- Versie
- Downloaden 55
- Bestandsgrootte 297.60 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 18 februari 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
15 maart 2020
Derde zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: Ex. 17,3-7; Ps. 95; Rom. 5,1-2.5-8; Joh. 4,5-(-15.19b-26.39a.40-)-42 (A-jaar)
Inleiding
Exodus 17,3-7
Tijdens de tocht door de woestijn lijden de Israëlieten hevige dorst en beginnen ze tegen Mozes te morren. Mozes klaagt zijn nood bij God: Wat moet ik doen met dit volk? Ze willen mij stenigen. God beveelt Mozes voor zijn volk uit te gaan naar een rots bij de berg, daar met zijn staf op die rots te slaan en dan zal er water stromen zodat het volk kan drinken en leven. Want zo is God. Hij ziet om naar mensen in nood. De rots ligt bij de Horeb, de berg waar God aan zijn volk de Tora zal geven. Het water uit de rots verwijst naar de Tora en het verbond dat God met zijn volk zal sluiten. ‘Water’ heeft hier dus (juist zoals in de evangelielezing) twee betekenissen: er is water dat de lichamelijke dorst kan lessen en er is water dat de ziel verkwikt omdat het waarden en woorden ten leven bevat. Mozes noemde die plaats Massa, dat ‘beproeving’ en Meriba, dat aanklacht of verwijt betekent. Deze namen zullen de Israëlieten herinneren aan het feit dat zij God op de proef hebben gesteld door zich af te vragen of hij wel met hen meeging en in hun midden was.
Romeinen 5,1-2.5-8
Dankzij Jezus krijgen wij door het geloof toegang tot Gods genade en zullen we eens voluit mogen delen in zijn heerlijkheid. Die hoop wordt niet teleurgesteld. Dezelfde gedachte horen we in het evangelie: het levende water dat Jezus schenkt geeft eeuwig leven.
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Johannes 4,5-42 of 5-15.19b-26.39a.40-42
Allereerst valt op dat Jezus om van Judea naar Galilea te reizen door Samaria ‘moet’ gaan. Het gaat hier om een goddelijk ‘moeten’. De kortste weg van Judea naar Galilea loopt door Samaria, maar gezien de gespannen verhoudingen met de Samaritanen werd die door de Joden zoveel mogelijk gemeden. Blijkbaar voorziet Gods heilsplan deze zending naar Galilea en Jezus, wiens voedsel het is de wil van zijn Vader te doen, gehoorzaamt. Bij de Jakobsbron, dicht bij de stad Sichar, ontmoet hij een Samaritaanse vrouw die water komt putten. Jezus vraagt haar om drinken. Daarna begint hij een gesprek met haar. Op die manier doorbreekt hij twee taboes: hij negeert de animositeit tussen Joden en Samaritanen en ook de opvatting dat een man, a fortiori een rabbi, de omgang met vreemde vrouwen moet schuwen. Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse! Dat is inderdaad vreemd. Jezus is een eigenaardige Jood. Hier begint de geleidelijke herkenning van Jezus, die in het vervolg steeds meer verdiept zal worden, zoals blijkt uit de achtereenvolgende titels waarin zijn identiteit steeds duidelijker wordt toegelicht: vreemde Jood, gave Gods, levend water, groter dan onze Vader Jakob, heer, profeet, de komende, de Messias, dat ben ik die met u spreekt, zaaier en maaier, redder van de wereld.
Typisch voor het Johannesevangelie is de techniek van het (ironisch) misverstand: de evangelist legt Jezus dubbelzinnige of raadselachtige uitdrukkingen in de mond, die eerst verkeerd-letterlijk worden verstaan, wat hem dan de gelegenheid geeft tot een uitleg op dieper geestelijk vlak. Zo ook in dit verhaal. De Samaritaanse vrouw begrijpt de uitdrukking ‘levend water’ in letterlijke of materiële zin en denkt uitsluitend aan putwater, zelfs nog na de verduidelijking van Jezus. Het water waarover Jezus spreekt is echter niet het gewone bronwater, maar een inwendige bron van leven en geluk, die in de mens opborrelt als hij met hart en ziel in Jezus gelooft. Het geloof in Jezus brengt rust en maakt het echte leven mogelijk, het eeuwig leven, het leven uit God. Dit geloof is het beslissende en definitieve antwoord op de diepste hunkering van iedere mens naar geluk, naar zin en antwoord op zijn levensvragen. Dat blijkt ook hier. De Samaritaanse holt blijkbaar rusteloos van de ene schijnbare vervulling naar de volgende ontgoocheling, maar zij zal nooit tot rust komen voordat zij eindelijk het levenswater vindt dat haar dorst naar geluk echt en helemaal zal lessen.
Verder in het verhaal, wanneer de leerlingen terugkomen en vinden dat hun rabbi iets moet eten, denken zij aan materieel voedsel, maar Jezus zegt dat zijn voedsel erin bestaat de wil te doen van zijn Vader die hem gezonden heeft en zijn werk te voltooien. Dat is het voedsel waaruit hij zijn levenskracht en zijn vreugde put.
Kenmerkend voor het Johannesevangelie is ook het overvloedig gebruik van antithesen. Zo worden in dit verhaal twee soorten water tegenover elkaar gesteld: putwater waar men weer dorst van krijgt en water dat eeuwig leven geeft en waarvan men geen dorst meer krijgt. Er zijn ook twee soorten voedsel, het materiële en het geestelijke. Eveneens twee soorten oogst, namelijk de materiële oogst over vier maanden en de geestelijke oogst die in zeer korte tijd tot rijpheid is gekomen doordat de Samaritanen dankzij het getuigenis van de vrouw naar Jezus komen. Zoals Maria van Magdala later de apostel van de apostelen zal worden, zo is de Samaritaanse vrouw de eerste missionaris van haar stadsgenoten.
Ook zijn er twee soorten van cultus: de oude, die door de Samaritanen gevierd werd op de berg Gerizim en door de Joden in Jeruzalem en de nieuwe cultus, waarin de Vader dankzij Jezus aanbeden wordt in Geest en waarheid. Geest betekent: wat tot de wereld van God behoort, in tegenstelling tot ‘vlees’ waarmee bedoeld wordt: wat tot de aardse en vergankelijke wereld behoort. Om God te ontmoeten moet de mens op een hoger, pneumatisch of geestelijk niveau getild worden.
Geest en waarheid zijn nagenoeg synoniemen en wijzen op dezelfde werkelijkheid. De Geest is de werkzame en scheppende aanwezigheid van God in de mensen en de wereld, maar vooral in Jezus aan wie God zijn Geest schenkt. Jezus is ook de waarheid, de volle openbaring van God voor de mensen, degene die Gods waarheid aan de mensen openbaart. Verderop in het evangelie zal Jezus de Vader bidden dat hij de Geest der waarheid aan de zijnen zal geven als een andere helper (14,16).
In de verzen 37 en 38 weidt Jezus uit over het missiewerk in de kerk. In het apostolaat en de missionering zijn zaaiers en maaiers niet altijd dezelfde. Het gebeurt heel dikwijls dat iemand de vrucht van zijn arbeid niet ziet en dat een ander maait wat de ene gezaaid heeft. Trouwens, ook Jezus zelf heeft het resultaat van zijn inzet niet mogen zien. In het apostolaat gaat het evenwel niet om het persoonlijk succes van de zaaier of de maaier, maar komt het erop aan dat ieder vol vreugde en vol hoop het werk uitvoert dat hem werd opgedragen en zo de wil van God doet. Iedereen moet aan het werk gaan, zaaien of oogsten, oogsten of zaaien, het komt er niet op aan welk werk men verricht, als men maar doet wat men moet doen. Het komt er ook niet op aan of men een zichtbaar resultaat behaalt en duidelijk ziet wat het allemaal uithaalt. In geen geval mag men de pluimen van een succesvolle oogst alleen maar op zijn eigen hoed te steken. Missiewerk is kerkwerk, het werk van velen samen (ook en op de eerste plaats van God). Het is een werk van hoop en soms ook van lange adem.
Door het getuigenis van de vrouw komen veel Samaritanen tot geloof in Jezus. De heidenmissie is begonnen. Het zaad van de goede boodschap is nog maar pas uitgestrooid en er kan al geoogst worden. Eerst geloven de Samaritanen op grond van wat de vrouw hen vertelde over Jezus’ bovennatuurlijke kennis. Dit geloof bereikt echter eerst zijn volheid wanneer het uitmondt in een persoonlijke ontmoeting met Jezus. De missionaris, hier een vrouw, is nodig, maar mag daarna gerust verdwijnen. Dat is de vreugde en misschien ook de pijn van elke verkondiger.
Het verhaal mondt uit in een orgelpunt, een driedubbel forte: Jezus is de redder van de wereld. Johannes kiest deze titel met opzet. Zowel Samaritanen als Joden verwachten een Messias. Jezus overtreft al hun verwachtingen. Hij is de redder van de wereld, van iedereen zonder uitzondering. Alle nationale en godsdienstige barrières worden op die manier doorbroken. Jezus beantwoordt niet alleen aan de verwachtingen van het Joodse volk maar aan de verwachtingen die leven in het hart van elke mens. Eigenlijk is redder van de wereld een jhwh-titel, die hier door Johannes wordt overgedragen op Jezus, in wie jhwh zich te volle openbaart.
Preekvoorbeeld
Het is altijd fijn om mensen te ontmoeten die in hun hele doen en laten vrij zijn en dat ook uitstralen. Zonder reserve geven zij iets van zichzelf. Je voelt je daar letterlijk bij thuis. Je hoeft er niet eerst tien keer omheen, om te weten met wie je te doen hebt. Het is een geluk en zelfs een geschenk als je zulke mensen mag ontmoeten.
Iets daarvan voel ik ook bij de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Jezus is niet van dat benauwde. Hij is heel open en vrij. Waar andere Joden Samaria links laten liggen, gaat hij er gewoon doorheen. Hij trekt zich er niets van aan. Er zijn al grenzen en muren genoeg. Hij beschouwt ieder volk als eigen volk.
Als Jezus dorst heeft en bij de put van Jakob komt, vraagt hij aan een vrouw die daar water komt putten: ‘Geef mij te drinken.’ De vrouw kijkt er van op. Dat is de omgekeerde wereld. Het was niet gepast dat een Joodse man praatte met een vrouw, zeker niet een Samaritaanse, en zelfs om water vroeg. Dat vind je terug in de reactie van de leerlingen van Jezus, die terugkomen van de markt en Jezus aantreffen met de Samaritaanse, alsof er iets onoorbaars is gebeurd. De leerlingen denken nog heel eng. Pas later zullen zij begrijpen dat Jezus’ zendingswerk niet alleen bestemd is voor de Joden, maar ook voor de Samaritanen, ook voor de mensen aan de andere kant van de grens en uiteindelijk voor alle mensen.
In de geest van en met de waarheid van de Vader, die niet aan een bepaalde plek is gebonden, kijkt Jezus altijd verder dan eigen grenzen. Jezus staat boven ingeroeste vooroordelen over ras, sekse en klasse. Hij is ruim van hart. Of je nu man of vrouw bent, jood, christen of anders-gelovige, als bron van levend water is Jezus toegankelijk voor iedereen. Van hem ging een bevrijdende vrijheid uit, die ook oversloeg naar de Samaritaanse vrouw. Zij voelt haarfijn aan dat zij met een bijzonder iemand te maken heeft, bij wie zij, ook met haar verleden, helemaal zichzelf mag zijn.
Jezus moraliseert niet, ook niet als zij een boekje open doet over haar eigen leven. Bij veel mensen heeft zij al haar heil gezocht, maar de ware Jakob heeft zij nog niet gevonden. Jezus veroordeelt haar niet, maar laat haar in haar waarde. Alles weten en toch ‘blijven houden van’ getuigt van een goddelijk respect. In een onbarmhartige wereld zijn er gelukkig ook nog volop mensen die dat laten zien en medemensen weer helemaal laten opbloeien. Het Rijk Gods is midden onder u. Nog steeds!
Ieder mens heeft in zich een waardevolle bron, iets goeds en iets puurs, dat dicht bij zijn of haar oorsprong ligt. Dat is het meest eigene van iemand, waar iedereen een kind van God is. Het ligt op de bodem van elke ziel, zei iemand. Soms zit er ijs omheen, maar het kan altijd weer ontdooien en gaan stromen. Je bent wat je bent voor God. Daar mag je het mee doen. Dat is pure genade. Jammer dat die bron door eigen schuld of vaker nog door toedoen van anderen vertroebeld wordt of is vergiftigd.
Als je alsmaar naar beneden gedrukt wordt, zal die bron in jezelf gauw opdrogen. Misschien had de Samaritaanse vrouw dit ook meegemaakt. Gelukkig als je mensen mag tegenkomen die het goede in je weer naar boven weten te halen en je de weg wijzen naar het echte geluk.
Voor de vrouw was Jezus een Godsgeschenk. De Messias! Hij geeft aan waar het echte leven te vinden is. Zij voelt zich zo bevrijd dat ze het overal moet vertellen en zelfs haar kruik vergeet. Daar kan geen apostel tegen op. Zij maakt iedereen enthousiast voor Jezus, de levensbron. ‘Iedereen die drinkt van het water uit deze put, krijgt weer dorst, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer, integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.’
Het geloof in Jezus brengt rust en maakt het echte leven mogelijk, het eeuwig leven, het leven uit God. Bij Jezus vindt de Samaritaanse vrouw eindelijk het levenswater dat haar dorst naar geluk helemaal zal lessen. Eindelijk iemand die haar echt ziet!
Zo krijgen ook de leerlingen te horen waaruit het echte voedsel bestaat. Je moet de wil doen van zijn Vader, zoals Jezus dat deed. Hij gaf zichzelf helemaal. Jezus is het echte eten van waaruit je kunt leven.
De apostelen en de vrouw bij de put zullen dat verder hun hele leven uitdragen. Zij zijn de missionarissen die de hele wereld zullen overgaan om te verkondigen dat Jezus de Redder van de wereld is, voor iedereen zonder grenzen.
Voor ons die ooit gedoopt zijn met levend water blijft Jezus met zijn leven, zijn voorbeeld en zijn woorden een blijvende bron van inspiratie. In deze tijd voor Pasen worden we ook door de vastenactie gevraagd een keer verder te kijken dan onze eigen kring en metterdaad hulp te geven aan mensen in nood en aan alle mensen die gebrek hebben aan levend water.
Als wij even ruimhartig denken en doen als Jezus, vooroordelen doorbreken, geen harde grenzen trekken, luisteren naar wie anders zijn, en hen waarderen in hun eigenheid, worden ook wij levend water, een bron van geluk.
Laten we ook ophouden alleen maar te klagen en te morren over de toestand in de kerk. We moeten onszelf niet alleen maar naar beneden halen. Er is niet alleen maar droogte. Heel veel mensen zoeken naar het echte leven. Zij zijn de oases in de woestijn. Laten we hun bronnen, die ook zij met zich meedragen, toch niet vergiftigen met zuur en zout water. Het Rijk Gods is groter dan de kerk. Wie net als Jezus over de grenzen heen durft te kijken zal ontdekken dat ook daar de velden wit zijn van de oogst. Het heeft geen zin terug te verlangen naar Egypte of achterom te blijven kijken naar het zogenaamde Rijke Roomse Leven. Laten we meer gaan letten op de mensen die behoefte hebben aan levend helder water zoals alleen Jezus ons dat kan geven. Als een rots in de branding zal de Heer met ons zijn..
inleiding dr. Sylvester Lamberigts
preekvoorbeeld Jan Kortstee