- Versie
- Downloaden 63
- Bestandsgrootte 213.02 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 18 februari 2020
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
1 december 2019
Eerste zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 2,1-5; Ps. 122; Rom. 13,11-14; Mat. 24,37-44 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 2,1-5
In deze tweede, waarschijnlijk oorspronkelijke, opening van het boek Jesaja vernemen we hoe de profeet een ‘Woord’ (ha-davar) heeft gezien (chaza) aangaande Juda en Jeruzalem. De paradox dat een ‘woord’ niet gehoord maar gezien wordt (kbs vertaalt ‘openbaring’; nbv neutraliseert dat door een parafrase in een Nederlands parallelisme) is minder scherp wanneer we ‘woord’ (davar) in haar geschakeerde betekenis opvatten als ‘gebeuren’, ‘geschiedenis’ (denk ook aan de titel Divrei Hajamim voor het boek Kronieken). Een ‘woord’ gebeurt in bijbelse zin, en hier als visioen. Het aanschouwelijke van dit ‘woord’ ontvouwt zich in de volgende verzen: de ‘berg van het huis van de Heer’ zal vast staan als de hoogste berg, en verheven boven de heuvelen.
In Jesaja zien we vaker dat ‘bergen’ en ‘heuvels’ zich verheffen (zie Jes. 2,13v) en daarvoor door God gestraft worden. Die verhevenheid is hier echter niet gericht op politieke dominantie, of op de hoogmoed van de lokale heerser, maar gestoeld op een volkeren-pelgrimage naar Sion (vv. 2-3), dat wil zeggen de berg van God en diens Tempel, met als doel een weg te leren ‘opdat hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen’ (NBG). De toekomst van Jeruzalem is volgens de profeet gelegen in haar betekenis voor de volkeren. Daarmee is een religio-politiek visioen van theocratische heerschappij gegeven die we in vrijwel dezelfde gestalte aantreffen bij Micha (Mi. 4,1-13). Opmerkelijk genoeg is ze hier niet gekoppeld aan een messiaanse koning, maar aan de aantrekkingskracht van Gods Thora, zoals het Hebreeuwse paralellismus memborum in vers 3b leert: ‘Want uit Sion zal Thora uitgaan en het Woord van de Eeuwige uit Jeruzalem.’
Tegen de militaire terreur die Jesaja historisch gezien meemaakt, de opmars van de Assyriërs in de achtste eeuw vChr., en de vergeefse alliantie tussen de Syriërs en de Ephraïmieten, profeteert hij een volkerenvrede die is gebaseerd op recht en op het aanleren van Gods wet: ‘en dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk opstaan en de oorlog zullen zij niet meer leren’. Jesaja 2,1-5 (vers 5 valt buiten de toon en is waarschijnlijk een latere toevoeging) moet vanuit de eindcompositie van Jesaja in samenhang met Jesaja 1,21-31 worden gelezen, en het oordeel over Jeruzalem blijkt dan de noodzakelijke voorfase van de volkerenpelgrimage. Daarbij klinken harde woorden: ‘Ik wil mijn hand tegen u keren en Ik zal uw slakken als met loog uitzuiveren en al uw looddelen verwijderen, uw rechters zal ik weer maken als weleer en uw raadsheren als in den beginne. Daarna zal men u noemen: stad der gerechtigheid, getrouwe veste’ (Jes. 1,25v, nbg). De profeet koppelt deze vlijmscherpe politieke en theologische zelfkritiek aan zijn visioen van Sion als magneet voor de volkeren. Niet militaire kracht of de esthetiek van de tempelcultus (Jes. 1,11!), alleen dit ‘visioen’ van recht en rechtspraak, de kern van Gods Thora, wekt het verlangen van de volkeren, en zo zal Israël deze crisis overleven.
Romeinen 13,11-14
Deze verzen van aanmoediging en vermaning sluiten een hoofdstuk af waarin Paulus achtereenvolgens een berustende houding tegenover de Romeinse overheid heeft bepleit (1-7) en de kern van de wet van God heeft geleerd in de vervulling van het gebod van de naasten-liefde (8-10, vgl. Lev. 19,18). De situatie van de gemeente is die van overgang tussen twee werelden, de wereld van de huidige orde en die van Gods ordening: ‘De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan’ (12).
Het beeld van de aanbrekende ochtend en het einde van de slaap duidt hier geen dood en opstanding aan, maar een aanbrekende messiaanse verlossing. In dit apocalyptische motief schuilt een beeld van het ochtendgloren, mythisch geduid als de komst van de godin van de ‘rozevingerige dageraad’ (Homeros!), maar bij de Rabbijnen uitgelegd als een gefaseerd aanbreken van de verlossing (Jeruzalemse Talmoed, Berachot 1,1). In die situatie is het niet geraden die verlossing te bespoedigen door opstand of verzet, maar door ‘het toerusten met de wapens van het licht’ (12), uitgelegd als het zich onthouden van copieuze maaltijden en drinkgelagen, gangbaar in de Romeinse cultuur van het vroege keizerrijk. Het lichaam dient niet vertroeteld te worden (14) maar zich te bekleden met Christus. Die laatste frase is cryptisch, maar ‘Christus’ is bij Paulus vaker de mystieke dimensie van een alternatieve sociale orde: het ‘lichaam van Christus’. In praktische zin toont Paulus zich volgeling van wat zowel de Rabbijnen als ook de Stoa leren: matiging en introspectie.
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Matteüs 24,37-44
Bij parabels bepalen drie dingen de betekenis: de beelden (metaforen) die worden gebruikt, het miniverhaaltje, en de context waarbinnen het verhaaltje verschijnt. Matteüs voert twee korte parabels aan in Jezus’ redevoering over de aanbrekende eindtijd: een gelijkenis van de bottende vijgenboom (Mat. 24,32v), en de gelijkenis van de huismeester en de dief (Mat. 24,43v). Daartussenin vlecht hij drie spreuken: dat het zal gebeuren voor ‘deze generatie’ voorbijgaat (34), de bestendigheid van zijn woorden (35), en het onbekend zijn van het uur bij engelen of de zoon (36). Indien de evangelist Jezus met ‘Zoon’ naar zichzelf laat verwijzen, is dat kwalitatief onderscheid tussen Vader en Zoon theologisch relevant. Het vervolg, en begin van onze perikoop, verhaalt hoe men net als in de dagen van Noach nietsvermoedend doorgaat met eten en drinken en huwen, ‘en ze wisten van niets’. Net zoals toen de grote vloed zal nu de komst van de Mensenzoon sociale verbanden verbreken.
De radicaliteit daarvan wordt scherp in de twee beelden in de verzen 40 en 41: twee werken op de akker, een wordt weggenomen en de ander niet, twee vrouwen malen met een molen, de een wordt meegenomen en de ander niet. We weten uit archeologisch onderzoek dat vrouwen werkten in gezamenlijke binnenhoven en ook een (Romeinse) meelmolen met elkaar deelden: de scheiding loopt dus dwars door intieme economische en sociale verbanden heen. Onduidelijk is echter hoe dat ‘meenemen’ en ‘achterlaten’ plaats vindt: duidt Jezus hier op de activiteit van engelen (vgl. Mat. 13,41v)?
De gelijkenis van de huisheer en de ‘dief in de nacht’ (vgl. Euripides, Ifigenia Taurica 1026) appelleert daarentegen aan de beruchte ‘rovers’ waar ook Josephus over schrijft (Bellum Judaicum 253; 264 etc.). De angstige connotatie bij een nachtelijke inbreker biedt een krachtige retoriek van aandacht voor het nú: dit is het moment, en nú moet je je voorbereiden. De (latere) parallel in het Evangelie van Tomas (21,5) duidt het huis als de locatie van de verworven kennis, en de dief als een negatieve invloed; iedere apocalyptiek is hier weggemasseerd.
Het is dan ook goed onze perikoop weer even in haar literaire context te zien: ze maakt deel uit van de rede die Jezus houdt met zijn aangezicht naar de tempel (Mat. 24,3), maar waarvan geen steen op de ander zal blijven staan (Mat. 24,1v). Matteüs concentreert zo de woorden van Jezus op Jeruzalem, en dat zegt iets over zijn perspectief: hij schouwt terug op de imposante en duizelingwekkende muren van de tempel, het blauwwitte marmer, de gouden daken, en de grote Stoa, wanneer ze al in puin liggen. Matteüs becommentarieert zo zijn eigen tijd: Wat nu? ‘Ik verzeker jullie, deze generatie gaat niet voorbij voordat dit allemaal gebeurd is.‘ (v. 34) De droom van het komende Koninkrijk in Jezus’ leven is al uiteengespat, maar nu is ook Jeruzalem verwoest. De rede krijgt zo actualiteit: zelfs in barre omstandigheden ontluikt een heilige, Messiaanse tijd. Zij roept op tot actieve verwachting van het oordeel, want ‘iedere seconde is een poort waardoor de Messias kan binnentreden’ (Walter Benjamin).
Daarmee biedt Matteüs een eigen draai aan apocalyptiek: juist wanneer de objectieve verhoudingen het lijken te weerspreken breekt verlossing aan (een notie die in de dialectiek van Marx zal doorwerken). In die situatie gaat het er om, dat ‘ook jullie gereed moeten zijn’, Mat. 24,44), want de komst van de Mensenzoon ‘op de wolken’ (v. 30, citaat lxx Dan. 7,13) is onverwacht, als een dief in de nacht. De Rabbijnen zeggen: toen de tempel verwoest werd, werd de Messias geboren, en wel, net als bij Matteüs en Lucas, in Betlehem (Echa Rabba 1,51).
Preekvoorbeeld
Genieten met mate(n)
- Van zwaard naar ploegschaar
Jesaja begint met een cliffhanger: ‘Op het einde der dagen zal het gebeuren.’ Het is pas de eerste zondag van de Advent maar Jesaja komt met belangrijk nieuws. Hij heeft een visioen! De profeet ziet het voor zich. Bij mij komt ook een beeld op en ik zie in het visioen van Jesaja over het einde der tijden als een oproep om samen de strijd aan te gaan tegen klimaat-verandering.
De context waarbinnen het visioen van Jesaja zijn contouren krijgt, verraadt ons dat het met de nodige inspanning en strijd gepaard zal gaan. De volken moeten de heuvels op. De weg omhoog is zwaar en moeizaam. Dat is herkenbaar voor onze strijd voor duurzaamheid. We moeten van de gebaande paden af. Onze ecologische voetafdruk moet kleiner. Minder met de auto, meer met de fiets, ook bergop.
We zijn onderweg naar een nieuwe tijd. Wapens zijn niet meer nodig. Zwaarden en speren krijgen een nieuw leven; het worden ploegscharen en snoeimessen. Een mooi voorbeeld van recycling.
Een duurzame en groene leefstijl zal de kans op conflicten tussen mensen verkleinen. Maar deze gedragsverandering zal niet lichtvoetig gaan.
- In de spotlight
Dat de oproep van Jesaja niet vrijblijvend is, lezen we ook bij Paulus. Hij doet een wake up call. ‘U weet trouwens hoe laat het is, u weet dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken.’
Wie de wereld wil veranderen moet vroeg opstaan. Terwijl onze nachten steeds een beetje langer worden, spoort Paulus ons aan ons niet bezig te houden met werken die het daglicht niet kunnen verdragen. Waar er in de verborgenheid van de nacht nog een oogje kan worden toegeknepen, komt alles overdag in de spotlight te staan.
Paulus neemt onze leefstijl onder de loep: ‘Gedraag je alsof al je gedrag gezien wordt’. We kunnen ons hier makkelijk een voorstelling van maken, al ons doen en laten ligt bijna letterlijk op straat. Onze privacy staat onder druk.
Is dit de transparantie die Paulus voor ogen had? Zo te leven dat je je nergens voor hoeft te schamen en iedereen alles van je mag weten? Paulus dacht dat een openbaar leven mensen zou motiveren het goede te doen. Hij kon natuurlijk niet vermoeden hoe de levenswandel van mensen in onze tijd een goudmijntje zou worden voor bedrijven en politieke partijen. Belanghebbenden die net als Paulus proberen onze mening en gedrag proberen te beïnvloeden.
- Ik heb toch niks te verbergen
Over privacy dacht Paulus nog niet na. Maar doen wij dat wel genoeg? Of geven wij ons te snel bloot? Hebben we ons in slaap laten sussen met beloften over veiligheid? Waarbij bezwaren tegen de afkalving van onze privacy werden weggewuifd met een grootmoedig: ‘Ik heb toch niks te verbergen?!’
Het zouden woorden van Paulus kunnen zijn. Want mensen die zeggen dat ze niks te verbergen hebben, gedragen zich in het beeld van Paulus zoals het hoort ‘op klaarlichte dag’. Dat mag iedereen weten. Het zijn brave burgers die zich niet inlaten met ‘zwelgpartijen en drinkgelagen van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd’. Maar volgens mij privacy is veel meer dan dat en staat al veel eerder op het spel.
Ik laat Paulus weer aan het woord: ‘Vertroetel uw lichaam niet; er mogen geen begeerten worden opgewekt’. Paulus komt onze slaapkamer op en ziet wat zich in het schemerdonker afspeelt. Hebben we dan toch iets te verbergen? Snel weer de lichten aan.
Misschien de volgende keer toch maar de deur op slot, want je weet maar nooit wie er binnen komt. Wees dus waakzaam, laat niet zomaar inbreken in uw leven. Met de woorden van Matteüs: ‘Als de heer des huizes geweten had in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan was hij wakker geweest en had hij het inbreken in zijn huis wel verhinderd.’
In de adventtijd mogen we de duisternis omarmen in afwachting van het licht. In de schaduw van de nacht, gehuld in het duister, met slechts een enkel puntje licht, voelen we ons geborgen en komen we tot verdieping. Het mysterie laat zich niet zien in het volle licht.
- Eindtijdverwachting
De aansporing van Paulus tot matigheid past in het perspectief van de eindtijdverwachting die we ook bij Jesaja zagen. In het licht van de Messiaanse verlossing is het banaal om ons te verliezen in oppervlakkige pleziertjes. Mensen moeten zich opmaken voor een aanstaande omkering; het aanbreken van de Messiaanse verlossing.
Op dat punt van het aanbreken van een nieuwe tijd en de radicale ommekeer van ons gedrag zitten we nu ook. Paus Franciscus noemt het een ecologische bekering. We moeten onze leefstijl veranderen om de aarde bewoonbaar te houden.
Ook Matteüs leeft met een eindtijdverwachting van ommekeer. Hij verwijst hierbij naar het verhaal van Noach. In beide perspectieven wordt de leefstijl van mensen gehekeld. Mensen leven grenzeloos. Ze dachten er niet bij na. Noach maakt schoon schip. Met de rechtvaardigen zal hij een nieuwe start maken. Anderen vallen buiten de boot.
De eindtijd wordt voorgesteld als een zondvloed. Of de angst dat het na het donker niet meer licht wordt, zoals we nu reikhalzen naar het licht van kerstmis. Overstromingen maar ook watertekorten zijn een dreiging in de huidige tijd. Ook hier kunnen we een link leggen met ons eigen gedrag. We moeten verder kijken dan de dag van morgen.
Ik verwijs nogmaals naar Paus Franciscus. Naast duurzaamheid is rechtvaardigheid zijn sleutelwoord. Wij hebben in het westen veel van de hulpbronnen uitgeput en kunnen de arme landen niet alleen op de blaren laten zitten. Onze leefstijl is in grote mate de oorzaak van de klimaatproblemen. Laten wij dus ook onze verantwoordelijkheid nemen en ons gedrag aanpassen. De eerste zondag van de Advent is een mooi moment om bij een soberdere leefstijl stil te staan. Juist omdat het om ons heen donkerder wordt, kunnen we straks het licht beter ontvangen.
Het visioen van Jesaja past daarom mooi in deze tijd. De sobere, donkere tijd voor Kerstmis. Waarbij we vandaag nadenken over de zorg voor de aarde. De strijd tegen klimaatverandering die we samen moeten strijden. Waarvoor we de wapens moeten oppakken, niet om elkaar geweld mee aan te doen. Maar wapens die lijken op tuingereedschap om de aarde groener, vruchtbaarder en gezonder te maken. Om te delen van overvloed. En te beseffen dat het ook een beetje minder kan.
Misschien staat Paulus ons dan toe er ook van te genieten, met mate. Dan blijft er over om te delen. Want genieten doe je met maten, met elkaar.
inleiding dr. Eric Ottenheijm
preekvoorbeeld drs. Sanneke Brouwers