- Versie
- Downloaden 32
- Bestandsgrootte 207.86 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 9 februari 2021
- Laatst geüpdatet 9 februari 2021
27 augustus 2017
Eenentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 22,19-23; Ps. 138; Rom. 11,33-36; Mat. 16,13-20 (A-jaar)
Inleiding
In de profeetlezing en het Evangelie van deze zondag worden we voorgesteld aan sleutelfiguren. In de eerste lezing horen we hoe God de profeet Jesaja de opdracht geeft om Sebna, paleisbestuurder in Jeruzalem, te verdrijven om vervolgens plaats te maken voor Eljakim, de zoon van Hizkia. Eljakim krijgt de sleutel van het huis van David in handen. In de evangelielezing volgens Matteüs maakt Jezus Simon tot ‘petros’ of hoeksteen van zijn gemeenschap. Hij krijgt de sleutel van ‘het koninkrijk der hemelen’.
Jesaja 22,19-23
Als paleisbestuurder aan het hof van Jeruzalem had Sebna een belangrijke positie. Hij bezat de sleutel van het koninklijk paleis en bepaalde wanneer de deuren van het paleis werden geopend en gesloten. Maar Sebna wordt hoogmoed verweten. Hij liet voor zichzelf een praalgraf uitgraven in de heuvels van Jeruzalem en had een verderfelijke invloed op de koning. Weldra zal hij vervangen worden door Eljakim, die bekleed zal worden met het ambtsgewaad. De sleutel waarover Sebna beschikte om het paleis te openen en te sluiten, wordt tot symbool gemaakt. Eljakim zal de sleutel van Davids huis opgelegd krijgen om te openen en te sluiten.
Romeinen 11,33-36
Zie: S.M.J.M Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 75-83.
Matteüs 16,13-20
‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?’ (v. 13). Het evangelieverhaal volgens Matteüs is inmiddels net voorbij de helft. Hoog tijd, zo vindt de evangelist, om met deze dialoog tussen Jezus en Petrus de aandacht van de lezer nadrukkelijk op de identiteit van Jezus te richten. De titel ‘Mensenzoon’ is een raadselachtige titel, die waarschijnlijk toen al in de oren van de toehoorders verwarrend klonk. Indien men de titel interpreteert in de lijn van Daniël 7 of 1 Henoch 37–41, leest men de titel voornamelijk als een verwijzing naar diegene die de machtigen van hun troon zal stoten. Vermoed wordt dat men de titel ook kan begrijpen als een titel die Jezus’ gehele aardse optreden wil omvatten: van geboorte tot wederkomst.
Simon Petrus antwoordt verrassend accuraat op Jezus’ vraag: ‘U bent de Messias, de Zoon van God’ (v. 16). Aangezien Jezus zijn vraag richtte tot al zijn leerlingen, mogen we veronderstellen dat Simon Petrus ook spreekt namens de leerlingen. Verderop in het Evangelie zal Petrus deze voorsprekersrol nog opnemen (vgl. 19,27; 26,35.40). Toch zal verderop in het Evangelie nog blijken dat Petrus en ook de andere leerlingen twijfelen aan de inhoud van deze geloofsbelijdenis. Matteüs gebruikte de term ‘Messias’ (in het Grieks vertaald met Christos) eerder al in zijn geboorteverhaal en nadien enkel nog in 11,1-6. In hoofdstuk 11 herinnert de titel heel nadrukkelijk aan de dienaar uit Jesaja, die vreugdevol nieuws zal verkondigen (Jes. 61,1). Aansluitend op Petrus’ belijdenis neemt Jezus zelf het woord en licht zijn identiteit verder toe.
Jezus’ antwoord in de verzen 17-19 is opgebouwd uit drie strofen van telkens drie regels. In de eerste regel van elke strofe wordt telkens het thema meegegeven: Gods openbaring, Petrus als de rots, en de sleutels tot Gods koninkrijk. Met de zaligspreking in de eerste strofe maakt Jezus duidelijk dat Petrus’ kennis ingegeven werd door God zelf. De reden hiervoor werd al meegeven in de erg johanneïsch klinkende formulering in 11,27: ‘Niemand kent de Zoon, behalve de Vader, en niemand kent de Vader, behalve de Zoon’.
In de tweede strofe maakt Jezus Simon tot rots. In het Grieks staat er petros, een vertaling van het Aramese kefas. Paulus verwijst naar Petrus met de naam ‘Kefas’ (Gal. 2,11). Op Petrus zal de Mensenzoon de gemeenschap van gelovigen bouwen. Deze bijnaam herinnert aan de parabel uit hoofdstuk 7. Het huis van de wijze man, gebouwd op de rots, zal standhouden tegen het oprukkende water (7,24), de poorten van het dodenrijk. Dood en kwaad zullen geen kans krijgen om deze herstelde geloofsgemeenschap te vernietigen. God zelf, immers, sloot met deze gemeenschap een nieuw en eeuwigdurend verbond.
Net zoals Eljakim in de eerste lezing de sleutel van Davids huis krijgt, zo krijgt ook Petrus in de derde strofe een sleutel toevertrouwd. Hij krijgt de sleutel van het Koninkrijk der hemelen. Hij wordt de dienaar die de opdracht krijgt om op het huis van zijn meester te passen tijdens diens afwezigheid. Hij volgt daarbij wellicht verplichtingen op, maar kan toch ook in alle vrijheid volgens eigen inzicht optreden. Hij kan op eigen gezag binden en ontbinden. Hoever deze beeldspraak reikt, vernemen we hier niet. Er wordt niet gespecificeerd wat hij kan binden en ontbinden. Het kan verwijzen naar het veroordelen of vrijspreken, beslissen of iemand al dan niet deel kan uitmaken van de geloofsgemeenschap. Maar breder verwijst het zeker ook naar ontbinden van de knellende banden van kwaad en lijden (vgl. Mar. 7,35; Luc. 13,16; Hand. 2,24).
Verderop in het Evangelie wordt deze bevoegdheid verder uitgebreid over alle leerlingen van Jezus, al wordt daar niet meer gesproken over de sleutels. Jezus’ afsluitende woorden maken zijn woorden geheimzinnig. Zijn leerlingen mogen niet vertellen dat hij ‘de Messias’ is. Ze zijn op dat ogenblik nog niet in staat om de volledige draagwijdte van deze titel te begrijpen.
Bibliografie
A. Leske, ‘Matteüs’, in E. Eynikel, A. Denaux et al., Internationaal Commentaar op de Bijbel, Kampen – Averbode, Kok – Uitgeverij Averbode, p. 1513-1515
P. Kevers, De Bijbel lezen in woord en daad, Antwerpen, Halewijn, p. 125-127
Y. van den Akker-Savelsbergh, ‘Petrus in het evangelie van Matteüs. Van visser tot mensenvisser’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en Brieven, Vught 2014, 2017, 19-26.
J. van den Eijnden OFM, ‘Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en Brieven, Vught 2014, 2017, 48-50.
Preekvoorbeeld
Ik lees wat om de woorden heen, die we in deze viering zojuist hoorden bij Jesaja en Matteüs, en besef pas goed, dat we getuigen zijn van een ontknoping. Het zijn letterlijk en figuurlijk sleutelverhalen.
Jezus lijkt te vragen: ‘Verstaan jullie de aanwijzingen? Zijn jullie het geheim op het spoor? Zie je de sleutel, die binnen handbereik is?’
Inmiddels heeft de psalmist ons de Ene laten toezingen, die staat voor vriendschap en trouw. Met de psalmist hebben we de Ene gevraagd: ‘Laat niet varen de werken van uw handen.’
Paulus dankt daarvoor, omdat hij ziet dat Joden en niet-Joden samen in beweging komen en Gods ontferming genieten.
Jesaja schetst een wereld die op instorten staat. De een staat tegenover de ander. Macht tegen macht. Hij klaagt aan, omdat het ten hemel schreiend is wat er op aarde gebeurt en wat de leiders van de volkeren zich veroorloven. Wat de zwakken overkomt, is doorgedrongen tot in de hemel van God.
Is dit een gemakkelijk protest? Een gemakkelijk vingerwijzen naar de vijanden die Juda omringen? De ander is toch immers de hel?
De orakels van Jesaja wijzen inderdaad al die vijanden aan. Maar ook Juda zelf.
Zelfs op de berg Sion gaat het niet goed. Uitgerekend op de plek waar je rotsvast vertrouwen mag verwachten, alleen maar berekenende zucht naar gewin. Wie is de sterkste? Met wie gaan we een coalitie aan? Hoe waait de wind?
Vergeten lijkt, dat de regen om niet de aarde bevochtigt. Vergeten lijkt, dat daarnaast de zon zomaar opgaat en met warmte en licht het land zo veel vrucht doet dragen dat het voedsel kan worden opgeslagen.
De wolken aan de hemel worden steeds dreigender. Maar ondertussen leeft de elite die het zich kan veroorloven in vrolijkheid en vreugde, worden rund en schaap geslacht, wordt het glas geheven – onder het motto ‘er nu van genieten want morgen gaan we dood.’
En de man die als Jozef in Egypte moet zorgen dat het land niet door crisis ten ondergaat, de man die de paleissleutel torst en gaat over een rechtvaardige verdeling van het voedsel – die man is vooral bezig met een luisterrijk graf in de rots. Eigen roem stinkt toch?
Van dat Jeruzalem gaat Jezus steeds verder weg. Voorlopig. Richting het Hermongebergte, zeg maar het drielandenpunt van Israel, Libanon en Syrië. Weg van de tempel naar het grensgebied met een gemengde bevolking van Joden, niet-Joden en van alles wat. Dichter naar de bron van de Jordaan. En bergopwaarts, dichter naar de hemel van God, die hemel zonder grenzen. Jezus gaat weg, weg ook uit vastliggende verklaringen.
Zijn leerlingen volgen hem. Zij vergeten brood mee te nemen. Waarom zou je ook als Jezus het moeiteloos voor je vermenigvuldigt? Zelfs geen korstje hebben ze bij zich. Jezus zegt: ‘ziet toe en hoedt u voor het zuurdeeg van de farizeeën en sadduceeërs.’ Ze krijgen er ruzie over. ‘Had jij geen brood mee kunnen nemen? Nee jij. Moet jij wat zeggen.’
Jezus’ woorden zijn versleuteld. Het dagelijks noodzakelijke brood is ook wat we gaandeweg leren over wat mag en niet mag, over wat van waarde is en de norm, over wie we willen en kunnen zijn. Het is ons zoeken, vragen en wat we te weet komen. Het is ons geweten dat richting wijst op onze levensweg. Wiens brood eten we?
Dan valt die vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’
Er klinken aansprekende namen, die verwachting verwoorden en hoop aanwakkeren…op redding en voorspoed.
Op de vervolgvraag ‘wie zeggen jullie dat ik ben?’, antwoordt natuurlijk het haantje de voorste Petrus. Wie kan nog over zijn woorden heen?
Hij wordt erom geprezen: ‘Hé rotsman, prachtmens, krachtpatser, op jou kunnen we bouwen: hou de club bijeen, maak verbindingen, gebruik deze sleutel om mensen vrij te maken in de richting van die Ene die voor vriendschap en trouw staat; en sluit af wat dat blokkeert.’
De sleutels maken hem tot dienaar van het koninkrijk der hemelen, bij afwezigheid van zijn Heer.
Toch is het niet de bedoeling dat hij alle macht aan zich trekt. Dat wordt hem direct te verstaan gegeven. Zijn geloofsbelijdenis komt niet uit hem zelf. De Vader in de hemel onthult het hem. Die woorden komen van de hemel die heel onze aarde omspant en beeld is van Gods ontferming.
Doodernstig klinken de laatste verzen. De leerlingen mogen die woorden aan niemand anders zeggen. Allemaal mondje dicht. Op weg naar Jeruzalem moet nog duidelijk worden hoe die woorden waar zijn. Het mag geen fake nieuws zijn. Eigenlijk moet de betekenis steeds opnieuw, in iedere tijd, duidelijk worden. Wij, die hier vieren, krijgen vingerwijzingen die ons helpen om in ons eigen leven en in de maatschappij de woorden van Jezus te doen en te horen. Al struikelend oefenen we ons in liefde, vriendschap en trouw. Dat zo leven mogelijk is, staat vast. Maar zoals alles heeft het een prijs. Jezus heeft nog een weg te gaan met zijn leerlingen om dat duidelijk te maken. Hij heeft nog een hele weg te gaan met ons.
inleiding dr. Martijn Steegen
preekvoorbeeld Nico Kok