- Versie
- Downloaden 47
- Bestandsgrootte 387.49 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
16 januari 2011
Tweede zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 49,3.5-6; Ps. 40; 1 Kor. 1,1-3; Joh. 1,29-34 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 49,3.5-6
De eerste lezing voor deze zondag uit de profeet Jesaja hoort volgens de exegeten tot Deutero-Jesaja, een profeet die tijdens de ballingschap in Babylon onder de Joden is opgetreden. De hoofdstukken 40-55 zouden van zijn hand zijn. De periode waarin de profeet optreedt, is een onrustige en verwarde tijd. Het uit Juda weggevoerde volk maakt een zware crisis mee. Hun geloof en vertrouwen in JHWH op wie zij hun hoop hebben gesteld, blijken ver weg te zijn. Jeruzalem is verwoest, evenals de tempel. De koning is er niet meer en de priesters en de profeten zijn op de vlucht geslagen. Het volk lijkt aan zijn eigen lot overgelaten. De vraag wordt: wie is onze God en waarom helpt hij niet en redt hij ons niet meer?
Deze profeet heeft een boodschap aan het volk: Troost, verzoening en bevrijding. ‘Jullie hoeven niet te treuren, het offer is volbracht, jullie zijn mijn volk en ik heb jullie nooit verlaten. Wij gaan een nieuwe toekomst tegemoet!’
Onze korte perikoop van vandaag is een klein stuk uit het 2e ebed-JHWH lied – ‘De knecht des Heren’. Een belangrijke vraag is wie deze knecht is. Wordt er een historische persoon bedoeld, de koning of de profeet zelf? In vers 3 wordt Israël aangesproken als de dienaar. Dat wekt wel vragen op, omdat later in de tekst de dienaar Israël moet redden. Hoe moeten wij dat verstaan? Waarschijnlijk wordt met de dienaar bedoeld ‘de rest van het volk Israël die aan JHWH en zijn Thora trouw is geweest’. Het volk als geheel is verdwaald maar ‘de rest’ kan de wensen van JHWH uitvoeren en de mede landgenoten een nieuw perspectief bieden. In de lezing van het lectionarium wordt helaas vers 4 overgeslagen. Daar spreekt de dienaar zijn gevoel van mislukking uit, zijn missie heeft niets opgeleverd: Ik heb al mijn krachten verbruikt, het was voor niets, het heeft geen zin gehad. Toch blijft de dienaar ondanks alles vertrouwen dat JHWH hem recht zal doen en hem zal belonen. Deze passage schept een spanning in de tekst. Het blijft niet duidelijk wie wat doet, en wat er gebeurt. Hebben wij een toekomst te verwachten, komt alles goed en is JHWH met ons en leidt hij ons zoals vroeger? Vers 5 begint in de Nieuwe Bijbelvertaling met ‘Toen’. Dat sluit beter aan bij de Hebreeuwse tekst die een duidelijke grens wil trekken en zeggen: ‘Nú begint iets nieuws en dat is zeer belangrijk!’ JHWH heeft zijn dienaar al vanaf dat hij geboren werd gevormd en uitgekozen. Het lijkt op het verhaal van de profeet Jeremia, en waarschijnlijk staat Deutero-Jesaja in dezelfde traditie. Wat nieuw is, is dat het volk Israël samen zal komen maar dat de dienaar ook een licht voor de volken zal zijn. In het lectionarium staat ‘heidenen’, een ongelukkige term die niet iedereen omvat. De dienaar heeft de opdracht gekregen om de verlossing en bevrijding te brengen, eerst aan Israël en daarna de rest van de wereld. Hier wordt het duidelijk dat de dienaar niet zomaar het volk Israël als geheel kan zijn, maar een of meerdere personen die op een bijzondere manier uitverkoren zijn als verkondigers van de woorden van JHWH.
Deutero-Jesaja sluit zich aan bij de religieuze tradities van het volk. De woorden van JHWH, zijn Thora, zijn de richtlijnen om te volgen, weer opnieuw. ‘De rest’ verricht de dienst. Wat de levitische priesters in de tempel hebben gedaan, namelijk offeren, heeft nu de rest gedaan met het offer van ontberingen en opofferingen in hun dagelijkse leven tijdens de ballingschap. Daarom zijn de oude offervoorschriften volbracht en zij kunnen als ‘een nieuwe gemeenschap’ alle hoop richten op de toekomst. In plaats van treuren en terugdenken aan wat is geweest, kunnen ze hun ogen richten op wat voor hen ligt.
Johannes 1,29-34
Na de grote ouverture van het Evangelie van Johannes, de Proloog, treedt Johannes de Doper zelf op als getuige van de nieuwe situatie. Als verbonden met de oudtestamentische profeten verkondigt hij net zoals Deutero-Jesaja ‘de blijde boodschap’ aan de het volk dat naar hem toestroomt. Johannes de Doper zegt duidelijk dat hij niet ‘de Messias’ is, maar dat er wel iemand anders in hun midden is die zij niet kennen. Johannes de Doper spreekt niet voor zichzelf, hij beschouwt zichzelf niet als belangrijk, maar wel de boodschap. Onze perikoop (v. 29) begint in de Nieuwe Bijbelvertaling met: De volgende dag… De tijd aangeven is belangrijk voor de traditie van de evangelist Johannes. Hier wordt iets duidelijks aangegeven. Nú gebeurt het woord van God – hier en nu, op dit moment. Het is een beweging die nooit stil zal staan en het appelleert ook aan de naam van God: ‘Ik zal er Zijn – Ik Ben’. Helaas wordt deze belangrijke zin in de tekst van het lectionarium weggelaten.
Verder in vers 29 zegt Johannes de Doper: Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Dit is een uitspraak die veel discussie onder de exegeten heeft veroorzaakt. Volgens R. Brown kunnen wij het lam van God op drie verschillende manieren verstaan:
- Het lam van God is het apocalyptische lam (eigenlijk een bokje). Als het evangelie van Johannes en de Apocalyps dezelfde schrijver of uiteindelijke redactie zouden hebben, lijkt er hier een overeenkomst te zijn. Het spreken over het apocalyptische lam van God dat in de eindtijd zal optreden correspondeert met de eschatologische boodschap van Johannes de Doper die wij ook bij Lucas 3,7 kunnen lezen. Matteüs 3,12 reflecteert over de verwachting van het komende oordeel: Hij houdt de wan in zijn hand om de dorsvloer te reinigen, het graan zal hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.
- Het Lam als de lijdende dienstknecht. Hier zien we een duidelijke overeenkomst met de tekst van Deutero-Jesaja in de eerste lezing maar ook vooral in het 4e ebed-JHWH lied (Jes. 52,13–53,12). Ook in deze samenhang wordt de vraag gesteld wie de dienstknecht is, de profeet Jeremia, Mozes of de heilige Rest van Israël. In hoeverre de uitdrukking bij de evangelist Johannes gekleurd is door de liederen van Jesaja, is moeilijk te zeggen. Wij weten dat in de eerste christelijke gemeenschap heel gauw Jezus van Nazaret – Jezus Christus – hierin werd gelezen. De vroege evangelietraditie bij de synoptici geeft ook aan dat de teksten over Jezus die de Heilige Geest ontvangt bij het doopsel in de Jordaan parallel lopen met de gekozen dienaar uit Deutero-Jesaja.
- Het Lam als het Paaslam. Voor vele westerse kerkvaders blijkt de laatste interpretatie de voorkeur te hebben. De oosterse vaders kiezen liever de Lijdende dienstknecht. Het Lam als Paaslam komt vaker terug in het Johannesevangelie, vooral in het passieverhaal. Toen Jezus op de dag van de voorbereiding aan het kruis stierf, werden de paaslammeren in de tempel geslacht. Ook na de dood van Jezus werden er geen beenderen aan zijn lichaam kapotgeslagen.
In vers 33 wordt gezegd: Nog wist ik niet wie hij was…. Dit is een merkwaardige formulering. Volgens de traditie van Lucas en later in de apocriefe traditie werd vermeld dat Jezus en Johannes de Doper familie waren. In Lucas staat bij de aankondiging van de engel dat Elisabet, het familielid van Maria, ook een zoon ter wereld zou brengen (Luc. 1,36). In onze evangelietekst wordt eigenlijk niets over Johannes de Doper en zijn echte verhouding met Jezus verteld of hij nu familie en bekend was of niet. De evangelist wil waarschijnlijk een overgang maken om een van zijn geliefde gedachten over Jezus te presenteren – de preëxistente Zoon van God. Wij lezen het al in de proloog (Joh. 1,15 vgl. Joh. 8,58 en 17,5). De evangelist of de redactie van het evangelie heeft hier waarschijnlijk een bindende uitspraak willen vaststellen, dat Johannes de Doper duidelijk heeft gezegd dat Jezus met de aanduiding van de doop in de Heilige Geest de prioriteit heeft, en niet hijzelf. Voor ons is het niet belangrijk of Johannes op de hoogte was van wat veel later een van de steunpilaren in de johanneïse theologie en de christologie zouden worden. Exegeten hebben vermeld dat er sektarische bewegingen waren die de prioriteit van Johannes de Doper claimden ten opzichte van Jezus. De Johannestekst heeft daar een einde aan gemaakt met het formuleren van het preëxistent van Jezus. Daarom laat de evangelist Johannes de Doper zeggen: Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd: Deze is de Zoon van God.
Literatuur
R.E. Brown, J.A. Fitzmyer, R.E. Murphy (ed.), The Jerome Biblical Commentary, London 1976
R.E. Brown, The Gospel according to John. The Anchor Bible, New York 1966
C.H. Dodd, Historical Tradition in the Fourth Gospel, Cambridge 1976
Preekvoorbeeld
Nadat het veertig dagen aaneen geregend had en de zondvloed alles op aarde had vernietigd, opende Noach een venster van de ark en zond een duif uit om te zien of er opnieuw leven op aarde was. De duif keerde naar de ark terug met een groen olijftakje in zijn bek, teken van het nieuwe leven op aarde.
Wanneer Jezus zich door Johannes laat dopen, getuigt Johannes dat hij de Geest als een duif zag neerdalen op Jezus. Vanaf dat moment wordt het leven van Jezus van Nazaret voor vele mensen een zegen, het begin van een nieuw leven, van een nieuwe toekomst, zoals eens de duif voor Noach hoop bracht op nieuw leven.De duif is zo geworden tot boodschapper van goed nieuws, de brenger van nieuw leven, die mensen inspireert tot eenheid onder elkaar, die aanzet tot daden van vredelievendheid.
Maar niet altijd staat die wereld open voor haar boodschap. Het geweld in onze straten neemt toe. Het lijkt een normale zaak te worden dat kinderen van zestien jaar een mes of zelfs een pistool op zak dragen om daarmee elkaar te lijf te gaan. Ook het terrorisme blijft een angstaanjagend iets in onze wereld, waarin godsdiensten tegen elkaar opstaan en volkeren elkaar bevechten.
Wordt er niet meer naar de vredesduif geluisterd, is de brenger van nieuw leven dood?
Het lijkt een beetje op de conference die Toon Hermans eens gaf over een artiest die zijn acts aan een jury presenteerde. Alles liep fout en zijn acts mislukten. Een laatste poging om alsnog in de prijzen te vallen was een act met een duif.
Toen hij de duif uit het kistje te voorschijn wilde halen, bleek die reeds ter ziele te zijn. Zielsbedroefd en totaal van slag meldt de artiest: ‘Meneer, de duif is dood’…
De duif en zijn activiteiten lijken ook verdwenen te zijn uit onze wereld en uit onze kerk.
Wij zijn niet in staat de vrede te bewaren. In onze straten, in families en gezinnen, op werkplekken, overal heerst onvrede en geweld.
Ook in de kerk, die bij uitstek de brenger van de vredesboodschap van Jezus is, gebeuren ontoelaatbare dingen. Macht speelt daarbij vaak een grote rol. En hoe vaak wordt de boodschap van vrede ook door ons, gewone christenen, met voeten getreden?
De duif is dood!… of is dat te negatief gedacht? Misschien wel!
Wie van duiven houdt, weet dat soms zelfs na jaren een duif terugkeert op haar hok. Zo zal ook Gods Geest onze wereld niet verlaten. Telkens als ze wordt verdreven, zal ze terugkeren op haar hok, de wereld.
En ze zal niet ophouden die boodschap van vrede te brengen in een onrustige wereld door te landen bij mensen van goede wil. Die zijn er ook vandaag nog! Mensen van wie gezegd mag worden: ‘Deze is een mens naar mijn hart, luistert naar hem’… zoals eens klonk aan de oever van de Jordaan, bij de doop van die bijzondere mens, Jezus van Nazaret.
Evenals hij zullen zij zonen en dochters van God genoemd worden, want zij brengen Gods boodschap ten uitvoer, een boodschap van liefde, zorg en verzoening. Zij zorgen voor nieuw leven, waar de dood heerst en onrecht het voor het zeggen heeft. Zij zijn de vredebrengers, die ons melden dat haat en geweld niet het laatste woord hebben.
Waarom zouden wij die mensen niet kunnen zijn? Ook in onze nabijheid is er onvrede, heerst er geweld, en gaan mensen elkaar met woorden en daden te lijf. Waarom zouden wij daar niet vredesduiven kunnen zijn?
Van de profeet Jesaja werd in de eerste lezing gezegd, dat hij tot een licht voor de heidenen werd gemaakt. Jesaja kreeg de opdracht om nieuw leven te brengen, eerst aan Israël en daarna aan de rest van de wereld. Jesaja werd zo uitverkoren om lichtdrager te zijn in een duistere wereld, verkondiger van Gods eigen woorden.
In Christus, die het licht der wereld is, zijn ook wij uitverkoren om lichtdragers te worden. Jezus opende ons de ogen voor waarden die sterker zijn dan macht, geweld, succes of rijkdom. De kracht van Jezus’ volgelingen moet liggen in de liefde, in barmhartigheid en vergeving, in geduld en trouw, in zachtmoedigheid en vrede. Alleen deze levenshouding is bestand tegen alle geweld op aarde.
Ook al dragen we maar een klein groen olijftakje van Jezus’ levenshouding met ons mee, het kan het begin worden van iets nieuws, van een nieuwe toekomst, van nieuw leven.
Laat het zo zijn!
De duif is niet dood… hij brengt ons nieuw leven in Christus’ Naam!
Bengt Wehlin, inleiding
Arie Wester,preekvoorbeeld