- Versie
- Downloaden 36
- Bestandsgrootte 210.92 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 9 februari 2021
30 juli 2017
Zeventiende zondag door het jaar
Lezingen: 1 Kon. 3,5.7-12; Ps. 119; Rom. 8,28-30; Mat. 13,44-(46)52 (A-jaar)
Inleiding
1 Koningen 3,5.7-12
In deze episode, die in Gibeon plaatsvindt, wordt Salomo, de opvolger van koning David, voorgesteld als iemand die alleen God en zijn volk wil dienen. Daarom zoekt hij niet naar rijkdom, maar naar wijsheid en inzicht. God treedt in dit verhaal niet in contact met Salomo via een profetie, maar hij spreekt rechtstreeks tot hem in een droom. Salomo mag in deze droom een wens doen. Wat zal hij vragen? Hij zou ook alleen maar aan zichzelf kunnen denken. Maar nee, hij vraagt geen lang leven, geen rijkdom, ook niet de dood van zijn vijanden, maar wel een hart dat kan luisteren en dat voldoende begrip heeft om op de juiste wijze recht te kunnen spreken over zijn volk. Op die manier wordt het bekende verhaal over het Salomonsoordeel voorbereid, dat onmiddellijk hierna volgt en waarin bewezen wordt dat God Salomo’s gebed heeft vervuld. Hij heeft hem inderdaad wijsheid en een begrijpend hart gegeven om een goede koning en rechter te zijn.
Romeinen 8,28-30
Zie: S.M.J.M Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 75-83.
Matteüs 13,44-52 of 44-46
Dit Evangelie bevat de laatste drie gelijkenissen uit de zogenaamde parabelrede: de schat in de akker, de kostbare parel en het sleepnet vol goede en slechte vissen. Vooral de eerste twee gelijkenissen kunnen goed in verband worden gebracht met de eerste lezing. Zowel koning Salomo als degene die op zoek gaat naar de schat in de akker of naar de kostbare parel, zijn mensen die de wil en het koninkrijk van God boven alles stellen. In deze twee gelijkenissen gaat het om twee mensen die iets ontdekken dat buitengewoon waardevol en kostbaar is in hun ogen, zo kostbaar dat zij alles verkopen om het verkrijgen.
De eerste is een dagloner die op een akker werkt die hem niet toebehoort, want hij moet hem kopen; de andere is blijkbaar een groothandelaar die relaties heeft en altijd al op zoek was naar kostbare parels. Jezus wil met deze beelden zeggen dat Gods koninkrijk of Gods nieuwe wereld voor ieder toegankelijk is, zowel voor armen als voor rijken. Je kan er op verschillende manieren mee in contact komen: toevallig, onverwachts of plotseling zoals de arbeider, of je hebt er steeds naar verlangd en je was ernaar op zoek en op een mooie dag vind je die schat, die nieuwe wereld van God, die alles overtreft, alles op zijn kop zet en die je diep gelukkig maakt.
Jezus zegt niet: ‘Gods koninkrijk is een verborgen schat’, maar wel: ‘Met het koninkrijk van God gaat het als met volgende gebeurtenis.’ Met andere woorden: hij vertelt een verhaal waarin alle elementen van belang zijn. Je moet je door de dynamiek van dit verhaal laten meenemen. Alleen dan kan het je ogen openen voor nieuwe en onvermoede mogelijkheden. Het gaat om een schat en een parel van uitzonderlijke waarde, die Gods koninkrijk symboliseren, de nieuwe wereld van God. Het gaat ook om een kans die je nu moet grijpen. Een kordate aanpak is nu nodig. Je moet alles op alles zetten, ja alles verkopen om die nieuwe wereld van God te verwerven. Wie zijn leven verliest, zal het winnen (Mat. 16,25).
Deze paradox weerklinkt ook in deze dubbele gelijkenis. Als je alles veil hebt voor die nieuwe wereld van God, waarvoor Jezus zich met al zijn kracht inzet, maakt het je mateloos blij en schenkt het je een vreugde die je voorheen niet kende. Als je gefascineerd wordt door de waarde van die schat en door de schittering van die parel, heb je er alles voor over om die te verwerven. Wat je zomaar vindt is plots zoveel mooier en zoveel belangrijker dan alles wat je tevoren bezat. De nieuwe wereld die je nu zomaar ontdekt, die je overrompelt en blij maakt, zet je ertoe aan om heel je leven om te gooien en te veranderen. De glans en de schoonheid van Gods nieuwe wereld brengt je in beweging om je vroegere leven achter te laten en een nieuwe toekomst te beginnen.
De parel is uitzonderlijk waardevol en de verborgen schat in de akker verandert het leven van de arbeider in vreugde. Die blij makende overvloed van Gods koninkrijk vinden we op vele plaatsen terug in de Evangeliën, vooral in de gelijkenissen die Jezus vertelt. Het zaad dat in de goede grond valt brengt dertig, zestig of zelfs honderd graankorrels voort (Mar. 4,8). Uit het kleine mosterdzaadje groeit een grote struik (Mar. 4,30vv). Een kleine hoeveelheid zuurdesem doordesemt een hele massa meel (Mat. 13,33). Een zoon die zijn erfenis verkwist herinnert zich dat in het huis van zijn vader zelfs de dagloners ‘eten in overvloed’ hebben; hij keert terug naar huis; zijn vader staat hem op te wachten, gaat hem tegemoet, geeft hem een zegelring en een nieuw kleed, het mestkalf wordt geslacht en er begint een vreugdevol feest (Luc. 15,11-32). Een koning scheldt een wanhopige schuldenaar de enorme som van tienduizend talenten kwijt: dat is honderd miljoen denariën, of honderd miljoen werkdagen, maar helaas zal die schuldenaar dit voorbeeld niet volgen, integendeel; die mogelijkheid bestaat dus ook (Mat. 18,23-35). Een grootgrondbezitter betaalt arbeiders die slechts enkele uren gewerkt hebben het loon van een volledige dag uit (Mat. 20,1-16), enzovoorts.
Mensen die het koninkrijk van God ontdekken, die gefascineerd worden door de nieuwe wereld van God waarvoor Jezus zich tot het uiterste inzet, veranderen hun leven en hebben er alles voor over. Zij leggen de oude mens af, de egoïstische mens, de mens die niet kan vergeven, die zich ten koste van alles wil handhaven, die altijd eerste wil zijn; zij verloochenen en doen afstand van wat uiteindelijk geen echte toekomst biedt, van wat eigenlijk onmenselijk en mensonwaardig is. Zij zien in, soms plots, soms geleidelijk aan, dat zij meer en beter, waarachtiger en authentieker mens zijn als ze kiezen voor Jezus en zijn Evangelie, als ze hun hart openen voor de nieuwe wereld die hij wil opbouwen, als ze sympathiseren met de waarden en de prioriteiten die hij voortdurend stelt: liefde, goedheid, barmhartigheid, gerechtigheid.
Wie met deze nieuwe wereld van God geconfronteerd wordt en er het schone van inziet, gaat beseffen dat hij er als mens alleen maar op vooruit gaat, als hij zich op zijn beurt inzet voor die nieuwe wereld waarin Gods droom eindelijk werkelijkheid wordt, een wereld waar iedereen meetelt en de moeite waard is, waar de armen geholpen en de bedroefden getroost worden, waar men zich inzet voor vrede en de zwaarden omsmeedt tot ploegijzers.
De gelijkenis van het visnet is oorspronkelijk waarschijnlijk een antwoord op de kritiek en de ergernis van sommige vromen die problemen hebben met het feit dat Jezus ook omgaat met zondaars. Jezus, zo geduldig en zo barmhartig als God zelf, laat goeden en kwaden samenleven; hij stoot de zondaars niet uit, want hij is juist gekomen om hen te redden. De vromen hebben niet het recht te oordelen over het diepste innerlijk van medemensen en de scheiding tussen goeden en slechten nu reeds eigenmachtig door te voeren. Over het hart van de mens kan en mag alleen God oordelen en dat zal pas op het einde der tijden plaatsvinden.
In zijn secundaire uitleg werkt Matteüs deze gelijkenis om tot een scherpe oordeelsdreiging: de bozen zullen uiteindelijk door God onverbiddelijk veroordeeld en gestraft worden, maar in afwachting van dit eindtijdelijk oordeel leven goeden en slechten naast elkaar, zoals in de oorspronkelijke gelijkenis, en duidelijker nog in de gelijkenis van het onkruid tussen het graan (Mat. 13,23-30) wordt bedoeld. Dat geldt ook voor de Kerk, waarin niet alleen plaats is of mag zijn voor volmaakten, maar ook voor zondaars, waarvan sommigen misschien zondaar zullen blijven, terwijl anderen zich bekeren en zich telkens weer opnieuw laten heiligen door Gods genade en het goede voorbeeld van medechristenen.
De vraag van Jezus Hebt gij dit alles begrepen is enkel gericht tot de leerlingen. Omdat zij met ja antwoorden, zijn zij als schrift-geleerden die onderricht zijn in de geheimen van Gods koninkrijk en nu uitgezonden worden om die kennis verder uit te dragen door de leeractiviteit van Jezus voort te zetten. Daarbij moeten ze te werk gaan zoals een huisvader die uit zijn voorraadkamer nieuw en oud te voorschijn haalt, al naargelang de behoeften.
Opvallend genoeg wordt eerst het ‘nieuwe’ genoemd. Ze zijn voortaan immers christelijke verkondigers en geen joodse rabbi’s. Zij moeten vooral en voluit het ‘nieuwe’ verkondigen, namelijk het Evangelie van Jezus Christus, maar wel zonder het los te maken van de wet en de profeten, die ook voor christenen hun waarde blijven behouden.
Niemand is daar beter in geslaagd dan de evangelist Matteüs zelf, die in zijn Evangelie een evenwichtige synthese weet tot stand te brengen tussen het oude en het nieuwe. Hij is de schrift-geleerde bij uitstek en dit slotvers is misschien zijn verborgen handtekening.
Preekvoorbeeld
Zien waar het op aankomt
Als student theologie werkte ik als verpleeghulp in een bejaardenhuis. De hoogbejaarden vertelden dat blijkbaar aan hun kinderen en zo kwam een dochter aan met een boekje ‘voor je studie’.
Ik opende het en zag de herkomst: Jehova’s Getuigen. Ik wilde het weggooien, maar er was een tekstverwijzing voorin geschreven. Nieuwsgierig sloeg ik de Bijbel open en vond de bede van Paulus: ‘Moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te onderscheiden waar het op aan komt’ (Fil. 1,9v). Die tekst is als een kostbare parel met me meegegaan in mijn pastorale praktijk.
Deze gebeurtenis kwam bij mij boven toen ik het verhaal las van koning Salomo. Gesteld voor een zware taak zoekt hij steun bij God. In een droom verschijnt de Heer en vraagt hem ‘Wat wilt ge, dat ik u geef?’
Beroemd is het antwoord van de jonge koning. Hij vraagt niet om macht of een groot leger, om welvaart of aanzien, maar om een opmerkzame geest, inzicht om te onderscheiden waarop het aankomt.
Direct daarop volgt het verhaal van het Salomonsoordeel. Twee moeders ruziën om een kind. Salomo doet geen pogingen tot biologisch onderzoek of getuigenverhoren. Hij stelt de vrouwen op de proef en oordeelt, dat degene die opkomt voor het leven van het kind de ware moeder is. Ons romantisch hart mag misschien aannemen dat dit de biologische moeder is, maar dat is allerminst zeker. Salomo onderscheidt: de ware moeder is de liefhebbende moeder.
Die blik, die ons laat zien ‘waar het op aankomt’, gunt Jezus ons in zijn gelijkenissen over het Koninkrijk. Voor ieder is de situatie anders. Een arbeider ploegt het land van een eigenaar. Daar stuit hij totaal onverwacht op een schat. Hij zal geen rijk man geweest zijn, maar diep gelukkig zet hij zijn hele bestaan ervoor in, om die schat te bemachtigen.
Opvallend is het geluk dat de schat al geeft, terwijl je je ervoor inzet. Hij ploegt niet somber voort, denkend: ‘Ik kan het toch niet betalen’, evenmin zucht en steunt hij onder de verkoop van zijn hele bezit. Blijkbaar vervult hem een geest van gedrevenheid en geluk, van inzet en liefde.
Dat geldt ook voor de rijke parelhandelaar. De glans van Gods nieuwe wereld brengt je in gezonde vervoering, je ziet waar het op aankomt.
Ooit hoorde ik in het voorbijgaan: ‘Nou, die mensen hebben het toch maar best voor elkaar.’ Ze waren jong en opgehouden met werken, ze hadden een riant pensioen en overwinterden in hun luxe appartement in Spanje. Dit was werkelijk dé manier om oud te worden.
Ik liep stilletjes weg. Ik dacht aan een oude, fragiele vrouw in onze serviceflat. Vroeger woonde ze gewoon in een huurhuis. In haar gezonde jaren was ze altijd in de weer voor haar gezin, maar er was ook altijd ruimte voor anderen aan tafel. Haar carrière was dat vrijwilligerswerk dat niet betaalt en altijd door dezelfde mensen gedaan wordt. Ze deed het opgewekt en blijkbaar met wijsheid en fijngevoeligheid, want nu ze oud en half verlamd is, heeft ze altijd bezoek uit die kringen. ‘Ach weet u’, zegt ze, ‘ik ben toch zo dankbaar. Ik ben nooit alleen. Altijd zijn er mensen, die weer even komen’. Soms tref ik die gasten wel eens even alleen, als zij traag naar het toilet moet en tot mijn verbazing vertrouwen die mij toe ‘Ach, ik heb toch zoveel steun aan haar, ze is zo wijs en ruim.’ Op zondag zit ze bij de radio klaar om de kerkdienst te volgen en ’s avonds bidt ze voor al haar kinderen en kleinkinderen.
Eigenlijk weet ik wel wie het ‘het best voor elkaar heeft.’ Bij haar zie ik een kostbare parel glanzen, onopvallend maar krachtig. Zij leert mij waar het op aankomt.
‘Waar het op aankomt’, datgene wat je hart voldoening geeft, wat je leven zin en richting geeft, daar kunnen mensen naar hongeren. Ze snakken naar een plekje waar ze nodig zijn, gewaardeerd worden. Een mens leeft niet van brood alleen. Brood op de plank is nodig, maar ook een visioen. Anders verkommert onze wereld.
‘Waar komt het op aan, waar is recht en gerechtigheid te vinden, op wie kan ik bouwen en voor wie kan ik een betrouwbare medemens zijn?’ Vragen van moderne mensen op zoek naar een parel.
Zicht op die parel kan verduisteren, als je in je leven niet voldoende met liefde en trouw in aanraking komt, als je thuissituatie leeg, hol en troosteloos is. Dan leer je geen liefde, dan zie je geen schat, dan heb je slechts de koude bril van het economisch gewin.
Regelmatig loop ik binnen bij een soort kerkelijke kringloop. Lieden van allerlei slag lopen er rond. Ze sjouwen welwillend de oude spullen uit mijn auto. Sommige kerkmensen vinden dit maar niks – ‘Ze komen nooit in de kerk’ – maar ik bewonder de leidinggevende vrijwilligers die het uithouden met deze ‘hulpen’. Met een bakje koffie en een grapje bieden ze mensen een sociaal vangnet, een plek van waardigheid en er is nog opbrengst ook. Die financiën zijn uiteindelijk bijzaak, hoofdzaak is dat er een plek van betekenis is voor iedereen.
Dat koninkrijk van Jezus, die nieuwe wereld van God voor alle mensen, is een wonderlijke parel. Soms glanst die opeens op daar waar je hem niet verwacht en daagt mensen uit om zich in te zetten, in verbondenheid met anderen. En al doende geeft dit levensdoel en levensvreugde.
Niet dat die mevrouw in de serviceflat nooit verdrietig is. Niet dat die kerkelijke kringloop altijd zo vredig is, ook daar heb je kibbelarijtjes en lange tenen.
Uiteindelijk is dat Koninkrijk een vreemd sleepnet. Vrome vogels en vreemde vissen worden erin gevangen. Het is Gods net, uiteindelijk ziet zijn oog ‘waar het op aankomt’ en dat is maar goed ook.
Bijna had ik het boekje direct weggegooid, maar uit onverwachte hoek werd er voor mij gebeden ‘dat ik mag zien waar het op aankomt’.
Ik hoop en bid voor ons allen, dat de geest van God ons oog daarvoor mag scherpen, dat we in liefde en fijngevoeligheid ons verbinden aan onze naasten, dat we jonge mensen het visioen van Gods nieuwe wereld als glans voorhouden en dat we ook zelf blij en verheugd onze weg kunnen gaan.
Laten we zo bidden, dat Gods Koninkrijk mag komen.
inleiding dr. Sylvester Lamberigts
preekvoorbeeld ds. Rinske Nijendijk-Cnossen