18e zondag dhj, Gedaanteverandering van de Heer, 6-8-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 89
  • Bestandsgrootte 99.71 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 6 juni 2023
  • Laatst geüpdatet 6 juni 2023

18e zondag dhj, Gedaanteverandering van de Heer, 6-8-2023

6 augustus 2023
Gedaanteverandering van de Heer

Lezingen: Dan. 7,9-10.13-14; Ps. 97; 2 Petr. 1,16-19; Mat. 17,1-9 (A-jaar)

 

Inleiding

Dit jaar valt 6 augustus, het feest van de Gedaanteverandering van de Heer, op een zondag. Als dit feest samenvalt met een zondag heeft het altijd voorrang op de zondagsliturgie. De liturgie van de 18de zondag van het jaar vervalt daarom dit jaar: vorige week, 30 juli, was de 17de zondag, volgende week wordt de 19de zondag gevierd.
Dit liturgische jaar is de evangelietekst van vandaag, Matteüs 17,1-9, al eerder gelezen, namelijk op de tweede zondag van de Veertigdagentijd, wanneer altijd het verhaal van de gedaanteverandering in een van de synoptische versies op het rooster staat. De andere lezingen zijn echter niet dezelfde, die van vandaag zijn specifiek gekozen voor bij het feest van de Gedaanteverandering.
Waar gaat het om bij dit feest? Vanouds is het in de liturgie het feest van de verheerlijking van de Heer. We denken na en mediteren over Jezus, gehuld in het licht van het goddelijk leven: zo één met de Vader, dat Hij straalt van Gods heerlijkheid. We krijgen iets te zien van zijn intieme relatie met God.
Het gaat in dit moment van verheerlijking dus, zou je kunnen zeggen, om het succes van Jezus, om het goddelijke karakter van zijn persoon en zending, maar juist omdat het God betreft, staat dat niet los van het gebrek aan succes dat Jezus’ zending ook kenmerkt, van zijn menselijke kwetsbaarheid, van het worstelen en het lijden. De lezingen van vandaag staan alle vier in deze bredere context.
We kijken eerst naar de vier voor deze zondag gekozen teksten en komen daarna terug op hun samenhangende betekenis voor het feest van de Gedaanteverandering van de Heer.

Daniël 7,9-10.13-14
Het boek Daniël ontstond in de tijd van de Makkabeeën, in 167 of 166 v.Chr. Jeruzalem en Judea maakten toen deel uit van het Seleucidische Rijk, en de hellenistische cultuur drong zich aan alle kanten op. Ook de hogepriester van de Tempel van Jeruzalem en andere Joodse hoogwaardigheidsbekleders leken bereid om het joodse geloof aan te passen aan de toen heersende normen. Maar het werd nog erger: in 168 plunderde de Seleucidische koning Antiochus iv Jeruzalem en een jaar later verbood hij de dienst aan de God van Israël en liet in de tempel een afgodsbeeld plaatsen. Dit leidde tot een volksopstand, die verrassend genoeg slaagde en een einde maakte aan het bewind van de Seleuciden in Jeruzalem en omstreken. Voor enige tijd werd het Joodse volk zelfstandig. Ergens in deze jaren van opstand werd het boek Daniël geschreven.
Het eerste deel van Daniël, de hoofdstukken 1 tot 6, is verhalend van karakter en vertelt over enkele Joodse jongeren, waaronder Daniël, die belangrijke functies bekleden aan het Babylonische en Perzische hof. De gevaren waaraan de samenleving van Jeruzalem ten tijde van Antiochus IV blootstond, worden geprojecteerd op lang vervlogen tijden, toen stad en Tempel eveneens bedreigd en ook vernietigd werden.
In hoofdstuk 7, waaruit de perikoop voor deze zondag genomen is, begint het tweede deel van het boek, het apocalyptische gedeelte. De historische situering is min of meer dezelfde, maar het verhalende karakter maakt plaats voor een visionair. In vier grote visioenen wordt de geschiedenis vanaf de Babylonische overheersing tot die van Antiochus iv geduid, en wordt duidelijk gemaakt dat de hegemonie van de laatste, net als die van de voorgaande imperia, tot ondergang gedoemd is.
Van de perikoop van vandaag zijn met name de verzen 13 en 14 beroemd geworden om de menselijke figuur die op wolken gedragen nadert en van God alle macht, eer en koningschap krijgt. ‘Zoon van de mensen’ wordt deze figuur genoemd. Vanwege de enscenering in de wolken en het directe optreden van God, lijkt deze figuur eerder goddelijk dan menselijk, maar dat is schijn. Het gaat hier juist om de tegenstelling tussen die mens en het beestachtige karakter van de vier figuren die vlak daarvoor op het toneel waren verschenen en die de vier gewelddadige wereldrijken representeren. Die gaan ten onder, worden door God zelf veroordeeld en vernietigd. De mens wordt daarentegen met de hoogste eer bekleed. Het gaat om menselijke kwetsbaarheid tegenover beestachtig geweld. Het eerste wint het dankzij Gods ingrijpen.
In het vervolg op onze perikoop wordt expliciet uitgelegd wie de menselijke figuur is: dat zijn de heiligen van God (v. 18), zij die de strijd opnemen tegen het vierde beest, Antiochus iv. Het uitgerangeerde volk van Judea, zelfs door zijn eigen leiders in de steek gelaten, legt zich niet neer bij de voldongen feiten en slaagt tegen alle verwachtingen in zijn opstand.

De drie synoptische evangelies, in de scène waarin Jezus op de late avond voor zijn dood wordt voorgeleid bij de hogepriester, vertellen hoe hij verwijst naar deze tekst uit Daniël. Opnieuw staat een kwetsbare mens tegenover het beestachtige imperium, maar Jezus twijfelt niet aan wiens kant God staat. De hogepriester blijft hangen op de titel ‘Mensenzoon’ die Jezus op zichzelf betrekt. Die was in de ruim anderhalve eeuw sinds Daniël inmiddels een belangrijke messiaanse titel geworden. Die riep bij Kajafas niet meer het beeld op van de kwetsbare mens, maar van de vergoddelijkte gestalte. ‘Hij verklaart zichzelf tot Messias, godslastering!’ was daarom zijn reactie, en de veroordeling van Jezus was een feit.

Psalm 97
In deze psalm wordt het koningschap van jhwh bezongen in zijn glansrijke overwinning op de overige goden. Over die uiteindelijke overwinning zijn eeuwen van moeizame strijd heengegaan, waarin het authentieke geloof in de ene meer dan eens weinig aantrekkelijk leek, het geloof van een stelletje ‘losers’. Maar nu is die strijd beslecht. De beelden van de psalm zijn kosmisch en hebben verwantschap met die in Daniël 7.

2 Petrus 1,16-19
De tweede brief van Petrus is een van de jongste geschriften van het Nieuwe Testament, waarschijnlijk geschreven aan het begin van de tweede eeuw. De schrijver, die zichzelf Petrus noemt, waarschuwt de lezers/toehoorders voor invloedrijke, gezaghebbende dwaalleraren, die met hun zelfingenomen uitleg van het geloof en hun verwerpelijke gedrag Jezus verloochenen en daarmee, volgens de schrijver, uiteindelijk zichzelf veroordelen.
In andere late geschriften van het Nieuwe Testament horen we van vergelijkbare problemen, in de brieven van Johannes en de brief van Judas bijvoorbeeld. Er werd in de christelijke gemeenten geworsteld met het vasthouden aan het authentieke geloof in Jezus. Er was veel gemakkelijk afglijden naar modieuzere versies, zoals het gnosticisme, waarop in de brief van Petrus wellicht ook gezinspeeld wordt. Geloven in de rechtvaardigheid van God en in onze redder Jezus Christus (2 Petr. 1,1) vraagt echter om een steviger houding.

In de perikoop van vandaag doet de schrijver een beroep op het gezag van de apostelen, in het bijzonder dat van Petrus, als degenen die hun geloof niet baseren op vernuftige verzinsels, maar op eigen ervaringen. Zijzelf hebben met eigen ogen gezien dat God aan Jezus Christus alle eer en luister gegeven heeft. Niet redeneringen, maar het leven zelf leert je wat waar is en wat niet, en dat schijnt als een lamp in een donkere ruimte en doet de waarheid van de profetenwoorden oplichten (v. 19).
Er wordt hier expliciet verwezen naar het verhaal van de gedaanteverandering van Jezus op de berg zoals opgetekend in de evangelies, de schrijver citeert vrijwel letterlijk uit Matteüs. Waarom neemt hij precies dit verhaal? Daarover kunnen we alleen speculeren, want hij spreekt zich daar niet rechtstreeks over uit. In alle drie de synoptische evangelies is het een cruciale tekst, die het lijden van Jezus en de mislukking van zijn missie verbindt met de verrijzenis en het uiteindelijk slagen van zijn missie. Daarover zo meteen meer.
De auteur van deze tekst verwoordt hiermee zijn zienswijze dat God evenzo spreekt: ‘Jullie zijn mijn geliefden, in jullie vind Ik vreugde’ tot de marginalen in de culturele context van het Romeinse imperium.

Mooi is de observatie van de schrijver direct na onze perikoop, in 1,20v. Hier maakt hij ook verbinding met de veel grotere en langere traditie waaruit de christelijke beweging voortkomt, namelijk die van Israël met zijn God. ‘Geen enkele profetie uit de Schrift kunnen we eigenmachtig uitleggen, want geen enkele profetie is uit menselijk initiatief voortgekomen, maar altijd geïnspireerd door de heilige Geest.’ Wie God en Jezus voor ons zijn, kunnen we alleen in gemeenschap begrijpen en uitleggen, want de Geest komt voort uit en inspireert tot gemeenschap.

Zie: M.G. Ruf, ‘De tweede brief van Petrus. Een eigengereid geschrift’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 104-112

Matteüs 17,1-9
De tekst in Matteüs over de gedaanteverandering van Jezus lijkt sterk op die in Marcus, is er een lichte bewerking van. Er zijn enkele kleine eigen accenten bij Matteüs: in vers 2 staat dat Jezus voor de ogen van zijn drie leerlingen niet alleen veranderde van gedaante, maar dat ook ‘zijn gezicht straalde als de zon’.
Als de leerlingen door angst bevangen worden, staat in de versie van Matteüs dat Jezus naar hen toe gaat, hen aanraakt en hen geruststelt (v. 7). Dat ontbreekt bij Marcus en ook bij Lucas.

Het verhaal van de gedaanteverandering volgt in de drie evangelies direct op de eerste aankondiging van dood en opstanding. Het wordt er ook expliciet mee verbonden door de mededeling hoeveel dagen er tussen de ene en de andere gebeurtenis lagen: zes (Matteüs en Marcus) of acht (Lucas). Het een heeft met het ander te maken of preciezer gezegd: het verhaal op de berg is een direct commentaar op de lijdensaankondiging.
De lijdensaankondiging is een breekpunt in de evangelies. De missie van Jezus loopt stuk, heeft niet het lineaire verloop van een onweerstaanbaar groeiende beweging die succes op succes viert en uiteindelijk getuige is van het aanbreken van het Koninkrijk. De missie gaat anders, en alleen Jezus ziet dat helder. Het wordt een weg die langs lijden en dood gaat, niet alleen voor Jezus, maar voor iedereen die hem wil navolgen. Maar dat lijden en die dood zijn niet het einde, zegt Jezus, maar een nieuw begin, dat inzet met de opstanding uit de dood, de overwinning op wat doodt en vernietigt. De eerste reactie van Petrus op de woorden van Jezus maakt duidelijk dat er bij de leerlingen sprake is van onbegrip en ontreddering.

Zes dagen later vindt de Transfiguratie van Jezus op de berg plaats. Voor de ogen van drie van zijn leerlingen, waaronder Petrus, heeft Jezus een ervaring van volledige acceptatie van zichzelf en zijn lot als voortzetter van de missie van Mozes en Elia, de exponenten van Wet en Profeten. God zelf spreekt zijn bevestiging uit: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’
De weg van lijden en dood die Jezus zes dagen tevoren aan zijn leerlingen geschetst had, is geen nederlaag of mislukking. De verheerlijking zal worden gevolgd door kruisiging en dood, maar wordt uiteindelijk voortgezet in de verrijzenis. In de tweede helft van de synoptische evangelies zien we daarmee een spanningsboog die loopt van lijdensaankondiging via verheerlijking en lijden naar verrijzenis.

In het verhaal van de gedaanteverandering ligt het accent enerzijds op wat er met Jezus gebeurt en de bevestiging die hij krijgt van God zelf, maar anderzijds is van niet minder belang de reactie van de leerlingen. Hun gemoedsgesteldheid is een spiegel voor wie het evangelie lezen of horen en zal daarom door Matteüs met aandacht beschreven zijn. Is er sprake van een ontwikkeling vergeleken bij hun reactie op de lijdensaankondiging?
Vooralsnog lijkt het daar niet op: tegenover de totale rust en vrede die Jezus uitstraalt, begrijpen de leerlingen niet goed wat er gebeurt en zijn ze eerder bang dan blij. Tegenover de losheid van Jezus willen zij vasthouden, op de berg blijven. Jezus komt hen tegemoet in hun angst, raakt hen aan, stelt hen gerust, maar dringt er tevens op aan nog niet te praten over wat er hier gebeurd is. Het begrip zal pas komen bij de verrijzenis.

De mededeling van God is cruciaal: ze bevestigt ten overstaan van de leerlingen de weg die Jezus gegaan is en zal vervolgen, een weg die ogenschijnlijk niet succesvol is, maar in de ogen van God de enige, de geautoriseerde. ‘Luister naar hem,’ zegt God hun ten slotte, volg jullie meester op die weg. Dat de leerlingen bang worden, is daarom wel begrijpelijk en zijn Jezus’ woorden: ‘Wees niet bang, ik ben bij jullie’ een meer dan welkome troost. Voorlopig lijkt de weg die te gaan is vooral weinig glorieus en is de uiteindelijke verrijzenis nog iets abstracts. De nabijheid van Jezus kunnen ze daarbij wel gebruiken.

Conclusie
Het feest van de Transfiguratie lijkt hiermee, vanuit de lezingen gezien, vooral een feest van bemoediging. Zoals het in het evangelie ergens halverwege verteld wordt, zo horen wij het verhaal ergens halverwege het liturgische jaar, tussen Pasen en Advent. Ons geloof is geen tot mislukken gedoemde missie. We kunnen ons optrekken aan Jezus, ons troosten met zijn nabijheid, ook al begrijpen we misschien niet alles, net zoals de leerlingen. De andere lezingen bevestigen deze inzet.

Literatuur
Dirk Boone, ‘Gedaanteverandering van de Heer – 6 augustus’, op: https://www.kerknet.be/interdiocesane-commissie-voor-liturgie/artikel/gedaanteverandering-van-de-heer-6-augustus (24 juli 2019)
Wikipedia-nl: trefw. Gedaanteverandering van Jezus
Wikipedia-en: trefw. Transfiguration of Jesus – trefw. Feast of the Transfiguration

 

Preekvoorbeeld

Een heel verrassend en boeiend verhaal. Soms menen wij iemand te kennen. Maar bij sommige gelegenheden ontdekken we tot onze verbazing plots zoveel meer. Dat is het evangelie van vandaag: Misschien wordt vandaag het doek over Jezus meer open getrokken dan wij gewoon zijn. Wat gebeurt er? Jezus neemt op een bepaald moment drie van zijn leerlingen mee de berg op. Het zijn bevoorrechten! Boven op de berg begint hij plots te stralen. Hij krijgt bezoek van twee figuren uit het Oude Verbond, Mozes en de profeet Elia. Tussen beide kopstukken krijgt Jezus een verheven plaats in het kader van de Joodse geschiedenis. En op de koop toe horen de leerlingen de stem van de Vader: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Luister naar hem.’ Het is een heel intens gebeuren. Dan begin je toch wel vragen te stellen: Hoe moeten we dit verstaan? Het schijnt de leerlingen wel te bevallen, want Petrus wil direct drie tenten bouwen. Heel belangrijk om weten is dat zes dagen voordien Jezus voor het eerst openlijk heeft gesproken over de bedoeling van zijn reis naar Jeruzalem: hij zal er moeten sterven, maar op de derde dag zal hij verrijzen. Compleet onverstaanbaar voor de leerlingen: ze gruwen zelfs van zijn woorden. Petrus probeert het zelfs uit het hoofd van Jezus te praten. Dit kan, mag en zal niet gebeuren!

Deze plotse straling van de Heer op de berg is bedoeld als bemoediging van de leerlingen om, ondanks zijn plan met hem verder op te trekken naar Jeruzalem. Ze worden uitgedaagd om Jezus te volgen in zijn lijden. Op het eerste gezicht lijkt het wel een complete mislukking van zijn missie. Het is pas na zijn dood dat zij zullen begrijpen.
Een tijd later wordt Jezus gevangen genomen en voor de religieuze leiders gebracht. Daar verdedigt hij zich en verwijst hij de hogepriester (specialist van de Bijbel) naar teksten van het Oude Testament, naar de tekst van de profeet Daniël. Hij verwijst er naar een menselijke figuur die, op wolken gedragen, nadert en van God alle macht, eer en koningschap ontvangt. Aan zijn koningschap komt nooit een einde. ‘Zoon van de mensen’ wordt hij genoemd. Het is met deze figuur dat Jezus zich zal vereenzelvigen. En op de berg bevestigt de Vader zijn intieme relatie met deze kwetsbare mens als Hij zegt: ‘Dit is mijn geliefde Zoon.’   Deze Jezus zal weerloos worden overgeleverd aan de machten van het kwaad. Maar God laat hem niet in de steek: Hij doet hem verrijzen uit de dood om inderdaad een nieuw en eeuwig rijk te stichten voor allen die hem volgen. Het is pas met Pasen dat de apostelen vernemen dat hun Heer verrezen is. En slechts met Pinksteren, als zij de Geest ontvangen, verstaan zij de woorden van Jezus en de volle zin van zijn leven. Het is alsof een blinddoek van hun ogen wordt weggenomen en zij voor het eerst klaar zien. Op dat moment durven zij met zijn verhaal naar buiten komen. Zij zelf zijn nu overtuigd van de boodschap van de Heer en overtuigen anderen om Hem ook te volgen. Je kan het een bekeringsproces noemen in hun kijk op Jezus.

Misschien hebben wij op een of ander manier ook al een dergelijk proces doorleefd: momenten waarop wij in volle duisternis zaten: niets begrepen van wat met ons gebeurde. Dat we zelfs opstandig waren: waarom moet mij dat nu overkomen? Ik versta het niet. Waaraan heb ik dit verdiend. Waar is God nu? Ik geef het op! Op zo’n ogenblik is het belangrijk om zich de woorden van de Vader terug bewust te durven worden als Hij zegt: ‘Luister naar hem!’ Dat wij ons herinneren welke weg Jezus is durven gaan, in volle vertrouwen op de Vader. Dit is geen gemakkelijke stap. De leerlingen hebben die stap moeten léren zetten. Verschillende keren heeft Jezus hen laten voelen dat ze niet alleen waren om die weg te gaan. ‘Wees niet bang, ik ben bij jullie’. Ook ons laat de Heer niet los. Dat is mijn vaste overtuiging. Belangrijk op zo’n moment is dat wij het in ons stil durven maken en even de tijd nemen om ons bewust te worden van zijn nabijheid. Hij haalt er ons door. Ons leven hoeft geen mislukking te worden, zoals de leerlingen dachten dat met Jezus zou gebeuren. Als wij met Hem durven meegaan, brengt hij ons langs de weg van het lijden tot de verheerlijking in de verrijzenis. Hij zal ons laten delen in zijn glorie. Hij bedriegt ons niet.

inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld Bob Van Laer OFM