- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 403.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
1 september 2013
Tweeëntwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Sir. 3,17-18.20.28-29; Ps. 68; Heb. 12,18-19.22-24a; Luc. 14,1.7-14 (C-jaar)
Inleiding
Geschriftenlezing: Sirach 3,17-31
In de tijd dat het Hellenisme een grote invloed heeft en daardoor de identiteit van de Joden gevaar loopt (190-167; beelden in de tempel, afschaffen van de besnijdenis en de sabbat, varkensvlees eten etc.), nodigt de Thorageleerde Jezus, zoon van Sirach (38,24–39,11) de onwetenden uit om naar het Leerhuis (Beth-midrasj) te komen en daar te lernen (51,23-30). Hij is goed thuis in de Thora, Profeten en Geschriften (Woord vooraf; 24,23-34; 39,1-11) en interpreteert in zijn boek deze voor zijn tijdgenoten om lering en (ervarings)wijsheid te verschaffen. Hij wil zijn leerlingen ertoe brengen te leven vanuit eerbied voor de Eeuwige, want dat is het begin(sel) van alle wijsheid (1,26v; Spr. 1,7). Dit ontzag voor God dient concreet gestalte te krijgen in het bewandelen van Gods wegen. De kleinzoon vertaalt het boek van zijn grootvader Jezus in het Grieks (132 v. Chr.), opdat ook zij die het Hebreeuws niet machtig zijn, zich door deze (Thora)wijsheid kunnen laten inspireren en zo kunnen leven aan de hand van de Thora (vgl. Ps. 1).
Het programma van Jezus ben Sirach in zijn Leerhuis is: ‘Verlang je naar wijsheid, leef dan de opdrachten na, en de Heer zal je haar schenken. Ontzag voor de Heer bestaat uit wijsheid en vorming, trouw en zachtmoedigheid zijn hem welgevallig’ (1,26v). Het gaat hierbij om ambachtelijke ervaringswijsheid, die men verkrijgt door getrouw en nederig, in alle eenvoud, te leven aan de hand van de Thora. Zo heeft men ontzag voor de Heer!
Volgens Spreuken 1,7 is ‘Het begin van alle kennis ontzag voor JHWH’. In deze traditie staat Jezus ben Sirach. Wat wordt met deze vreze des Heren/ontzag voor JHWH bedoeld?
De God van Abraham en van Sara heeft deze wereld met de maat van barmhartigheid en gerechtigheid geschapen (Gen. 1,1–2,4), opdat er te leven valt op onze zuster moeder aarde. Hij heeft de mens in zijn beeld geschapen om zijn partner te zijn bij het voltooien van de schepping. In liefde heeft JHWH zich met zijn volk verbonden: ‘Op die dag sluit ik een liefdesverbond met jou, mijn volk Israël: ik trouw met jou voor altijd, ik trouw met jou in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarmen, ik trouw met jou in onverbrekelijke trouw: zo zul jij mij, de Barmhartige, in liefde (er)kennen!’ (Hos. 2,20vv; Jes. 54,4-10).
Met zijn Naam staat JHWH voor zijn mensen in. Als geliefde van God wordt Israël uitgenodigd ook voor hem in te staan en hem lief te hebben in trouw, gerechtigheid en erbarmen. Ook al zijn God en mensen niet gelijk, zij zijn wel gelijk-waardige partners in liefdesverbondenheid. Bruidegom God vraagt niet van zijn volk dat het hem vreest: ‘Wees niet bang: ik ben bij jou; wees niet bevreesd: ik ben je God; ik geef je kracht, ik kom je zeker te hulp; ik grijp je met mijn reddende hand’ (Jes. 41,10). Want liefde bant de vrees uit!
God vraagt van zijn volk dat het ontzag voor hem heeft, hem de ruimte geeft om God(heilig) te zijn, zodat hij God-met-ons kan zijn. Ontzag heeft te maken met verwondering en ootmoed en gaat samen met liefde en vreugde. Dankzij eerbied weet Israël dat God de Schepper is, dat alle mensen zijn schepselen zijn en dat hij groter is dan het menselijke hart. Door ontzag voor JHWH te hebben en hem te eerbiedigen hoeven mensen geen angst voor Hem te hebben. Ontzag is het tegendeel van vrees; ‘De Barmhartige is mijn licht, mijn heil, voor wie zou ik vrezen?’ (Ps. 27,1).
Vanuit deze ervaring doet Jezus ben Sirach een appel op zijn lezers. In 3,1-16 geeft hij commentaar op het Vijfde Woord, dat gaat over de eerbied voor je ouders (Ex, 20,12; Deut. 5,16). Wie ontzag heeft voor de Barmhartige zal ook ontzag hebben voor zijn vader en moeder. Het eren van de ouders is een vorm van ontzag voor JHWH, een vorm van Gods-vrucht, van Gods-dienst, van een gezegend leven met toekomst, want dan worden de zonden vergeven (3,3.14v).
In onze perikoop (3,17-31) gaat het om de juiste levenshouding. Jezus ben Sirach roept zijn leerlingen (‘mijn zoon’) in het Leerhuis op zich de levenshouding van ‘anawah (bescheidenheid, deemoed, nederigheid, eenvoud, zachtmoedigheid) eigen te maken.
Hij staat hierbij in de traditie van de profeet Sefanja: ‘Zoek JHWH, allen in het land die nederig zijn en naar zijn wetten leven, zoek gerechtigheid, zoek nederigheid: misschien blijven jullie dan gespaard op de dag van de toorn van JHWH’ (Sef. 2,3) én van Spreuken: ‘Wie ontzag heeft voor JHWH wint aan wijsheid, bescheidenheid gaat aan eerbetoon vooraf’ (Spr. 15,33; zie ook: Spr. 18,12; 22,4).
De opbouw van 3,17-31 bestaat uit tegenstellingen. In de verzen 17-20 wordt op een positieve wijze over de goede levenshouding gesproken en in de verzen 21-28 worden gedragingen beschreven die een negatieve invloed hebben op het ontwikkelen van de gewenste levenshouding. Het geheel wordt op een positieve wijze afgerond: een verstandig mens overdenkt de wijsheid, is een en al oor, is vol mededogen en doet goede daden. Zo’n wijze van leven heeft toekomst (3,29vv).
Aan de zachtmoedige behoort het leven, de hoogmoedige heeft geen toekomst. Wie ontzag heeft voor de Barmhartige zal de ander hoogachten en volop barmhartigheid ontvangen. Door het doen van gerechtigheid (3,30) zullen zonden verzoend worden. Door trouw en nederig te zijn gaat men in de voetstappen van de barmhartige Mozes (45,1-5), wordt men een mens naar Gods hart.
In 4,1-10 werkt Jezus ben Sirach deze levenshouding concreet uit in de omgang met de behoeftige, de hongerige, de smekeling, de bedelaar, de verdrukte en de wees. ‘Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten’ (Mat. 5,5).
Evangelielezing: Lucas 14,1-14
Op een sabbat is Jezus bij een van de leiders van de Farizeeërs te gast. Hij zit aan aan het sabbatsmaal. Op de sabbat wordt gevierd hoe de schepping en de mens bedoeld zijn. De sabbat is een voorproefje van de messiaanse tijd, van Gods toekomst. Daarom ook geneest Jezus iemand die aan waterzucht lijdt, zodat deze zieke ook van de sabbat kan genieten. Het redden van leven gaat in Gods ogen boven alles en kan dus ook niet een dag wachten. Op rabbijnse wijze beargumenteert Jezus zijn bevrijdende daad tegenover de Farizeeën; zij stemmen stilzwijgend met hem in (14,1-6).
Als zoon van Jezus ben Sirach bezingt Jezus tijdens de maaltijd de nederigheid. Wie zich verheft ten koste van een ander zal vernederd worden. Wie nederig en in alle deemoed de ander hoog(er)acht zal door de Barmhartige verheven worden (14,7-11).
Het is de vreugdevolle plicht van de rijken om de ver-arm-den gastvrij aan hun tafel te onthalen. ‘Jose ben Jochanan, de man van Jeruzalem zei: Laat je huis wijd open staan en laat de armen tot je huishouden behoren’ (Avot 1,5). Sabbat vieren alleen met vrienden is geen echte sabbat. Door de arme, vreemdeling, kreupele en gebrekkige uit te nodigen, wordt het pas echt sabbat. Dan wordt er als broeders en zusters echt gedeeld van de goede gaven die de Schepper om niets royaal schenkt. De sabbatsmaaltijd is geen ‘zakendiner’, maar een belangeloze feestelijke maaltijd. Dankzij God, die de aarde voedsel geeft, kunnen mensen met elkaar breken en delen en in vreugde genieten. Jezus wijst zijn gastheer op deze belangeloosheid en op zijn opdracht om recht te doen aan de armen, juist op de sabbat, met het oog op de andere dagen. Want armen horen er niet te zijn. Bij de opstanding van de rechtvaardigen zal de Barmhartige het teruggeven (Ps. 68).
De sabbat zei tot de Heer God: Heer van de wereld, alle dagen van de week hebben een gezel: de eerste heeft de tweede, de derde heeft de vierde, de vijfde heeft de zesde, maar ik heb niemand. De Heer antwoordde: Israël is jouw gezel. En toen de kinderen van Israël halt hielden bij de berg Sinai zei de Heer tot hen: Vergeet niet, dat ik tegen de sabbat heb gezegd: het volk van Israël zal je gezel zijn. Dat is ook de betekenis van de zin: Gedenk de dag van de sabbat, dat je die heiligt.
(Genesis Rabbah 11,8)
De sabbat gedenken is een feestelijk en indringend gebeuren. Het kan alleen tot zegen van de Schepper en de mensen geschieden in de geest van nederigheid en belangeloosheid. Dan geschiedt er recht aan mensen en daarin vindt God zijn eer.
Vol van verwachting zijn wij gekomen,
om weer te weten waartoe wij bestaan.
Verstillend van binnen, verlangend te horen
het levende Woord dat opnieuw wordt geboren
waar mensen in aandacht en liefde verstaan.
Samengekomen om te gaan vieren
uur van gemeenschap, van Woord en van Geest,
dat warm en met liefde en licht is doorweven,
ons helpt om ons leven gestalte te geven.
Verwachtingsvol zijn wij gereed voor de feest.’
(GvL 643,1.3)
Literatuur
P.Beentjes, De wijsheid van Jesus Sirach. Een vergeten joods geschrift, Budel 2006
H. Janssen OFM, ‘“De Barmhartige beschermt de eenvoudigen” (Psalm 116,6). Bijbels gesproken over eenvoud, eenvoudig en eenvoudige’, in: Franciscaans Leven 1, (febr. 2013)18-26
J. Liesen, ‘Jezus Sirach. Aansporing’, in: De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 343-349
P. Oussoren/R. Dekker, Buiten de vesting, Vught 2008, 189-240
‘Over Joodse feesten 1. Sjabbat – Koningin der dagen’, Tenachon, Hilversum 1998
J. Smit, Het verhaal van Lucas. Sleutelpassages uit zijn evangelie, Zoetermeer 2009, 86-96
Preekvoorbeeld
Bereid je als pastor de uitvaart voor van iemand die nog van voor de oorlog is, dan hoor je de kinderen en kleinkinderen vaak zeggen: ‘Moeder/vader klaagde nooit, stond altijd voor anderen klaar en vroeg weinig voor zichzelf.’ Het is tekenend voor een generatie die opgroeide met idealen als nederigheid en bescheidenheid. Dat is niet zo verwonderlijk, want menig gezin had het na de oorlog niet breed. Er moest gewerkt worden, hard gewerkt. Bescheidenheid siert de mens – dat was een gevleugeld gezegde tot ver in de jaren zestig.
Dat is nu anders. En het is ook best te begrijpen: onder het mom van bescheidenheid zijn velen – vooral vrouwen – destijds klein gehouden. De laatste decennia echter staan veelal in het teken van het tegendeel van bescheidenheid. Niet alleen het bankwezen, maar ook de gezondheidszorg wordt ondanks de economische crisis gekenmerkt door exorbitante beloningen in de hogere echelons. In de voetballerij is het al niet anders. En ja, waarom ook niet? Waarom zou je met minder genoegen nemen als de mogelijkheid om meer te vergaren binnen handbereik ligt, zeker in deze crisistijd die ons noodzaakt goed voor onszelf op te komen? Voor de Amerikaanse schrijfster en filosofe Ayn Rand, die een sterke invloed heeft uitgeoefend op het neoliberale economische denken van vandaag, zijn egoïsme en hebzucht zelfs deugden!
Ja, waarom zou je bescheiden zijn? In het evangelie van vandaag geeft Jezus een antwoord op die vraag. Laten we eens kijken naar wat er precies gebeurt.
Jezus wordt uitgenodigd voor een maaltijd in kringen van Farizeeën. Die maaltijd heeft een bijsmaak. Want we weten dat het op zijn zachtst gezegd niet botert tussen hem en deze vrome voorhoede van het volk. Dat wordt al meteen in het begin duidelijk, want er staat dat ze hem voortdurend in het oog hielden.
Op zijn beurt houdt Jezus goed in het oog wat er om hem heen gebeurt. Hij ziet hoe de gasten binnenkomen en een voor een de voorname plaatsen innemen. Dan richt hij zich tot de aanwezigen en houdt hen voor dat ze beter bescheiden kunnen zijn. Want stel je voor dat ze hun plaats aan een voornamer iemand moeten afstaan – hoe beschamend! Nee, dan kun je beter tweede rang gaan zitten en door de gastheer worden uitgenodigd om een plaatsje op te schuiven, richting het hoofd van de tafel.
Maar ook de gastheer wordt door Jezus aangesproken. Een feest geven voor vrienden of voor mensen van gelijke rang en stand is een farce, want het is niet meer dan een ruilhandeltje: wat je hen voorzet zul je op hun etentje ook weer voorgeschoteld krijgen. Niemand wordt daar beter van, het is geheel vrijblijvend, het houdt onrechtvaardige verhoudingen in stand. Nee, een diner geven stelt pas echt iets voor als je mensen uitnodigt die niets te vieren hebben en die wat jij ze voorzet, jou nooit kunnen teruggeven. Je mag je pas echt gelukkig prijzen als je iets hebt gedaan voor mensen die het jou niet kunnen vergelden.
Wat opvalt is dat bescheidenheid voor Jezus niet betekent: jezelf wegcijferen. Dat laatste betekent dat je jezelf buitenspel zet, terwijl het er juist om gaat jezelf in het spel te brengen. Jezus benadrukt de kracht van bescheidenheid door haar te koppelen aan grootmoedigheid. Wie bescheiden is maakt ruimte. Voor hoger geplaatsten, zo lijkt Jezus aanvankelijk te willen zeggen. Maar uiteindelijk zegt hij: maak ruimte voor wie niet in tel zijn. Vraag weinig en geef veel, en je zult Gods oogappel zijn. Dáárom moet je bescheiden zijn.
De deugd van de bescheidenheid kunnen we alleen inoefenen als we ons ervan bewust zijn dat we niet aan de wieg staan van ons eigen bestaan, maar dat we alles wat we hebben en zijn uit Gods hand ontvangen. Wie denkt dat deze boodschap buiten kringen van gelovigen aan dovemansoren is gericht, heeft het mis. Het besef dat alles wat wij hebben en zijn het karakter van een gave heeft, is diep geworteld in de menselijke natuur. Ooit beschreef de zichzelf niet gelovig noemende filosoof Ger Groot in een column wat de geboorte van zijn eerste kind met hem deed. Naar eigen zeggen geloofde hij niet in God en toch was er ontegenzeggelijk het besef: dit kind is niet het maaksel van ons als ouders, het is een geschenk.
Als alles wat wij hebben en zijn het karakter van een gave heeft, dan behoren wij nooit helemaal toe aan onszelf. We behoren toe aan een gulle Gever – allemaal, van hoog tot laag, van rijk tot arm. Dat mag tot bescheidenheid stemmen. Voor een eerdere generatie was dit besef wellicht vanzelfsprekender dan voor de huidige. Maar het relaas van Ger Groot illustreert dat het ook tot ondervinding kan worden van mensen van vandaag – gelovig én niet-gelovig.
Maar behalve tot bescheidenheid worden we ook uitgedaagd tot gulheid. We mogen goedgeefs zijn als God zelf. Ook in dit opzicht echter is het geloof in een Gever niet doorslaggevend. Dat goedgeefsheid zowel degene die geeft als degene die ontvangt tot een completer mens maakt, is een universele ervaring. Bescheidenheid en grootmoedigheid liggen onder ieders handbereik.
Hoewel, vanzelf gaat dit niet. Het orakel van Delphi zei: Ken uzelf. Jezus Sirach gaat een stapje verder: ‘Een verstandig mens overweegt gaarne spreuken.’ Met andere woorden: van ons wordt gevraagd dat we eerlijk naar onszelf kijken. Dat we onder ogen zien wat ons weerhoudt om gul en grootmoedig te zijn. Dat we ons niet groter voordoen dan we zijn – maar ook niet kleiner! Want in onze goedgeefsheid lijken we op God zelf.
Inderdaad, bescheidenheid siert de mens. Maar als zij zich uitdrukt in goedgeefsheid, stelt zij ons mensen in staat onze grootsheid te tonen.
Henk Janssen ofm, inleiding
Victor Bulthuis, preekvoorbeeld