- Versie
- Downloaden 48
- Bestandsgrootte 394.35 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
15 december 2013
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 35,1-6a.10; Ps. 146; Jak. 5,7-10; Mat. 11,2-11 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 35,1-10
Want Hizkia had gedaan wat de Heer goed vindt,
hij hield krachtig vast aan de levenswijze van zijn voorvader David,
zoals de profeet JESAJA hem had voorgeschreven –
groot was die en betrouwbaar in zijn visioenen.
In zijn tijd ging de zon achteruit
en werd het leven van de koning verlengd.
Met zijn grote geest zag hij de laatste dingen
en sprak hij de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
(Sir. 48,22-25).
Op zondag Gaudete (Filip. 4,4: ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd!’) klinkt een boodschap van hoop, want ‘Men aanschouwt de uitstraling van JHWH, de schoonheid van onze God’ (Jes. 35,2). Tegen de donkere achtergrond van Jesaja 34, waarin de ondergang van de volken en met name van Edom (34,1-17) wordt geschilderd, licht Jesaja 35 in al zijn helderheid op. Het is een heilsprofetie waarvan geen vers gemist kan worden, een bevrijdingsvisioen met de contouren van het scheppings- en uittochtsverhaal, van de bemoedigende boodschap van Deutero-Jesaja (40–55) en van het Hooglied. Voor Israël is JHWH geen God van de dood (Jes. 34), maar van het leven (Jes. 35).
De woestijn, het dorre land of de wildernis is de plaats van de chaos, een plek van beproeving en het oord van Gods afwezigheid. Deze woestijn wordt veranderd in een lusthof (Hoogl. 2,1), herschapen in het goede land (Ex. 3,8; Jes. 4,2; 29,17). Gods uitstraling/heerlijkheid en pracht/schoonheid tonen zich in zijn bevrijde schepping. Nu de natuur opbloeit in al haar schoonheid valt er weer te leven voor de mens; hij mag, dankzij Gods barmhartigheid, weer opnieuw beginnen (vv. 1-2.6).
‘Zij zelf – niet de Edomieten – zullen de uitstraling van JHWH – Zijn aanwezigheid die gewicht in de schaal legt – zien, de pracht van onze God.’ Deze zij zijn de moedeloze en zieke Israëlieten (35,3-6). Tot hen zegt de profeet ‘wees sterk en vrees niet!’ (vgl. Deut. 31,6), de komst van JHWH brengt voor jullie bevrijding! Op de dag van JHWH springt hij voor hen in de bres, hij zal Sion verdedigen, opkomen voor deze ontrechten (= wraak nemen) en Edom vergelden voor het onrecht dat de Edomieten Israël hebben aangedaan (34,8).
De messiaanse tijd breekt aan, daarom zullen de blinden zien, de doven horen, de kreupelen lopen en de stommen spreken. In de heerschappij van JHWH wordt aan iedereen volop recht gedaan, zodat allen opbloeien (35,5v; Ps. 146,7-9).
Omdat de vreugde pas volkomen is, wanneer alle verstrooiden weer verzameld zullen zijn, zal er een gebaande weg komen, ‘Heilige weg’ genaamd, opdat de ballingen zonder omzwervingen door de woestijn, veilig in Sion kunnen thuiskomen. De onreine en de dwaas, die niet leven volgens Gods Thora (Ps. 1), zullen deze heilige weg, die afgezonderd is voor de verlosten, niet kunnen betreden. De verlosten zijn door JHWH als go’el (naaste verwant die opkomt voor zijn familielid in nood) losgekocht en vrijgemaakt. Daarom kunnen zij zich afkeren van onrecht, omkeren naar de barmhartige God en terugkeren naar Sion, waar zij jubelend aankomen. Deze drie betekenissen heeft het woord sjoeb.
Blijdschap en vreugde zullen hen begeleiden, gekroond als zij zijn met ‘eeuwige vreugde’, voor kommer en gezucht is er in Sion geen plaats meer (35,8-10; 33,24). Een hoopvol visioen om vanuit te leven: Gaudete!
De ballingen keren.
Zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einden der aarde,
één voor één, en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water,
als beken vol toesnellend water,
schietend omlaag van de bergen,
als lachen en juichen.
Die zaaiden in tranen,
die keren met lachen en juichen.
(Huub Oosterhuis, GvL 591,2)
Evangelielezing: Matteüs 11,2-11
Door de Romeinse bezetting zijn de Joden in de dagen van Jezus ballingen in eigen land. De bevrijdende boodschap van Thora en Profeten blijft echter van kracht. Johannes de Doper verkondigt in de woestijn (vgl. Jes. 35): ‘Keer om! Want de heerschappij der hemelen is nabij!’ (3,2). Hij wijst op de komende die krachtiger is dan hij en die recht zal komen doen (3,11-12). Wanneer Johannes is overgeleverd begint Jezus in zijn lijn te verkondigen: ‘Keer om! Want de heerschappij der hemelen is nabij!’ (4,17; vgl. Jes. 35,9v). In het Leerhuis op de berg lernt Jezus met zijn leerlingen. Met volmacht legt hij Thora en Profeten uit (5,1-8,1; 11,1). Uit Matteüs 8-9 blijkt de krachtdadigheid van zijn woorden. In hem breekt de heerschappij der hemelen door. In Matteüs 10 geeft Jezus aan de twaalf apostelen de volmacht om metterdaad Gods heerschappij van gerechtigheid en vrede te verkondigen.
In onze perikoop horen wij de reactie van Johannes de Doper op de werken van de Messias. Omwille van de verkondiging van de Komende (3,11 en 14,3) zit Johannes in de gevangenis. Dit staat haaks op de messiaanse verwachtingen (Jes. 35; 61,1). Daarom laat Johannes via zijn leerlingen aan Jezus de vraag stellen; ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Met andere woorden: is hij de Messias of (slechts) zijn voorloper Elia (Mal. 3,1.23v)?
Jezus’ antwoord is opvallend. Hij zegt niet: ‘Ik ben de Komende’ of ‘ik ben de Messias’. Hij nodigt de leerlingen van Johannes uit om aan hem te vertellen wat zij horen en zien. De door Jesaja verkondigde messiaanse heerschappij van heelheid der schepping, gerechtigheid en vrede, blijkt aan te breken (Jes. 35,5v; 61,1). Het gaat Jezus om de vruchten van het messiaanse rijk voor de blinden, kreupelen, melaatsen, doven, doden en armen, niet om de brenger (= de Messias). Het is veel betekenend dat Jezus niet wijst op ‘gevangenen die bevrijd worden’ (Jes. 61,1v) en op Johannes’ verwachting dat de Komende streng zal oordelen tussen graan en kaf (3,12). Is Jezus (nog) niet bij machte om Johannes uit de gevangenis te bevrijden? Het messiaanse rijk is dus nog niet volkomen. Ik elk geval is Jezus geen strenge rechter of onheilsprofeet. Hij zegt dat degenen voor wie hij geen struikelblok is er goed aan toe zijn (Ps. 1,1; Mat. 5,3-11).
Uit het vervolg wordt duidelijk dat Jezus Johannes niet op zijn nummer heeft willen zetten, maar hem zeer hoog heeft. Hij is niet wispelturig als een bewegend riet. Hij is iemand die zich niet druk maakt om verfijnde kleren, maar om de heerschappij van God en zijn gerechtigheid (6,19-33). Hij is een door God geroepen roepende. Ja, Johannes is als de profeet Elia, de voorbode van het messiaanse rijk (Jes. 40,3; Mal. 3,23-24; Sir. 48,1-10; Mat. 3). Hij is dus groot, maar in de heerschappij van God hebben de kleinen (de armen) voorrang! Door Johannes als Elia af te schilderen, geeft Jezus – indirect – te kennen dat in hem het messiaanse rijk doorbreekt. Gaudete!
‘Op een dag vraagt rabbi Jozua ben Levi aan de profeet Elia: Wanneer zal de Messias eindelijk komen? Elia antwoordt: Ga toch naar hem toe en vraag het hem zelf. Dan zegt rabbi Jozua: Waar is hij dan? Elia antwoordt: Bij de poort van Rome. En hoe zal ik hem herkennen? Hij zit tussen de melaatse bedelaars. Maar terwijl die hun windsels allemaal tegelijk afdoen en weer omwikkelen, maakt de Messias zijn windsels een voor een los en wikkelt ze een voor een weer om. Hij kan zich namelijk indenken dat God hem ieder ogenblik zou kunnen roepen, en hij is voortdurend in gereedheid. Rabbi Jozua gaat naar hem toe en groet hem: Vrede zij met u, meester en leraar. Vrede zij met u, zoon van Levi! Wanneer zult gij komen, meester? Heden!
Later klaagt Jozua ben Levi bij Elia: De Messias heeft mij voorgelogen. Hij zegt dat hij heden zou komen, en hij is niet gekomen. Maar Elia zegt: Je hebt hem niet goed begrepen. Hij heeft Psalm 95,7 voor je gereciteerd: Heden nog – als jullie slechts naar zijn stem zoudt horen!’ (naar bSanhedrin 98a).
Dat blinde ogen worden geopend
dat doven eindelijk horen –
en springen als een hert zal de lamme,
en zingen de tong van de stomme.
In wildernissen breekt water uit,
door steppen stromen rivieren –
het gloeiende zand wordt een bronwel, een vijver,
dorstige grond een oase.
(Huub Oosterhuis, Toekomstlied).
Literatuur
R.Gradwohl, Bibelauslegungen aus jüdischen Quellen-3, Stuttgart 1988, 176-192
A. van Wieringen, Jesaja, ’s-Hertogenbosch 2009
Huub Oosterhuis, Verzameld liedboek, Kampen 2004, 856
Preekvoorbeeld
Wat het meest opvalt in de evangelielezing van vandaag is het antwoord van Jezus op de vraag van de leerlingen van Johannes: ‘bent U de komende of hebben wij een ander te verwachten’? Hij antwoordt niet ‘ja, dat ben ik’. Hij zegt ook niet ‘neen dat ben ik niet’, maar formuleert een opdracht: ‘gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet’. En dan somt hij op in de taal – ontleend aan het bemoedigende bevrijdingsvisioen van Jesaja – dat we beluisterden in de eerste lezing van vandaag, wat hij doet. Overal waar hij mensen ontmoet die gewond zijn of geschonden, maakt hij het beschadigde leven weer heel: blinden bevrijdt hij uit de uitzichtloosheid; lammen schenkt hij de mogelijkheid om opnieuw te bewegen; melaatsen haalt hij terug in de kring van de levenden; doven schenkt hij het gehoor terug en zelfs doden wekt hij ten leven. En dan omschrijft hij het hoogtepunt van zijn optreden: ‘aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd’! In deze uitspraak wordt vooruitgegrepen op de Bergrede. Jezus zegt: verheugt u, gij die niets hebt, geen materieel bezit, geen verwachtingen, noch prestaties. Verheugt u omdat gij ontdekt hebt dat gij alles reeds bezit. Verheugt u omdat het u niet ontbreekt aan wat gij nodig hebt omdat God het u geschonken heeft.
Jezus weet precies dat hij iets ongehoords zegt. Daarom voegt hij er meteen aan toe: ‘gelukkig is hij die aan mij geen aanstoot neemt.’ Hij wil hiermee zeggen: verspeel deze kans niet. Bedelf de nieuwe mogelijkheden niet onder uw valse verwachtingen en wensdromen over hoe God volgens u had moeten handelen. Hij is niet zoals wij denken dat hij is.
Zelfs de Doper koesterde blijkbaar verwachtingen die niet in overeenstemming waren met de manier waarop God zich wenste te manifesteren. Bijna niets van alle beelden, opvattingen en voorstellingen, die hij zich maakte omtrent de komende Messias, waren in overeenstemming met het optreden van Jezus. Hij begint dan ook te twijfelen. Dit is althans wat men vermoedt achter de vraag waarmee hij zijn leerlingen op pad stuurt: ‘Bent U de komende?’
Jezus schrijft de Doper met al zijn twijfels echter niet af. Deze is geen riethalm die door de wind wordt bewogen of een ‘dandy’ in verfijnde kleding. Hij is een profeet, dit is een woordvoerder van Gods waarheid. Meer nog: hij overtreft niet enkel alle profeten. Onder hen die uit vrouwen geboren zijn – dat is: onder alle mensen – is hij de grootste. En dan komt weer iets onverwachts. Jezus zegt: ‘Niettemin is de kleinste in het rijk der hemelen groter dan hij.’ Ook met deze woorden grijpt hij vooruit op andere passages in de evangelies. Het is zelfs het evangelie in het evangelie. Tegen de achtergrond van de dorre, gestrenge en wettische prediking van de Doper, begint de boodschap van Jezus op te lichten, als dat wat zij in haar diepste kern wil zijn: uitnodiging tot een leven dat eindelijk bevrijd is van alle dwang om zichzelf te rechtvaardigen. Dit is de reden waarom wij – in het bijzonder op deze Gaudete-zondag verheugd mogen zijn.
Henk Janssen ofm, inleiding
Ernest Henau, preekvoorbeeld