)
Inleiding
Exodus 20-17 – De tien woorden
‘Bovenal bemin één God. Zweer niet ijdel, vloek noch spot…’ Zo luidden de beginwoorden van de zogenoemde decaloog – de ‘Tien Geboden van God’ – in de versie van de ‘Catechismus ten gebruike van al de bisdommen van België’ uit 1946. Ze werden er bij generaties kinderen zodanig ingedramd, dat tot op vandaag stokoude mensen ze nog steeds uit het hoofd kennen. Of men daarmee echt recht deed aan deze bepalingen, die in het boek Exodus (20,1-17) zijn overgeleverd, valt te betwijfelen (in Deut. 5,6-21 staat er een nagenoeg identieke versie van).
Vooreerst is er in de bijbeltekst van Exodus 20,1-17 geen sprake van ‘geboden’. Het gaat er over de ‘woorden’ die God sprak, niet over Gods ‘geboden’. Wanneer de bijbelse auteurs refereren aan Gods ‘geboden’ gebruiken ze immers steevast de Hebreeuwse term miṣwâ. Trouwens, in Exodus 20,1-17 zijn verschillende van deze ‘woorden’ niet als gebod, maar als een verbod geformuleerd.
Daarenboven is het getal ‘tien’ enigszins problematisch. De voorstelling dat er Exodus 20,1-17 precies tien goddelijke ‘woorden’ bevat is wellicht geïnspireerd op verzen die geen deel uitmaken van deze perikoop. Zowel in Exodus 34,28 als in Deuteronomium 4,13 en 10,4 is er sprake van ‘tien woorden’ die God tot Mozes had gesproken (het in het Nederlands gebruikelijke woord ‘decaloog’ is afgeleid van de Griekse vertaling van deze verzen: tous deka logous). Indien hiermee aan de ‘woorden’ van Exodus 20,1-17 wordt gerefereerd, dan is het niet eenvoudig te bepalen waar het ene ‘woord’ eindigt en het andere begint. Dit heeft ertoe geleid dat binnen zowat elke religieuze stroming een eigen indeling van de ‘tien woorden’ in Exodus 20,1-17 wordt voorgestaan. Bij katholieken gelden bijvoorbeeld het voorschrift om geen andere goden te hebben (v. 1) en geen (afgods)beelden te maken (vv. 2-6) als het eerste gebod. Verschillende stromingen uit het protestantisme daarentegen beschouwen ze als twee afzonderlijke geboden.
Over het algemeen is men het erover eens dat er binnen de tien ‘woorden’ in Exodus 20,1-17 vanuit formeel oogpunt twee categorieën kunnen worden onderscheiden. Er zijn met name verboden en geboden. Het merendeel van de tien ‘woorden’ zijn verboden. Slechts het onderhouden van de sabbat (vv. 8-11) en het eren van de ouders (v. 12) zijn als gebod geformuleerd. De rest van de ‘tien woorden’ zijn (ethische) verboden, die apodictisch zijn geformuleerd. Anders dan casuïstische geboden of verboden (indien… dan) zijn het korte en krachtige uitspraken. Zelfs het eerste ‘gebod’ – ‘U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij’ – is als een verbod geformuleerd.
Deze hoofdzakelijke negatieve toon van de decaloog klinkt actuele lezers vreemd in de oren. Immers, door verboden voelt de hedendaagse mens zich beperkt in zijn vrijheid. Niets is evenwel minder waar. Door de negatieve formulering wordt er precies een grens gesteld die in geen geval overtreden mag worden. Voor zover deze grens niet wordt overschreden geldt er een grote vrijheid. Hoe vreemd het ook mag klinken, in de decaloog staat uiteindelijk de vrijheid centraal, hetgeen blijkt uit het opschrift ervan: God is een bevrijdende God (v. 1). De decaloog wil ervoor zorgen – in geboden en verboden – dat de mens deze vrijheid kan behouden.
Ook vanuit inhoudelijk oogpunt kan men de tien ‘woorden’ in twee groepen onderscheiden: sommige ‘woorden’ stellen de relatie tot God centraal, terwijl andere zich veeleer over de intermenselijke relaties bekommeren. In het jodendom vertaalt zich dat in de grafische voorstelling van de twee tafelen van de wet: de eerste ‘tafel’ bevat de woorden waarin de naam van God voorkomt, terwijl deze in het tweede deel nergens is gebruikt. Vermits in het gebod om de ouders te eren (v. 12) ook aan God wordt gerefereerd (‘Eer uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven op de grond die JHWH uw God u schenkt’) staat dit gebod – dat logischerwijs in de tweede categorie thuishoort – toch op de eerste ‘tafel’ van de wet.
Psalm 19 – ‘De wet van de Heer is een verademing voor de ziel’
In Psalm 19 kunnen twee delen worden onderscheiden. De eerste verzen (2-7) bezingen Gods glorie, waarvan de schepping getuigt. Het tweede deel van de Psalm (vv. 8-15) is een loflied op Gods geboden, dat uitloopt op een gebed.
Op het eerste gezicht lijken deze twee delen weinig met elkaar te maken te hebben. Echter, net zoals de kracht van de zon in alles doordringt – ‘Niets kan zich onttrekken aan zijn gloed’ (v. 7) – zo is ook Gods wet als een ‘vreugde voor het hart’ (v. 9), een kostbaar ‘licht voor de ogen’ (v. 9).
1 Korintiërs 1,22-25 – Wij verkondigen een gekruisigde Christus
In de lezing uit de eerste brief aan de christenen van Korinte wil Paulus illustreren wat hij onder de ‘dwaasheid van de prediking’ verstaat, waarover hij het in vers 21 had. Door te verwijzen naar Joden, voor wie de gekruisigde Christus een ‘aanstoot’ is, en Grieken, voor wie hij een ‘dwaasheid’ is, wil Paulus de houding van de wereld ten aanzien van Jezus, die christenen als Christus verkondigen, samenvatten. Beide groepen stonden afwijzend tegenover Jezus als Christus, zij het om verschillende redenen. Joden eisten immers ‘tekenen’ (v. 22) en konden niet aanvaarden dat de Messias – het Hebreeuwse equivalent voor Christus – als een misdadiger aan een kruis zou sterven. Ook voor Grieken, die vooral geleerde redeneringen willen, is deze paradox onmogelijk te vatten. Alleen christenen – ook al waren ze vroeger Jood of heiden – kunnen, dankzij ‘Gods kracht en Gods wijsheid’ (v. 24) ervaren wie de gekruisigde Christus is.
Zie: H.M.J. Janssen OFM, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Johannes 2,13-25 – De tempelreiniging
Het verhaal over Jezus’ tempelreiniging is een van de weerbarstige verhalen over Jezus. De wijze waarop hij de kooplieden in de tempel op allesbehalve vriendelijke wijze verjaagt, kan ons slechts de wenkbrauwen doen fronsen. Meer nog, zo’n gedrag zouden we heden ten dage in het geheel niet meer dulden. Het lijkt ook niet te stroken met het beeld dat we veelal van Jezus hebben: een vredelievend man, die geen vlieg kwaad zou doen. Iemand die er zelfs toe opriep ‘de andere wang aan te bieden’ (Luc. 6,29). De versie over de tempelreiniging uit het Johannesevangelie is zelfs de meest radicale van de vier evangelies. Wanneer Jezus volgens het Lucasevangelie nog tamelijk braaf de handelaars in de tempel van Jeruzalem ‘wegjaagt’ (Luc. 19,45), treedt hij in de evangelies volgens Matteüs en Marcus toch wel wat gewelddadiger op: ‘Jezus ging de tempel binnen, hij joeg iedereen weg die daar iets kocht of verkocht, en gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers omver’ (Mat. 21,12; gelijkaardig in Mar. 11,15). In het Johannesevangelie gaat Jezus nog een stap verder: ‘Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond en gooide hun tafels omver’ (Joh. 2,14-16).
Zoals alle teksten uit de Bijbel beoogt de vierde evangelist in zijn verhaal over de tempelreiniging geen historisch betrouwbaar verslag te schrijven; het feit dat er met geen woord wordt gerept over de tegenstand die Jezus bij dit optreden wellicht zal hebben ondervonden is tekenend in dit verband. Ook dit verhaal is immers bovenal een theologische tekst, die zelfs als een programmaverklaring kan worden gelezen. In het Johannesevangelie is het de eerste keer dat Jezus naar Jeruzalem reist; al wat zich daarvoor had afgespeeld was in Galilea gesitueerd. De vierde evangelist presenteert er Jezus als iemand die God centraal stelt – en daarmee de oudtestamentische Wet weer in eer herstelt. En tegelijkertijd geeft de evangelist een raadselachtige vooruitblik naar wat er met Jezus staat te gebeuren: hij zal sterven, maar drie dagen later herrijzen.
Literatuur
Brian Doyle & Reinhart Ceulemans (red.), Ik ben de Heer uw God. De Tien Geboden in traditie, beeld en Bijbel (Documenta Libraria 34), Leuven: Peeters, 2007, 13-74
Hans Ausloos, Geweld – God – Bijbel, Averbode, Uitgeverij Averbode, 2019
Preekvoorbeeld
Veel mensen in onze vrijzinnige tijd hebben minder met wetten en regels dan pakweg honderd jaar geleden. Sinds de jaren 1960 leeft een enorme roep om vrijheid en autonomie, op elk gebied. Maar, daar is het laatste woord nog niet mee gezegd. Vrijheid is een groot goed, dat alles met levensruimte te maken heeft. Echter, waar meer ruimte genomen dan gegeven wordt, komen problemen. ‘Vrijheid van meningsuiting’ is een grondrecht in Nederland. Waar mensen vroeger geleerd werd: ‘Je mag denken wat je wilt’ en ‘weet wat je zegt’, verwaterde dit tot ‘Ik mag zeggen wat ik wil’. De discussie in onze samenleving over roddelkanalen als in de tv serie ‘Gossip girl’, laat iets anders zien. Zij toont aan dat er sprake is van een groeiende behoefte aan bescherming. Op scholen en elders wordt veel leed veroorzaakt door anoniem geplaatste roddels (Snapchat). Namen van mensen worden kapot gemaakt en hun levens geruïneerd door anderen die zelf onbekend blijven. Een naam is meer dan een woord, het is een verlengstuk van wie je bent, een naam staat voor leven, óók anno 2024.
Vele honderden jaren terug klinken in de woestijn op de berg Sinai de tien geboden/woorden van God. Hiervan gaan de eerste vier over onze omgang met God, die ‘de Naam’ (Ik ben er voor jou) wordt genoemd. Jezus zal ons later leren bidden: ‘Uw Naam worde geheiligd’.
De zes geboden hierna gaan over het menselijk verkeer. In totaal tien woorden om de woestijn waarin wij leven te veranderen in vruchtbaar land. Juist in de woestijn is het contrast tussen leven en dood sterk, hier komt het erop aan! Je kunt enkel overleven, wanneer je acht slaat op deze richtingwijzers die God je meegeeft. Sla ze in de (woestijn)wind en je leven valt als droog zand uit elkaar. Bijzonder aan deze tien regels, is dat ze eigenlijk vanzelfsprekend zijn; van eerbiedig omgaan met de Heilige (het heilige) in ons leven, tot niet jaloers zijn toe.
Laat die regels los, en het leven jou laat los.
In psalm 19 klinkt blijdschap over Gods woorden: De wet van de Heer is volmaakt en behoedt de ziel voor verdwalen (v. 8). Verdwalen? Jazeker, zoveel mensen zijn ongelukkig door onnadenkendheid, foute keuzes, verkeerde adviseurs, noem maar op! Gods regels zijn dan een vreugde voor het hart (v. 9) en kostbaarder dan goud (v. 11). Er staat: ‘Gij zult niet stelen’, en toch worden er in Nederland meer dan honderdduizend fietsen per jaar gestolen. ‘Pleeg geen echtbreuk’, en toch wordt wereldwijd…, enzovoort. Helpen regels wel? Waren ze er niet, het zou nóg bedroevender zijn. We hebben behoefte aan een ‘norm’, een standaard die richtinggevend is, ook al houdt niet iedereen zich eraan. Jezus zei ooit (Mat. 5,17v) dat hij was gekomen om de wet te vervullen, niet om ze te veranderen, nog geen stipje of jota (= de Godsnaam)! En Paulus noemt Jezus vandaag: Gods kracht en wijsheid; Jezus brengt met zijn Woorden bouwstenen aan om samen het huis te bouwen waarin God onder ons wil wonen.
Op deze derde zondag in de veertigdagentijd zien wij dat Jezus handelaren uit de tempel jaagt, omdat ze van het geloof en het huis van God een ‘verdienmodel’ hebben gemaakt. Niet langer het schrijn van Gods Woord, is de tempel verworden tot een rovershol, waar het ‘handelsvolk’ roept: ‘Wie ben jij om dat te doen’? Vindt u Jezus’ antwoord niet vreemd? ‘Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen’. Weet dan dat Jezus het definitieve woord van God is, dat alle eerdere in zich opneemt en bevestigt. Gods woord heeft eeuwigheidswaarde, bekommert zich om iedereen. God sluit een nieuw verbond met alle mensen. Zijn woord is heilig; het redt! Waar Jezus na drie dagen opstaat uit de dood, wijst Gods verbindende woord ook ons een weg ten leven. Durf vertrouwen op dat woord!
inleiding prof. dr. Hans Ausloos
preekvoorbeeld Frank van der Knaap MA