- Versie
- Downloaden 56
- Bestandsgrootte 390.20 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 12 februari 2021
13 november 2011
Drieëndertigste zondag door het jaar
Lezingen: Spr. 31,10-13.19-20.30-31; Ps. 128; 1 Tess. 5,1-6; Mat. 25,14-(15.19-20)30 (A-jaar)
Inleiding
Geschriften-lezing: Spreuken 31,10-31
In het boek Spreuken – behorend tot De Geschriften – dat op naam van de wijze koning Salomo staat (1,1), staat de wijsheid centraal. Deze ambachtelijke ervaringswijsheid is een leidraad voor en een verdieping van het dagelijkse leven. Deze wijsheid wordt bezongen als Vrouwe Wijsheid (1,20) en ontspringt aan een diep ontzag voor JHWH: ‘Het begin van alle kennis is ontzag voor JHWH’ (1,7; 15,33; 31,30).
Het loflied op een krachtdadige vrouw (31,10-31) vormt het slot van Spreuken. Het is niet een lofzang op een degelijke huisvrouw, maar op een prachtige zelfstandige vrouw, een gelijkwaardige van haar man, echt een hulp tegenover hem (Gen. 2,23). Haar kwaliteiten worden in dit alfabetisch geordend gedicht van A tot Z bezongen.
Zij is sterk, edel, dapper, krachtig, vermogend, waardevol en een krans voor haar man (v. 10; 12,4), meer waard dan kostbare edelstenen (v. 10). Haar man, die in de stadspoort recht spreekt en een groot aanzien geniet, kan volledig op haar bouwen. Hij heeft profijt van haar en bejubelt haar (vv. 11v.23.28). Zij is niet de vrouw van een aanzienlijk man, maar haar man is de echtgenoot van een aanzienlijke vrouw. Zij wordt niet bejubeld vanwege haar vele kinderen (Ps. 128,3), maar haar kinderen prijzen háár! (v. 28).
Zij geeft op een voortreffelijke wijze leiding aan haar huisgezin (vv. 15.17.21.27). Met vreugde spint en weeft zij (vv. 13.19.22) en vervaardigt kleding en gordels voor haar gezin en verkoopt deze ook aan kooplui (vv. 18.24). Zij is een bekwame ondernemer die uit verre streken inkoopt, akkers koopt en wijngaarden aanlegt (vv. 14.16). Bovendien is zij wijs en geeft zij liefdevolle lessen (v. 26). Zij is een ruimhartige vrouw die oog heeft voor de tranen van de behoeftigen die zij van harte ondersteunt (v. 20). Van de vroege ochtend tot de late avond is zij in de weer, ‘nietsdoen is haar onbekend’ (vv. 15.17.27) en de dag van morgen ziet zij lachend tegemoet (v. 25).
‘Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid’ (v. 25), terecht zingt haar man haar toe: ‘Er zijn veel sterke vrouwen, maar jij overtreft ze allemaal!’ (v. 29). Zo’n wijze vrouw is een gave van JHWH (18,22; 19,14).
Zij kan een prachtige vrouw zijn en dit allemaal met vreugde doen, omdat zij leeft vanuit een diep ontzag voor JHWH, daarom wordt zij geprezen en wordt haar toegewenst: ‘Moge zij de vruchten plukken van haar werk, mogen haar daden worden geprezen in de poorten!’ (vv. 30-31).
Deze wijze vrouw verpersoonlijkt de Wijsheid zelf , daarom vormt Spreuken 31,10-31 een inclusio met Spreuken 1-9, waarin Vrouwe Wijsheid wordt bezongen, wijsheid die waardevoller is dan koralen (3,13-15; 31,10). Volgens Jezus Sirach 24,23 is de ware wijsheid niets anders dan de Thora: ‘Dit alles ligt besloten in het verbondsboek van de allerhoogste God, de Thora, die Mozes ons heeft gegeven als bezit voor Jakobs gemeenschap.’ (Vgl. Bar. 4,1). In deze lijn is de sterke vrouw ook een verpersoonlijking van de Thora. Een midrasj bij Spreuken 31,10 zegt het zo: ‘Een vrouw van kracht – dat is de Thora, die in het binnenste van het binnenste was, maar Mozes was waardig haar voor Israël te doen afdalen.’ In de Joodse traditie wordt de Thora als partner van Israël gezien, die met vreugdevolle liefde wordt bejegend, de Thora is de bruid van Israël. De krachtdadige vrouw komt dus heel dicht in de buurt van God zelf. Daarom wordt Spreuken 31,10-31 thuis aan het begin van de sabbatviering gereciteerd, deze prachtige vrouw die een teken is van de Sjechina, van Gods (vrouwelijke) goddelijke aanwezigheid, zij verwijst naar God die dag en nacht in vreugde in de weer is om ons te laten delen in zijn liefde en in zijn leven.
Een sterke vrouw, wie haar vindt, is echt gezegend! (Voor een loflied op een krachtdadige man, zie Ps. 112).
Evangelielezing: Matteüs 25,14-30
Tegen de achtergrond van de lofzang op een getalenteerde vrouw, klinkt de gelijkenis over de talenten: Het is met het koninkrijk van de hemel als met een man die op reis ging…Vanaf 24,42 roept Jezus zijn leerlingen op om waakzaam te zijn. In een serie gelijkenissen bereidt hij hen voor op de wederkomst van de Mensenzoon, waarop hij het laatste woord over de mensen zal spreken met als criterium ‘al wat je voor één van deze minste broeders en zusters van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan!’ (25,31-46).
Voor zijn vertrek vertrouwt de heer vijf talenten toe aan de ene dienaar, aan een tweede twee en aan een derde één, ‘ieder naar wat hij aankon’. Een talent is de grootste munteenheid in goud/zilver (ca. 34 kilogram). De eerste twee dienaren gaan met de hun toevertrouwde talenten aan de slag en verdubbelen deze. De derde dienaar begraaft het toevertrouwde talent in de grond (vv. 14-18).
Bij thuiskomst laat de heer zijn dienaren rekenschap afleggen. De twee eerste dienaren worden door hun heer geprezen: ‘Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer’ (vv. 21.23).
De derde dienaar is angstig voor zijn strenge heer, hij geeft aan hem het in de grond begraven talent terug. De heer is kwaad op hem, hij had toch minstens het talent op de bank kunnen zetten, zodat hij het met rente had kunnen teruggeven. Aan deze laffe dienaar wordt het talent ontnomen, als nutteloze dienaar wordt hij buiten gezet, ‘in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt’ (vv. 24-30). Hij heeft het vertrouwen van zijn heer diep beschaamd, er is een vertrouwensbreuk ontstaan, daarom wordt deze slechte dienaar ook streng gestraft. De dienaar met de tien talenten krijgt dit talent erbij. ‘Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen’ (v. 29).
In deze gelijkenis heeft talent niet de betekenis van (aangeboren) bekwaamheid. Het gaat om iets wat je wordt toevertrouwd en wat je daarmee doet. De eerste twee dienaren hebben het hun geschonken vertrouwen van hun heer niet beschaamd, de derde wel.
Ook de Thora is ons toevertrouwd en met de Thora kunnen wij ook op verschillende wijzen omgaan: ‘Eens was ik, rabbi Eliahoe, onderweg en ontmoette ik iemand die naar mij toekwam ter wille van een mitswa (opdracht). Het bleek dat hij wel de Schrift erkende, maar niet de Misjna (mondelinge traditie). Hij zei tegen me: Rabbi, de Schrift is ons gegeven vanaf de Sinaï, maar de Misjna is ons niet vanaf de Sinaï gegeven. Maar ik zei hem: Mijn zoon, de Schrift en de Misjna zijn allebei door de Almachtige gezegd. Wat dan het verschil is tussen de Schrift en de Misjna? Dat kan je vergelijken met het geval van een koning van vlees en bloed, die twee dienaars had. Voor beiden koesterde hij een grote liefde. De één gaf hij een maat tarwe en aan de ander gaf hij een maat tarwe en aan beiden gaf hij bovendien nog een streng vlas. De slimste van de twee nam het vlas en weefde er een prachtig kleed van. Van de tarwe maakte hij bloem. Hij zeefde het, maalde het, kneedde het en bakte het en zette het op tafel, waarover hij het geweven kleed had gelegd. Hij liet dat zo tot de koning komen zou.
De onnozele van de twee deed niets.
Toen de koning na enige tijd zijn huis binnenkwam zei hij tot zijn twee dienaars: Mijn zoons, breng me wat ik jullie heb gegeven. De ene toonde hem het tarwebrood op de tafel waarover het geweven kleed was gespreid. De ander bracht de doos met de tarwe en de streng vlas die er nog op lag. Wat een schande, en wat een smaad!
Welke dienaar is de koning het dierbaarst? Toch degene die het brood liet zien op de tafel met het geweven kleed erover!’ (Eliahoe Zoeta, begin 2)
Literatuur
P. Kevers, ‘VROUWE WIJSHEID’ Wijsheid als persoon in Spreuken en daarna, in: H. Ausloos/B. Lemmelijn (red.), Bijbelse Wijsheid aan het woord, Leuven 2007, 65-84.
H. van der Sluis-van der Korst/D. van der Sluis, De deugdelijke huisvrouw in opspraak, in: Schrift 69 (juni 1980) 93-98.
Tenachon 1, 1987, 15-16.
Preekvoorbeeld
Zusters en broeders,
Het zal je maar gegeven zijn, dat je als man een vrouw trouwt zoals beschreven in de eerste lezing van vandaag! Geen degelijke huisvrouw zoals die vroeger in de etiquetteboeken werd beschreven: een vrouw die wist hoe het hoorde en die haar echtgenoot niet te schande zou maken in de ogen van gasten. Nee, een vrouw die vooral uitblinkt in zelfstandigheid! Geen onderdanige vrouw, die haar plaats kent, maar een gelijkwaardig schepsel: ‘En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen’ (Gen. 1,27) Ik vind dat nog altijd een prachtig spel met taal dat ‘hem’ en ‘hen’, maar duidelijk is dat het hier gaat om twee mensen die beiden naar het beeld van God geschapen zijn. In de eerste lezing volgt dan een opsomming van de kwaliteiten van deze vrouw die ons wantrouwig zou maken als ze in een contactadvertentie zou staan. ‘Haar waarde gaat die van koralen ver te boven’ (Spr. 31,10). Haar man, toch ook niet de eerste de beste, want ‘hij is vermaard in de poorten als hij daar zetelt met de oudsten van het land’ (v. 23), is een gelukkig mens, want niet zijn vrouw is de echtgenote van een aanzienlijk man, maar hìj is de echtgenoot van een aanzienlijke vrouw! En waar komen al die goede eigenschappen dan vandaan? ‘Bevalligheid is bedrieglijk, schoonheid vluchtig, maar een vrouw die JHWH vreest, moet geroemd worden’ (v. 30). Deze vrouw heeft haar talenten te danken aan haar eerbied voor God. In onze ogen misschien een vreemde conclusie. We zullen ons lot eerder verbinden aan de schoonheidsspecialiste of aan een universitaire opleiding dan aan eerbied voor God!
In het Evangelie zijn we aangeland bij hoofdstuk 25 van Matteüs. Jezus roept op tot waakzaamheid. De parabel die we net hebben gehoord in het Evangelie staat in de bijbel direct ná het verhaal over de tien meisjes die met hun olielampen op de bruidegom wachten. Jezus hééft het in deze verhalen over het Rijk der Hemelen en dat je je ogen en oren goed open moet houden, anders zou je de boot wel eens nét kunnen missen! En Matteüs wil in zíjn versie van het Evangelie blijkbaar duidelijk maken hoe beslissend deze verhalen van Jezus zijn. Wat ís dat Rijk der Hemelen nou precies? Hoe kom je er binnen? Wat moet je daarvoor doen? Op al die vragen probeert de evangelist een antwoord te geven. Nadat we in de eerste lezing een lofzang op een getalenteerde vrouw hebben gehoord, krijgen we een parabel over talenten te horen: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een man die op reis ging.’ (Mat. 25,14) Vóór zijn vertrek roept hij zijn personeel bij zich en vertrouwt aan hen zijn bezit toe. De man heeft blijkbaar een groot vertrouwen in hen: hij geeft ze alle drie immers een groot bedrag aan talenten in handen. Een talent was in de tijd van Jezus een enorme som geld. Eén talent heeft de waarde van ongeveer 34 kilo goud! Met de enorm gestegen goudprijs van dit moment zou dat om gigantische bedragen gaan. Een belegger zou er zijn vingers bij aflikken om dat geld te mogen beheren! Wat het verhaal duidelijk wil maken is dat de man uit het verhaal een enorm vertrouwen in zijn mensen laat zien. De eerste krijgt vijf talenten in beheer, de tweede drie talenten en de derde nog steeds één talent. Blijkbaar kijkt de vertrekkende man goed naar wat hij aan wie geeft. Ieder naar zijn vermogen!
De eerste twee dienaren gaan direct aan de slag met de hen toevertrouwde talenten en ze weten er wat van te máken: ze verdubbelen de inzet. Alleen de derde dienaar kijkt wel link uit: bang om het talent te verliezen, bang voor de straf die er dan van zijn baas zal komen, begraaft hij het talent in de grond. Nou moet ik er bij zeggen dat het gedrag van deze man niet zo vreemd is als het ons misschien lijkt. Er bestaat namelijk jurisprudentie, wetstoepassing om het zo maar te zeggen van de rabbijnen, die zegt dat degene die een hem toevertrouwde som geld in de grond begraaft, verder ontslagen is van elke verantwoordelijkheid voor dat geld! Een geslepen advocaat zou de derde dienaar wel hebben willen bijstaan ingeval het tot een aanklacht zou komen van de werkgever. Maar in het Rijk der Hemelen (want daar gaat het verhaal immers over!) wordt met een andere maat gemeten. Daar wordt geen minimale inzet getolereerd.
Enfin, de heer komt terug uit het buitenland en hij vraagt om rekenschap aan zijn dienaars. Zijn goed recht toch! De twee eerste dienaren worden geprezen: ‘Uitstekend goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen’ (v. 21.23). De derde dienaar moet bekennen dat hij helemaal niets gedaan heeft met datgene wat aan hem toevertrouwd werd. Hij wordt flink uitgekafferd en eruit gegooid: ‘buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars’ (v. 30).
Terug naar het begin van het verhaal. Waarom vertelde Jezus dit verhaal? Om op te roepen tot waakzaamheid. Opletten of het koninkrijk van de hemel al ergens op komst is. Je verstand gebruiken zoals de verstandige bruidsmeisjes uit het Evangelie van vorige week, die klaarstonden met hun met olie gevulde lampen toen de bruidegom eindelijk kwam. Maar ook niet uit angst voor het oordeel verlamd raken en het jou toevertrouwde onbenut laten liggen. Waarom was de vrouw uit de eerste lezing zo succesvol? Waar had ze haar talenten aan te danken? Aan eerbied voor God! Waarom ging het de twee eerstgenoemde dienaren zo goed in hun zaken? Omdat ze het volste vertrouwen hadden in hun heer! Uit angst voor God en voor zijn oordeel komt niets goeds voort! We weten wat ons te doen staat! En anders mag u volgende week terugkomen en horen in het Evangelie: ‘Al wat je voor één van deze minste broeders en zusters van mij gedaan hebt, heb je voor mij gedaan!’ (v. 40). En het lijkt me, dat er wat dat betreft genoeg mogelijkheden zijn om aan de slag te gaan voor God en voor zijn Koninkrijk. In en buiten de parochie zijn er, zeker met de decembermaand voor de boeg, genoeg minste broeders en zusters voor wie we wat kunnen doen! Dat we maar wijze mensen mogen zijn!
Henk Janssen ofm,inleiding
Paul Verheijen, preekvoorbeeld