20e zondag dhj, C jaar, 14-8-2022

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 41
  • Bestandsgrootte 93.63 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 14 juni 2022
  • Laatst geüpdatet 18 augustus 2022

20e zondag dhj, C jaar, 14-8-2022

14 augustus 2022
Twintigste zondag door het jaar

Lezingen: Jer. 38,4-6 + 8-10; Ps. 40; Heb. 12,1-4; Luc. 12,49-53 (C-jaar)

 

Inleiding 

Zoals elke zondag het geval is, vormt de evangelielezing het uitgangspunt voor de keuze van de eerste lezing en de antwoordpsalm. De criteria op basis waarvan dit deze zondag is gebeurd, zijn op het eerste gezicht niet zo heel erg duidelijk. De eerste lezing uit Jeremia en de antwoordpsalm (eerste gedeelte Ps. 40) vormen samen een hechte eenheid. Wat de leerlingen tot wie Jezus zich in het evangelie van deze zondag richt, met de profeet Jeremia gemeen hebben is dat ze met een boodschap komen die niet in de smaak valt in hun omgeving.

Jeremia 38,4-6.8-10
De eerste lezing wordt gevormd door twee korte passages uit het derde deel van het boek Jeremia (37–45) dat wordt toegeschreven aan Baruch, vriend en secretaris van de profeet. Deze geeft een beschrijving van de gebeurtenissen die plaatsvonden vlak vóór en tijdens de Babylonische ballingschap die in 586 vChr. begint, en richt de focus daar met name op het optreden van de profeet Jeremia die aan de vooravond van die dramatische gebeurtenis een eigen positie kiest in de moeilijke politieke situatie van dat moment.
Zowel Egypte als de opkomende Babylonische grootmacht strijden om politieke zeggenschap over de regio en onder andere ook over het kleine staatje Juda (het gebied rondom Jeruzalem). In tegenstelling tot koning Zedekia en aanzienlijke Judeeërs adviseert hij om geen steun te zoeken bij Egypte, maar zich over te geven aan Babylon. Dat wordt Jeremia niet in dank afgenomen en hij wordt tot twee maal toe gevangen genomen.
Vandaag lezen wij hoe hij tijdens de tweede gevangenneming in een leegstaande put wordt neergelaten en daar half wegzakt in de modder. Een hoveling die afkomstig is uit Nubië (Zuid-Egypte) bepleit bij de koning vrijspraak en dat verzoek zal worden ingewilligd. In de verzen die volgen op het gedeelte (vv. 11vv) dat wordt gelezen, wordt in tot de verbeelding sprekende bewoordingen beschreven hoe Jeremia uit de put wordt gehesen (het is heel merkwaardig waarom die laatste verzen niet worden gelezen en ik zou willen adviseren om dat wel te doen).

Bijbelwetenschappers hebben zich uitvoerig beziggehouden met de vraag wat er precies is gebeurd, wie Jeremia en Baruch bijvoorbeeld waren en welke houding Jeremia precies heeft ingenomen ten opzichte van het politieke beleid van koning Zedekia. De laatste tijd hebben verschillende exegeten zich afgevraagd tot wie de passage oorspronkelijk gericht zou kunnen zijn en ze gaan uit van de hypothese dat de auteur – Baruch of iemand anders – zich richtte tot de Judeeërs die weg waren gevoerd naar Babylon en daar in ballingschap leefden. Als je het verhaal op die manier leest kun je de figuur van Jeremia die in de put heeft moeten afdalen en daar in de modder wegzakt, opvatten als een beeld, als een icoon van de Judeeërs die in ballingschap leefden. Het kan bij de lezers en lezeressen in de ballingschap herkenning hebben opgeleverd. Tegelijkertijd konden ze het feit dat Jeremia uit de put omhoog werd gehesen beschouwen als een teken van hoop. Ook zij konden er op vertrouwen dat ze uit de modderige put waarin ze zich bevonden, zouden worden bevrijd.

Psalm 40
Het gedeelte uit Psalm 40, dat als antwoordpsalm voor deze zondag dient, sluit direct aan op de lezing uit Jeremia en bevestigt nog eens dat, zo dat al nodig zou zijn, het verhaal van de bevrijding van Jeremia zich op een symbolische wijze laat lezen als een metafoor voor bevrijding uit verdrukking en ellende. In vers 3 gebruikt de psalmist om de bedreigende situatie waarin de ik-figuur verkeert te beschrijven, het beeld van de modderig put waarin je kunt wegzakken (in beide passage wordt hetzelfde woord voor ‘put’ gebruikt (bûr).

Lucas 12,49-53
De evangelielezing van vandaag geldt als een van de meer moeilijke passages uit het Lucasevangelie, maar is zeker ook een van de meest harde: Jezus vertelt aan zijn leerlingen dat hij geen vrede, maar juist vuur en verdeeldheid komt brengen. In het evangelie van Matteüs vinden wij een parallelle passage die waarschijnlijk op een gemeenschappelijke bron teruggaat maar op een aantal punten afwijkt van de tekst van Lucas. Bij Matteüs lezen we dat Jezus niet de vrede zal brengen, maar het zwaard en dan volgt een citaat uit Micha 7,6 waarin staat dat de zoon zijn vader zal verachten en dat moeders en dochters, en schoondochters en schoonmoeders tegen elkaar in opstand zullen komen en dat verschillende generaties elkaars vijanden zullen worden.
Lucas geeft het citaat uit Micha – waarvan men parallellen tegenkomt in een reeks andere niet-bijbelse bronnen – wat vrijer weer dan Matteüs, maar het meest opmerkelijke zijn de verzen 49 en 50. Anders dan bij Matteüs komt Jezus niet het zwaard maar het vuur brengen.

Het is nog interessant om te vermelden dat wij een andere variant van deze tekst aantreffen in het evangelie van Thomas dat niet in het Nieuwe Testament is opgenomen, en daar lezen wij dat Jezus vuur, het zwaard en oorlog komen brengen (logion 16). Opmerkelijk is dat Lucas als enige niet het zwaard noemt. Zou hij het misschien wel gekend hebben maar hebben weggelaten? Hoe dan ook, het moet hier om uitspraken van Jezus gaan die in verschillende vroegchristelijke milieus circuleerden. Dit maakt duidelijk dat de boodschap van de eerste christenen op weerstand stootte.
Wat het beeld van het vuur betreft dat in Lucas een prominente rol speelt, het kan in het Oude Testament associaties oproepen met vernietiging (Am. 5,6; 7,14; Jer. 5,14) maar ook met loutering (Jes. 4,4). In dit verband kan het alleen maar de connotatie hebben van oordeel, crisis en ook van scheiding der geesten.
Het meest raadselachtige gedeelte is het zinnetje waarin Jezus over zichzelf zegt dat hij een doop moet ondergaan. Met het woord ‘doop’ – de primaire betekenis van het Griekse woord baptisma dat hier wordt gebruikt, is: onderdompelen – kan hier alleen maar de dood van Jezus bedoeld zijn. Dat is ook het geval in Marcus 10,38 waar zowel Jezus als zijn leerlingen deze vorm van doop zullen ondergaan. Overigens wordt elders in het evangelie van Lucas de doop – en dan gaat het over de doop van de christenen – in verband gebracht met vuur, namelijk in 3,16 waar Johannes de Doper zegt dat Jezus zal komen om te dopen met water en met vuur (vgl. Mat. 3,11)!

Bezien in het licht van deze donkere passages uit het evangelie van Lucas, komt de eerste lezing duidelijk als hoopvoller over. Misschien is deze passage ook wel juist met de bedoeling gekozen om tegenwicht te bieden aan de hardheid van het evangelie. Zo laat deze zich in ieder geval lezen.

 

Preekvoorbeeld

Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Als Jezus die vraag zo letterlijk gesteld heeft, dan is ons antwoord onomwonden ‘ja’. Ja, we denken dat hij gekomen is om vrede te brengen. Hij wilde toch dat iedereen in vrede zou samenleven? Hij heeft toch meer dan eens vrede gewenst aan wie hem volgden, en we bidden hem toch om vrede? Zou hij dan geen vrede maar juist verdeeldheid brengen?

Natuurlijk zal verdeeldheid brengen wel niet het doel van Jezus’ leven geweest zijn. Maar we kunnen er toch niet naast kijken dat zijn boodschap verdeeldheid tussen mensen teweegbrengt. Zijn boodschap viel hoegenaamd niet in de smaak bij al zijn tijdgenoten. En het is toch zo dat het geloof van christenen thans bij velen weerstand oproept. Bovendien is het christendom verbonden met een kerk die in de loop van eeuwen dat geloof heeft beleefd, verwoord en gevierd. Die kerk is dan wel teken en sacrament van Gods Liefde voor alle mensen, maar ze is dikwijls ook een teken van tegenspraak. En veel mensen gaan graag alléén hun weg en zijn gewoon hun eigen mening als de enige juiste te beschouwen. Daarom kunnen ze zich moeilijk thuis voelen in een kerk die verbondenheid wil aangaan met vele anderen of die standpunten inneemt die hen niet liggen. Daarbij komt dat velen zich niet kunnen voorstellen dat woorden van zo lang geleden iets kunnen betekenen voor mensen van vandaag. Mensen die leven in Jezus’ geest, leven dikwijls toch anders dan wie daar niet willen van weten. Dat kan ook heel wat tegenstand oproepen en verdeeldheid teweegbrengen. Jezus zelf heeft het aan den lijve ondervonden. Zelf zei hij ervan dat hij een doop moet ondergaan, en daarmee bedoelde hij wellicht dat hij wist dat hij zal ‘kopje ondergaan’. Maar hij deinsde er niet voor terug wanneer hij voelde dat de vijandigheid tegen hem toenam. Als de tegenkantingen sterker werden ging hij toch door, ook al werd het voor hem levensgevaarlijk.

En als we luisteren naar ons diepste zelf, dan horen we niet altijd hetzelfde als wat de wereld rondom ons hardop verkondigt. Dan gaan we heel dikwijls een andere weg. Samen met vele anderen maken we plaats voor de Aanwezigheid van God in ons leven. Hij roept het beste in ons wakker en bij hem voelen we ons veilig. Maar zo te leven staat meestal in fel contrast met wat de wereld biedt. Het zou erg zijn mocht christelijk leven geen verschil maken… Maar het is verleidelijk om je aan te passen en te doen zoals iedereen. Dan is alle verdeeldheid gladgestreken en dreigt het vuur dat Jezus op aarde heeft willen ontsteken, stilaan uit te doven.

Je ziet de verdeeldheid in een gezin wanneer ouders opkomen voor meer soberheid en solidariteit, terwijl de kinderen verblind en om de tuin geleid worden door de slogans van consumptie en amusement. Jongeren kunnen het extra moeilijk hebben als ze thuis worden opgevoed om waardevol te leven, terwijl ze ondertussen zo door de media gebruikt worden dat ze alleen aan de buitenkant jong lijken (Hélder Câmara). In andere gezinnen gebeurt het dat jongeren zich voor anderen willen inzetten en vrijwilligerswerk willen doen, maar in botsing komen met hun ouders die enkel denken aan geld verdienen en carrière maken… Wat wordt het voor hen moeilijk het verschil met elkaar aan te kunnen en met elkaar in gesprek te blijven. Niet te verwonderen dat Jezus zei dat hij op aarde gekomen is om een vuur te ontsteken en dat hij verdeeldheid komt brengen.

Het kan dan ook niet anders dan dat hij zelf zich met vuur inzette voor wat hij als zijn roeping zag. Met heel zijn hart en verstand, heel zijn wil en verbeelding, is hij gericht op een God die het voor mensen opneemt. Tot iedereen die het wilde horen zei hij: ‘Gods volmaaktheid en almacht bestaan erin dat hij zonder enige beperking met mensen mee kan leven. Wat er ook met je gebeurt, zegt God, Ik zal er zijn’. Met passie ijvert Jezus in woord en daad voor het koninkrijk van God, een manier van samenleven waar iedereen op deze wereld tot zijn recht komt. Het is zijn vurige hoop dat wij het klaar krijgen die droom dichterbij te brengen, dat in ons leven recht en gerechtigheid sterker zijn dan onrecht en uitbuiting, dat vrede het kan winnen van oorlog en geweld, dat genegenheid en solidariteit meer mensen zullen mobiliseren dan eigenbelang en egoïsme. En als we daar niét in slagen, als we terechtgekomen zijn in onverschilligheid, dan wil hij niets liever dan ons te redden uit die modder waarin we zijn weggezakt en maakt hij het mogelijk dat we ons toch aangesproken voelen. Zo is onze God. God berooft ons niet van onze mogelijkheden en onze vrijheid, maar hij gelooft in onze mogelijkheden en roept ze in ons wakker. Ingaan op die oproep heet geloven. Dan ontdekken we dat God met ons is en dat hij een scheppende God is, en dan brandt het vuur dat Jezus op aarde heeft willen ontsteken.


inleiding
prof. dr. Gerard Rouwhorst
preekvoorbeeld Paul Heysse