- Versie
- Downloaden 24
- Bestandsgrootte 194.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 februari 2025
- Laatst geüpdatet 15 februari 2025
2e zondag Pasen, C jaar, 27-4-2025
27 april 2025
Tweede zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 5,12-16; Ps. 118; Apok. 1,9-11a.12-13.17-19; Joh. 20,19-31 (C-jaar)
Inleiding
Handelingen 5,12-16
De lezing uit Handelingen 5 verbindt het wonder van Jezus’ Verrijzenis met het bredere kader waarbinnen het geplaatst moet worden in de theologie van Lucas-Handelingen: de vernieuwing van de gehele schepping door het werken van Gods Geest die ook Jezus vervulde (vgl. Hand. 10,38) en die na zijn verhoging aan Gods rechterhand (vgl. Hand. 2,33) ook over de leerlingen uitgestort wordt, zodat de leerlingen in het spoor van Jezus voortgaan – tot hun eigen verrijzenis aan toe (vgl. Hand. 26,23: Jezus is de eerste die verrezen is wat erop wijst dat er nog anderen zullen volgen).
Het uitstorten van de Geest (Hand. 2) is met de verwijzingen naar de profetie van Joël duidelijk eschatologisch geconnoteerd en heeft het gehele volk en de gehele schepping voor ogen. De wonderen en tekenen van de apostelen kunnen dan ook goed begrepen worden als verdichtingen en concretiseringen van het werk van de Geest en ze zijn niet los te zien van de bredere dynamiek van de verlossing die door Jezus’ leven, dood, verrijzenis, verhoging en het zenden van de Geest plaatsvindt. Het hele handelen van de kerk in Handelingen hoort in dat kader thuis (wat uitnodigt het handelen van de kerk anno nu in hetzelfde verband te plaatsen). De steeds verder uitdijende invloedssfeer van Petrus en de anderen in Handelingen 5 past hierbij: van de zuilengang van Salomo naar de pleinen van de stad Jeruzalem en van daar nog verder naar de steden rondom Jeruzalem.
Psalm 118
Psalm 118, gelezen in de context van Pasen, biedt een breder kader voor de Verrijzenis, terwijl de woorden die over de Heer gesproken worden in de psalm, zoals de trouw van de Heer (en het vertrouwen op de Heer), als ook het schenken van de overwinning door de Heer concreet worden in de Verrijzenis van Jezus Christus. Dit past bij een bredere hermeneutiek in de vroege gemeente. De Schriften van Israël boden het kader om de Verrijzenis te kunnen plaatsen, namelijk als een zich doorzetten van de trouw en gerechtigheid van God en diens wil tot verzoening en vernieuwing van de schepping, terwijl de Verrijzenis van Jezus van Nazaret de concrete belichaming van Gods trouw en gerechtigheid was, zelfs voor een gekruisigde. Deze ‘actualisering’ van de betekenis van veel oudere teksten staat in de (joodse) traditie van het voortdurend herschrijven en bijwerken van de boodschap van de Schrift in het licht van nieuwe ervaringen met God.
Apokalyps 1,9-11a.12-13.17-19
De lezing uit de Openbaring van Johannes hoort bij de naderende climax van dit boek, de confrontatie tussen de hemelse heerscharen en het ‘beest.’ Hoe fantastisch de beelden die de Openbaring schetst ook zijn, de invulling van deze strijd en wijze van overwinnen (vgl. de nadruk op dit thema in Ps. 118!) is bijzonder, want het lijkt er sterk op dat het gebruikte wapen het ‘woord van God’ is (v. 13). Ook de in het wit geklede ruiter in vers 11 is een personificatie van (Gods) trouw en waarheid. Tenslotte speelt in et bijzonder de Godsnaam een belangrijke rol speelt in het geheel van deze strijd (vgl. vv. 12.16). De beelden worden er niet minder gruwelijk van, maar het wordt wel steeds uitnodigender om niet het beschreven geweld, inclusief het verslinden van de aardse legermachten door de vogels van de hemel (v. 17), als de kern van deze lezing te nemen, maar de wijze van overwinnen. Als het zo is dat het in die overwinning draait om Gods woord, trouw, waarheid en naam, dan ontstaat er een heel ander scenario en kan dit ook gelezen worden als een dramatische uitwerking van dat waar de Openbaring van Johannes ook om draait: de paradoxale overwinning van de dood door het lam dat geslacht is en dat waardig is alle eer en heerlijkheid te ontvangen (vgl. Openb. 5,12). Zou Openbaring 19 niet een dramatische weergave van het effect van Jezus’ martelaarsdood en verrijzenis kunnen zijn? Weliswaar in de termen van een veldslag, maar in de kern een strijd die gewonnen wordt door Gods trouw aan degene die God op aarde trouw bleef.
Johannes 20,19-31
De perikoop van de verschijning van Jezus aan zijn (mannelijke) leerlingen, nadat hij eerder op dezelfde dag aan Maria Magdalena verschenen is, sloot af met het nadrukkelijke niet (mogen) aanraken van Jezus door Maria. Die lezing vormt een contrast met deze perikoop, vanwege het wel (mogen) aanraken van Jezus door Tomas en de herkenning van Jezus door zijn leerlingen, met name door Jezus’ tonen van de wonden in zijn handen en zijde. Jezus verschijnt twee keer, namelijk op de dag van de verrijzenis en een week later. Jezus wordt in geen van deze scenes aangeraakt: ook voor Tomas blijft het bij zien en (h)erkennen (zie Jezus’ woorden in v. 29).
De nadruk op Jezus’ lichaam en zijn wonden heeft waarschijnlijk een dubbele rol. Eerst: het aangeven van continuïteit van de Gekruisigde met de Verrezene – het is niet iemand anders dan de Gekruisigde die verrezen is; de kruisiging is niet uitgewist, maar overwonnen en ingekaderd in een nieuw leven. Vervolgens: het onderstrepen van de realiteit van de verrijzenis van de gehele persoon Jezus van Nazaret, naar lichaam en geest.
Als Johannes schrijft dat Jezus is verrezen, leidt dat niet alleen tot allerlei vragen over hoe de verrijzenis technisch in z’n werk is gegaan, maar ook tot een belangrijk antropologisch en net zo belangrijk psychologisch inzicht. De verrijzenis van het lichaam is net zo belangrijk als de geest. Dat geeft aan dat het belangrijk is om het lichaam te waarderen, aan deze en aan gene zijde van de dood. Het psychologische inzicht is dat in de verrijzenis de kruisiging niet is uitgewist, maar veeleer wordt overwonnen: de wonden blijven zichtbaar, zelfs tastbaar, maar ze zijn nu deel geworden van een persoon die deel heeft aan een nieuw leven, dat zo sterk is dat het zelfs de dood en wat de dood aanricht overwint en de herinnering eraan een plaats kan geven in dit nieuwe leven.
Wanneer de lezingen van deze zondag in de liturgische tijd van Pasen samen in ogenschouw genomen worden kunnen ze goed verstaan worden als teksten die het bredere kader van het ogenschijnlijk op zichzelf staande wonder van Jezus’ verrijzenis schetsen, iets wat op zich past bij het vroegkerkelijke zoeken naar deze verbanden, ook en juist in de (historische) tijd na Pasen. Het wordt, bijvoorbeeld, geplaatst binnen het kader van het getrouwe handelen van de God van Israël (Ps. 118) die door de Geest het oogmerk heeft om de gehele schepping te vernieuwen, iets waarvan het handelen van de apostelen een eerste concretisering is (Hand. 5), en het kwaad te overwinnen, zij het op verrassende wijze, namelijk door middel van trouw en waarheid (zie Openb. 19), terwijl de contouren ervan voor het bestaan aan gene zijde van de Verrijzenis, met lichaam en Geest, in het Evangelie aan de orde komen (met ook de implicatie dat aan deze zijde van de Verrijzenis beide aspecten van de mens ertoe doen).
Literatuur
Aune, David Edward, Revelation 1-3 (Nashville: Word Books, 1997-1998)
Keener, Craig S., Acts (Cambridge: Cambridge University Press, 2020)
Weidemann, Hans-Ulrich, Der Tod Jesu im Johannesevangelium (Berlin: De Gruyter, 2004)
Wilckens, Ulrich, Das Evangelium nach Johannes (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1998)
Preekvoorbeeld
Inleiding: acht dagen later waren de leerlingen van Jezus weer in het huis bijeen, zo horen wij vandaag in het evangelie. Ik denk dat ze er echt behoefte aan hadden om samen te komen, zeker nu Jezus niet meer tastbaar bij hem was. Ze zochten steun en inzicht en bemoediging bij elkaar. En meer dan ze durfden hopen: Hij komt zelf weer naar hen toe, met zijn vredegroet. Moge Hij vandaag ook hier zijn en ons zijn vrede brengen. Broeders en zusters, belijden wij…
Het Paasfeest is niet alleen het grootste feest van het kerkelijk jaar, het duurt ook het langst, maar liefst acht dagen. Natuurlijk, ook het Kerstfeest kent een octaaf, ook dat wordt acht dagen gevierd, maar het is toch anders: de Kerstoctaaf biedt plaats aan verschillende gedachtenissen en feesten. De Paasoctaaf viert acht dagen lang puur de verrijzenis van de Heer. Het doet daarin wat denken aan de oude Oosterse bruiloftsfeesten die minstens een week duurden. Als er echt iets te vieren valt, dan kun je haast niet ophouden met de feestvreugde. Acht dagen lang heeft in onze kerk het gloria geklonken en ook het alleluia hield niet op. Elke dag lazen wij deze week een verhaal over de verschijning van de Heer. Hij toonde zich meerdere keren aan zijn leerlingen om hen te bemoedigen en hen op te dragen het goede nieuws te verkondigen. De woorden van Paasmorgen: de leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen, klonken de hele week nog door. Vandaag is de achtste dag, de afronding en de voltooiing van het Paasoctaaf. De Paastijd gaat nog zes weken verder, tot en met Pinksteren, maar het eigenlijke Paasfeest eindigt vandaag.
Het evangelie van Johannes meldt ook een bijeenkomst van de leerlingen op deze achtste dag. Eigenlijk waren ze gewoon voor een zondagsdienst bij elkaar, zou je haast zeggen, maar het was natuurlijk niet zo gewoon. Het was nog maar een week geleden dat de opgestane Heer aan hen verschenen was. Toen was er één apostel niet bij: Tomas. In de tussenliggende week vertelden de leerlingen hem wat ze meegemaakt hadden. Hij reageert nogal afwijzend. Hij herinnert zich veel te goed de wonden van de gekruisigde Jezus, de wonden aan zijn handen en voeten en in zijn zijde. Als ik die niet zie en niet kan voelen, zal ik het niet geloven, is zijn emotionele reactie. De echte Jezus is voor hem de gekruisigde Jezus, ook al hoopt hij natuurlijk net als de anderen dat de dood niet het laatste woord zal hebben. En dan, op die achtste dag van Pasen, vandaag dus, zijn de leerlingen bij elkaar en is Tomas erbij. Misschien hebben ze gezongen en gebeden en uit de Schrift gelezen. En dan is Jezus plotseling in hun midden: Hij komt door de dichte deuren en wenst hen zijn vrede. Hij nodigt Tomas uit zijn handen en zijn zijde te bekijken en aan te raken. Zo komt Tomas, diep ontroerd tot zijn grote belijdenis: mijn Heer en mijn God. De wonden van de gekruisigde overtuigen hem: dit is de Heer. Hij is het werkelijk. De gekruisigde en de verheerlijkte zijn dezelfde. Jezus leeft. Hij die mens was voor en met de mensen en hun lijden en sterven meedroeg, Hij is ook God die de glorie van de Vader op aarde zichtbaar maakt. Tomas ziet het gewonde lichaam, maar ook het verheerlijkte lichaam: mijn Heer en mijn God.
Acht dagen lang vierden wij Pasen, maar wat vieren wij op dit feest? Natuurlijk de verrijzenis van Christus, dat Hij uit de dood is opgestaan. Maar je zou ook kunnen zeggen: wij vieren dat Hij voor altijd bij ons is. Wij vieren dat Hij heilzaam en genezend onder ons aanwezig blijft. De apostelen hebben dat tot hun verwondering zelf mogen ervaren. In de weken en maanden die hierop volgden kregen ze duidelijke bewijzen van die aanwezigheid. Ze zagen hem niet meer, maar er gebeurden zoveel wonderlijk dingen die een duidelijk teken waren dat Jezus bij hen was en in en door hen zijn verlossende werk deed. De mensen sloten zich massaal bij de leerlingen aan. De groep groeide snel. Men bracht zieken naar de apostelen, ze hoopten dat ze alleen maar door de schaduw van Petrus al zouden worden genezen. Genezingen, vreugdevolle verkondiging, velen die zich lieten dopen. Het was het werk van Jezus zelf die onzichtbaar bij hen was.
En ook de jaren daarna hebben de apostelen dit ervaren. Johannes was volgens de traditie de jongste van de apostelen, maar toen hij oud was geworden en op het eiland Patmos gevangen zat kreeg hij visioenen waarin Jezus de hoofdrol speelde. Hij zag in zijn geestvervoering de Mensenzoon, gekleed in een prachtig gewaad. Hij hoorde hem zeggen: ‘Vrees niet, ik ben het.’ Diezelfde woorden die ze ook al tijdens zijn aardse leven hadden horen zeggen. En Hij ging verder: ‘Ik ben de eerste en de laatste, de levende.’ De eerste en de laatste, dat betekent dat Hij aan het begin en aan het eind van de geschiedenis staat. Dat de wereld en alles wat er gebeurd in zijn hand is, dat Hij ons niet verlaat in de ellende en ons ook tot onze bestemming brengt. ‘Ik was dood en Ik leef’, zegt Hij, ‘Ik heb de sleutels van het dodenrijk.’ Ook hier, in dit visioen van de apostel Johannes, horen we weer over die eenheid tussen de levende Heer en die Mensenzoon die de dood van alle mensen gestorven is. Het is geen geest, geen engel, geen halfgod, maar een mens, een mens die uit liefde gestorven is, het is de gekruisigde die is opgestaan. En als opgestane blijft Hij bij zijn volk, blijft Hij ons bemoedigen: ‘Vrees niet, Ik ben het.’
We hebben dit allemaal gevierd in de Goede Week en in de Paasnacht. De symbolen van wat ik nu verteld heb vindt u ook op de Paaskaars die in de nacht onze kerk werd binnengebracht. Daar vindt u de vijf nagels op het kruis, symbolen van de vijf wonden van Jezus, verwijzend naar zijn menselijkheid, zijn pijn en zijn lijden. Daar vindt u ook twee letters, de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet, de alfa en de omega. Hij staat aan het begin en Hij komt aan het einde. Wat er ook gebeurt, de geschiedenis is in zijn hand. En tenslotte vindt u in de vier hoeken van het kruis het jaartal 2025. Want dit verhaal gaat niet over lang geleden. Het gaat over nu, over onze tijd, over de ellende en de pijn van oorlog en vervolging, maar ook de tekenen van hoop en vreugde in onze tijd. Jezus’ dood en verrijzenis zijn geen verhaal van eeuwen her. Hij is nu onder ons aanwezig. Zoals de leerlingen zijn genezende kracht hebben ervaren in de zieken die bij hen gebracht werden, zoals Johannes in zijn visioen zag hoe Jezus de geschiedenis ten goede keert, zoals Tomas de aanwezigheid van de lijdende Christus mocht zien, zo mogen ook wij leven in het vertrouwen dat Hij er is, in ons leven, te midden van onze gemeenschappen, in onze wereld. Waar mensen in zijn naam het goede doen, waar zijn goede boodschap verkondigd wordt, waar zijn lof gezongen wordt en zijn maaltijd gevierd wordt, waar twee of drie in zijn naam bijeen zijn, daar is Hij in ons midden. Hij is in ons midden met zijn kracht tot genezing, tot verzoening, tot vernieuwing. Hij is in ons midden en zal weer gemeenschap stichten waar eenzaamheid is, waar oorlog is zijn vrede brengen, waar haat heerst zijn liefde.
Het Paasfeest is terecht het hoogtepunt van het jaar. De apostel Tomas was niet de eerste om zijn geloof te belijden, maar misschien was zijn belijdenis wel de diepste. Mogen ook wij in onze tijd ervaren dat de Heer bij ons is. Ook tegen ons zegt Hij: vreest niet, Ik ben het. Laten we in dat vertrouwen verder gaan, opdat we leven mogen bezitten in zijn naam.
inleiding prof. dr. Peter-Ben Smit
preekvoorbeeld dr. Johan te Velde OSB