- Versie
- Downloaden 33
- Bestandsgrootte 127.24 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 februari 2021
- Laatst geüpdatet 27 februari 2021
18 augustus 2013
Twintigste zondag door het jaar
Lezingen: Jer. 38,4-6 + 8-10; Ps. 40; Heb. 12,1-4; Luc. 12,49-53 (C-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jeremia 38,4-6.8-10
In de profeet Jeremia herkennen wij Jezus in zoverre dat beiden een scherpe boodschap hadden en beiden onder de scepsis en het fysieke geweld van volksgenoten hebben geleden.
Niet voor niets meenden sommigen van Jezus dat hij de wedergekomen profeet Jeremia was (Mat. 16,14). Jeremia kondigde aan dat de stad Jeruzalem zou worden ingenomen en verwoest door de Chaldeeën ofwel Babyloniërs. In Gods naam sprak hij uit dat de inwoners van de stad moesten vluchten en overlopen naar de Chaldeeën als zij in leven wilden blijven. Jezus had later een soortgelijke boodschap met betrekking tot de omsingeling van Jeruzalem door de Romeinse legers (bijvoorbeeld Luc. 21,20-24). Ook hij sprak van de onafwendbare
verwoesting van de stad en beval zijn leerlingen aan op tijd te vluchten.
Jeremia 38 bevat het aangrijpende verhaal van de profeet die in een put wordt geworpen maar op voorspraak van de Ethiopiër Ebed-Melek (‘dienstknecht van de koning’ betekent dat) er weer uit gehaald wordt. De in het leesrooster voorgestelde afbakening, vooral de weglating van Jeremia 38,7, is exegetisch en narratief echter onverantwoord. Het verdient de voorkeur Jeremia 38,1-10 of beter nog 38,1-13 te lezen. Deze profetenlezing is gekozen als een oudtestamentische illustratie bij de weerstand die Jezus later zou ondervinden, terwijl er ook mensen waren die het voor zowel Jeremia als Jezus opnamen. Met deze lezing wordt Jeremia impliciet opgevoerd als ‘type’ van Jezus. Dit patroon, dat oudtestamentische personen en gebeurtenissen worden opgevat als voorafbeeldingen van Jezus en van de christelijke gemeente, bestaat al sinds de eerste decennia van het christendom, zo blijkt uit 1 Korintiërs
10,1-11.
Evangelielezing: Lucas 12,49-53
In de evangelielezing leren we Jezus kennen op een wijze die velen zou kunnen afschrikken.
Juist daarom is er reden om aan te nemen dat deze woorden op hemzelf teruggaan en hem niet door zijn eerste leerlingen of latere christenen in de mond gelegd zijn.
Het vuur waarvan Jezus zegt dat hij dit op aarde is komen werpen kan worden uitgelegd als een goddelijk oordeel (vgl. Luc. 3,9) of kan betrekking hebben op de komst van de Geest (vgl. Luc. 3,16; Hand. 2,3v). Deze Geest kan trouwens een reinigende werking hebben, en dan liggen de beide betekenissen van ‘vuur’ in elkaars verlengde. Ook kunnen we denken aan het vuur van zijn boodschap aangaande de spoedige komst van Gods koninkrijk.
Omdat Jezus in Lucas 9,54v afwijzend reageert op het voorstel om vuur uit de hemel op een ongastvrij dorp te laten neerkomen, mogen we aannemen dat hij in Lucas 12,49 niet denkt aan vuur als straf maar aan het vuur van zijn boodschap, waarvan hij hoopt dat het de mensheid in vlam zal zetten. In theorie kan ‘op de aarde’ ook worden vertaald als ‘op het land’, Israël namelijk, maar omdat het woord gê bij Lucas vaak genoeg ‘aarde’ betekent, ligt de vertaling ‘op de aarde’ hier meer voor de hand. Deze uitspraak getuigt van Jezus’ buitengewone droom
en pretentie, dat hij iets kwam brengen dat voor de aarde van essentieel belang is. Wie zo iets van zichzelf denkt, is meestal een dwaas of een mens met een te groot ego. De evangelist ziet deze woorden echter stellig bevestigd in de verspreiding van het evangelie over gehele aarde (vgl. zijn tweede boek, Hand. 1,8; 28,30v). Voor de evangelist en voor de latere gelovige zijn dit niet woorden van een megalomane geest, maar van de Zoon van God (Luc. 3,22; 4,3.9;
8,28 enz.).
Jezus’ uitspraak over de doop die hij heeft te ondergaan (baptisthênai) slaat op de gewelddadige dood die hij verwacht en die hem benauwt. In het evangelie van Marcus 10,38v komt deze beeldspraak voor in verband met de vraag van Jakobus en Johannes om in Jezus’ toekomstige heerlijkheid links en rechts van hem te mogen zitten. Wellicht zinspeelt Jezus in Lucas 12,50 in het bijzonder op Psalm 69,2v.15v, waar de dichter eveneens spreekt van water waarin hij ondergedompeld wordt (wat Symmachus hier vertaalt met ebaptisthên). Deze psalm is elders in het Nieuwe Testament uitgelegd als een gebed van Christus. In het lectionarium is voor Psalm 40 gekozen, die in het vroegste christendom ook al is opgevat als woorden van Christus, met betrekking tot zijn komst in de wereld om Gods wil te doen. In Hebreeën 10,5-10 wordt deze psalm uitgelegd als profetie van het offer van Jezus Christus tot in de dood – hetzelfde thema dus als waarop Jezus duidt in Lucas 12,50.
Met zijn uitspraak over de benauwdheid die hij ervaart totdat zijn onderdompeling in de dood is volbracht, laat Jezus ons recht in zijn innerlijk kijken. De uitdrukking ‘tot die volbracht is’ correspondeert met het laatste woord dat Jezus volgens het evangelie van Johannes (19,30) aan het kruis spreekt voor hij sterft: ‘Het is volbracht’.
Vervolgens erkent Jezus dat zijn boodschap geen vrede maar (veeleer?) tweedracht veroorzaakt. De commentaren en vertalingen zijn verdeeld (!) over de betekenis van de constructie ouchi… all’ ê;; vertaald wordt of ‘nee… veeleer…’ of ‘niets dan…’. De eerste uitleg is te vinden in de Willibrordvertaling: ‘nee… eerder verdeeldheid’ en in de gezaghebbende commentaren van Fitzmyer en Bovon. Deze weergave impliceert dat Jezus ook wel vrede is komen brengen, maar meer nog verdeeldheid. Voor de tweede interpretatie is gekozen in de Nieuwe Bijbelvertaling: ‘Geenszins, … ik kom verdeeldheid brengen’. Deze vertaling wordt gesteund door gezaghebbende grammatica’s en verdient taalkundig de voorkeur, al is zij bijbels-theologisch moeilijk te verteren. Deze weergave staat in contrast
met de zang van de engelen die zijn geboorte bekendmaken: ‘vrede op aarde’ (Luc. 2,14);; zij voegen daaraan echter toe: ‘onder de mensen in wie hij [God] een welgevallen heeft’, hetgeen kan worden opgevat als een beperking. Jezus verklaart hier dat die vrede niet zomaar voor iedereen geldt; ongenuanceerd ontkent hij zelfs dat hij vrede is komen brengen. Ook Jeremia keerde zich tegen een (volgens hem) valse aankondiging van vrede (Jer. 6,14; 8,11 enz.; vgl.
ook Luc. 19,42). Jezus is hier uiterst realistisch en benadrukt de verdeeldheid die zijn boodschap in families kan teweegbrengen, aangezien die de een wel en de ander niet aanspreekt. Hij grijpt hier terug op een woord uit Micha 7,6. De epistellezing uit Hebreeën 12,1-4 bevestigt dat het leven in Jezus’ navolging een strijd is.
Literatuur
R. Roukema, ‘Jezus’ onderdompeling volgens Lucas 12,50 en Psalm 69’, in C.J. den Heyer (red.), Tussen
katheder en kansel. Egbert de Vries – 65 jaar. Een bundel artikelen voor een origineel en eigenzinnig theoloog,
Kampen 1998, 74-80; ook op http://www.riemerroukema.nl/downloads/RiemerRoukema-0172.pdf
Preekvoorbeeld
Vakantietijd
In een vakantietijd wil je het liefst met rust gelaten worden. Even weg van alle drukte, moeilijke beslissingen en keuzes. Wat tijd nemen voor je zelf. Je gaat (weer eens) naar een viering in de kerk. En dan hoor je woorden over een profeet die in de modder zakt en net op tijd wordt bevrijd. En woorden van Jezus. Hij is toch degene die bidt om vrede en hier klinkt:
‘Nee zeg ik u, juist verdeeldheid, vuur ben ik op aarde komen brengen, hoe verlang ik dat het oplaait.’
Woorden die je niet verwacht. Maar als we dan om ons heen kijken en we laten de beelden en de berichten toe die de media doorgeven, dan lijkt het vandaag de dag wel of het helemaal uitkomt. Beelden over aanslagen, de strijd in Syrië, in Mali, in het merengebied en Oost- Congo. Want daar is vrede wel heel ver weg. En wat moet ik met deze bijbelwoorden in mijn vakantietijd?
Moeilijke woorden?
Kijkend naar Jeremia gaat het over een man die heel uitdrukkelijk partij kiest. Hij weet zich in dienst van een wereld, zoals hij die verstaat vanuit zijn verbondenheid met de Eeuwige. Een wereld waarin de zaak van God en die van mensen gediend wordt. Waar een koning dienstbaar wil zijn aan wat het volk echt goed doet, ook op de lange termijn. Maar als je daar partij voor kiest, loop je vast op de mensen die alleen op korte termijn denken. Daar waar
vooral persoonlijk belang voor ogen staat. Dan ben je bedreigend en loop je het risico dat ze je willen elimineren. Dan kom je letterlijk of figuurlijk in een put terecht, waar je met je voeten in de modder wegzakt. Het verstikkende dreigt maar, zo wordt verhaald, er is ook weer uitkomst voor mensen die blijven vertrouwen op wat echt goed is, zoals een dienstbare knecht en koning. Dan is er toch weer toekomst mogelijk.
In het voetspoor van Jeremia
In zijn evangelie tekent Lucas ons een Jezus die zichzelf ook als een profeet verstaat. Iemand die weet waar hij voor kiest: de zaak van God namelijk, het welzijn van mensen zoals door God bedoeld. Waar mensen tot hun recht komen die letterlijk of figuurlijk in de modder wegzakken, omdat er geen aandacht voor hen is. Ze zijn niet in tel, vaak lastig voor hun directe omgeving. Voor die opdracht ziet Jezus zich gesteld maar dat leidt ertoe dat je ‘een
teken wordt dat betwist wordt’ zoals Simeon in hetzelfde evangelie vermeldt (Luc. 2,35). In Lucas’ verhaal over Jezus optreden in Nazaret horen we: ‘Geen enkele profeet is welkom in zijn eigen vaderstad’ (Luc. 4,24). Jezus’ optreden en zijn persoon blijken telkens weer felle reacties van verdeeldheid op roepen. In de ogen van Lucas ziet Jezus zichzelf als iemand die steeds weerstand zal blijven oproepen: tegenstellingen soms op leven en dood, zoals in de
eerste decennia na Jezus’ dood. Spanningen tussen Joodse christenen en christenen uit de niet- Joodse Griekse wereld vinden we al terug in de Handelingen van de Apostelen. Blijvend actueel.
Nog steeds is de boodschap van Jezus en zijn persoon vaak een teken van tegenspraak en verdeeldheid, soms pijnlijk ervaren. Welke kerkvisie dienen we uit te dragen in een wereld, waarin geloof geen plaats mag hebben in de publieke ruimte? De echte pijn is echter daar waar je leven echt wordt bedreigd, waar bomaanslagen kerkbezoek uitsluiten.
Hindoefundamentalisten in India die het leven van christenen onmogelijk maken. Noord- Korea waar het in bezit hebben van een Bijbel kan leiden tot opsluiting in een strafkamp of zelfs de doodstraf. Elders waar het samenkomen als gelovige christenen wordt uitgelegd als staatsgevaarlijk of in strijd met de radicale islam. We zijn dan niet ver af van ervaringen die de lezers en hoorders in Lucas dagen verre van onbekend zijn, en waarvan Lucas in Jezus’
woorden getuigt. Wanneer je kiest voor een wereld waarvoor Jezus partij kiest, ontstaat er steeds verdeeldheid, zowel binnen als buiten de kerk. Dan is het geweld niet van de lucht.
Vroeger niet en nu niet. Maar dat kan nooit het laatste woord zijn. De uitdaging blijft.
Riemer Roukema, inleiding
John Rademakers, preekvoorbeeld