- Versie
- Downloaden 28
- Bestandsgrootte 331.49 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
17 juli 2016
Zestiende zondag door het jaar
Lezingen: Gen. 18,1-10a; Ps. 15; Kol. 1,24-28; Luc. 10,38-42 (C-jaar)
Inleiding
En houdt de gastvrijheid in ere,
want zo hebben sommigen zonder het te weten
engelen ontvangen.
(Hebr. 13,2)
Thoralezing: Genesis 18,1-15
‘JHWH verscheen opnieuw aan Abraham’ (18,1) kan verbonden worden met ‘waarom zou ik voor Abraham geheimhouden wat ik van plan ben?’ (18,17). Dan komt de Barmhartige bij Abraham op bezoek om hem in te lichten over wat hij met de ongerechtigheden in Sodom en Gomorra gaat doen. De Getrouwe neemt zijn verbondspartner Abraham serieus. Omgekeerd is dit ook het geval. Abraham, de gerechte, komt bij JHWH op voor de inwoners van Sodom en Gomorra. Hij is toch door JHWH geroepen om een zegen te zijn voor alle mensen! (Gen. 18,16-33; 12,1-3; Sir. 44,19-22). Genesis 18 en 19 hangen sterk met elkaar samen en gaan over ‘Bezoekers bij Abraham en Lot’.
(Ron Pirson )
In onze perikoop is sprake van JHWH die bij Abraham en Sara op bezoek komt (18,1.13.15) en van drie vreemdelingen die bij hen op bezoek komen (18,2-12.16). Hoeveel gasten zijn er om het middaguur bij Abraham en Sara? Eén (JHWH), drie (drie vreemdelingen) of vier (JHWH en de drie mannen)? Deze onduidelijkheid is voor de Talmoed de aanleiding om een prachtige uitleg over en pleidooi voor ‘de gastvrijheid’ te geven.
Waarom verschijnt de Barmhartige tijdens siëstatijd, op het heetst van de dag dus, aan Abraham? Rabbi Chama zegt: Die dag was de derde dag van de besnijdenis van Abraham en de Heilige, Hij zij gezegend, komt naar zijn gezondheid vragen (bBava Metsia 86b). Abraham zit ter genezing van zijn besnijdenis (17,1-27) in de zon voor zijn tent en de Barmhartige komt op ziekenbezoek.
Tijdens dit bezoek ziet Abraham drie mannen voor zich staan. Hij laat de Barmhartige wachten en snelt hen tegemoet, buigt zich ter aarde en onthaalt hen zeer gastvrij. Het is opvallend dat Abraham voor de Barmhartige blijft zitten, terwijl hij voor de drie mannen ter aarde buigt. De vreemdelingen biedt hij een feestmaal aan, maar de Barmhartige niet!
Volgens de Talmoed is Abraham het grote voorbeeld van de gastvrijheid voor vreemdelingen. Abraham, de gerechte, is inderdaad een zegen voor mensen (12,1-3). Gastvrijheid betonen voor een vreemdeling is hoger in waarde dan het ontvangen van de Shekhina (Stralende Aanwezigheid van JHWH) (Sjabbat 127a). De Eeuwige geeft er blijkbaar niet om, om even in de wachtkamer te blijven wachten ter wille van de reizende vreemdelingen, die immers hongerig en dorstig zijn en dus niet kunnen wachten.
Nadat Abraham en Sara hun gasten te eten en te drinken hebben gegeven, doet hij hen uitgeleide. Tot zijn verrassing blijken de drie vreemdelingen Godsgezanten te zijn. In hen heeft hij ook de Barmhartige ontvangen.
Volgens de beroemde icoon van Andrej Rublew (1411) was het de ‘Drie-eenheid’. https://en.wikipedia.org/wiki/Andrei_Rublev_(film)#/media/File:Rublev_Troitsa.jpg
Volgens andere kunstenaars (o.a. Marc Chagall; Abraham el les trois Anges, Nice) waren het engelen. http://www.centrefleg.com/wp-content/uploads/2014/09/35-4-Chagall-Abraham-et-les-Trois-Anges.jpg Maar die eten niet: ‘Ik wil nog wel even blijven, maar ik zal niet eten van wat u mij aanbiedt’ (Recht. 13,16).
De uitleg van de Talmoed dat het om drie vreemdelingen gaat, is de spannende en de moeilijkste. De Drie-eenheid of engelen gastvrij onthalen, dat wil iedereen wel, maar vreemdelingen?! ‘Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan’ (Mat. 25,40).
De Barmhartige van harte liefhebben én de naaste en de vreemdeling als jezelf (Deut. 6,4v; Lev. 19,18.34), is een heilige twee-eenheid (Luc. 10,27). ‘Houd de onderlinge liefde in stand en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen’ (Hebr. 13,1v).
Gastvrijheid is een vorm van dagelijkse eredienst aan onze barmhartige God, die in de vreemdeling in ons midden is.
Zegen deze huiskamer, een oase van rust.
geef ontspanning en gezelligheid,
aandacht en tederheid
aan ons die hier vertoeven.
Laat het hier een gastvrij thuis zijn
voor vrienden en vreemdelingen,
zo maar mensen, kostbaar in uw ogen,
gastvrije God!
Zie: H. Janssen OFM, ‘Wonen overal bijna thuis, mensen veel geluk. Zegening van een (nieuwe) woning’ in:
H. Janssen & K. Touwen (red.), Een gezegend leven, Vught 2013, 19-25
Brievenlezing: Kolossenzen 1,24-28
Zie: H. Janssen ofm, ‘De brief aan de Kolossenzen. Cirkelen rond het mysterie’ in: H. Janssen & K. Touwen (red.), In naam van Paulus. Handelingen en de aan Paulus toegeschreven Brieven, Vught 2015, 38-42
Evangelielezing: Lucas 10,38-42
Wie als kluizenaars willen leven,
zijn met vier broeders;
twee van hen zijn moeder.
Zij hebben twee zonen.
De twee die moeder zijn
leiden het leven van Marta
en de twee zonen leiden het leven van Maria.
De zonen nemen nu en dan bij toerbeurt
de taak van moeder op zich.
(Franciscus van Assisi)
Onze perikoop (10,38-42) is een onderdeel van Lucas 10,25–11,4. Het is een goede illustratie van een uitspraak van Simeon de rechtvaardige (Sir. 50,1-25): Door drie dingen wordt de wereld in stand gehouden: door de Thora, door de eredienst en door liefdedaden (Aboth I,2). Deze drie instandhouders van de wereld staan bij Lucas bij elkaar: het lernen van de Thora door de Thorageleerde en door Maria (10,25-28.39.42); het voorbidden van Jezus (11,1-4); en het doen van barmhartigheid door de Samaritaan en door Marta (10,29-37.38.40.42).
In de geest van Abraham ontvangt Marta Jezus die op reis is, gastvrij in haar huis (10,38; 9,52-56; 10,5-9). Jose ben Jochanan, de man van Jeruzalem, zei: Laat je huis wijd open staan en laat de armen tot je huishouden behoren (Aboth I,5). Zoals Abraham is zij druk in de weer om de gast te verkwikken en eten te geven (10,38.4; Gen. 18,4-80). De diacones Marta bedient Jezus zoals de schoonmoeder van Petrus (4,39), zoals Maria van Magdala, Johanna en Susanna die Jezus vergezellen (8,1-3) en zoals een knecht die zijn heer bedient (17,8-9). En zij lijkt ook op de diaken Jezus: ‘Maar ik ben in jullie midden als iemand die dient (ho diakonoon)’ (22,27).
Haar zuster Maria zit aan de voeten van Jezus te lernen, zoals Paulus aan de voeten van Gamaliël zit (Hand. 22,3). José ben Jo’ezer, zei: Laat je huis een ontmoetingsplaats zijn voor de wijzen, laat je bedekken met het stof van hun voeten en drink dorstig hun woorden in. (Aboth I,4).
Het huis van Marta en Maria is een Leer- en Dien-huis. Zoals José ben Jochanan en José ben Jo’ezer in de overlevering van de Thora een paar vormen dat elkaar aanvult, zo horen Marta en Maria ook bij elkaar. De verschillende opvattingen en gedragswijzen nodigen uit tot verdere discussie en eigen standpuntbepaling. De Thora voedt op tot mondigheid: verantwoordelijkheid in vrijheid (vergelijk het lernen van de twaalfjarige Jezus in het tempelgebouw van Jeruzalem: 2,41-52).
Marta voelt zich in haar eentje overbelast door het vele (be)dienen en probeert door bemiddeling van Jezus, de Heer, Maria tot helpen te bewegen (10,40). Waarom spreekt Marta haar zuster niet rechtstreeks aan? Waarom zegt Jezus niet tegen Marta: ‘Vraag het maar zelf aan Maria!’? Wil Marta Jezus voor haar diaconale karretje spannen? Speelt Jezus in zijn antwoord Marta en Maria tegen elkaar uit? Geeft de Heer voorkeur aan lernen boven gastvrijheid? Wordt de actieve Marta op haar nummer gezet en de contemplatieve Maria de hemel in geprezen (10,41-42)? In zijn Regel voor de Kluizenarijen laat Franciscus de rollen van Marta en Maria bij toerbeurt door de broeders vervullen. Zo zorgt hij ervoor dat het actieve leven het contemplatieve aanvult en andersom.
Zoals JHWH Abraham (Gen. 22,11), Jakob (Gen. 46,2) en Mozes (Ex, 3,4) tweemaal bij name roept, zo doet Jezus dit ook: ‘Marta, Marta!’ Een liefdevolle betrokkenheid wordt ermee tot uitdrukking gebracht (en niet een op haar nummer zetten). Vanuit deze verbondenheid wordt een appel op de aangesprokene gedaan. De Heer ontlast Marta van haar zorgen en zich druk maken over vele dingen (10,41; 12,22-34). Hij nodigt haar uit om zich te concentreren op één ding, op haar goede deel, namelijk het (be)dienen (10,42.40). Dan beantwoordt Marta aan haar roeping die gelijkwaardig is aan die van Maria: haar goede deel is het lernen en dat zal haar niet ontnomen worden (10,42.39). Jezus corrigeert Marta en bevestigt Marta en Maria in hun keuze. Dienen en lernen zijn beide vormen van navolging.
Het horen naar de Thora en het dienen (gastvrijheid beoefenen, voor het eten zorgen, gerechtigheid doen, dienstbaar zijn zoals diaken Jezus) horen bij elkaar. En lernen leidt tot doen. Wie hoort en doet lijkt op iemand die zijn huis op de rots bouwt, wie hoort en niet doet lijkt op iemand die zijn huis op zand bouwt. Bij storm houdt alleen het huis op de rots stand (6,46-49; 8,21).
In de refter van het convent van Sant’Anna in Foligno (Umbrië) neemt een fresco, waarop Marta staat afgebeeld terwijl zij in de keuken visjes schoonmaakt, de centrale plaats in en niet – zoals gebruikelijk – een afbeelding van het Laatste Avondmaal. Ook andere fresco’s zijn opvallend: Jezus wordt door een vrouw besneden en moeder Maria lernt met de schriftgeleerden. Na vijfhonderd jaar is de invloed van deze fresco’s nog steeds te merken. De franciscaanse zusters zijn zeer gastvrij en doen diaconaal werk voor verwaarloosde kinderen.
Kom zing het lied van Marta
die Jezus volgt en dient
en zing van de Maria’s
die steeds Hem hebben bijgestaan
en op de hemelbruiloft
aan Jezus’ tafel gaan.
(Ria Borkent, LB 738,4)
Abraham, Marta en Maria gaan ons voor op de weg van God. Zij nodigen ons uit om gastvrij te zijn en Thora te lernen, en zo het lernen en dienen van Jezus te weerspiegelen.
Literatuur
P. van Boxel (red.), De wijsheid van de vaderen. Het Misjnatractaat Avot, Kampen 1994
A.Cl. Filannino (red.), Il Monastero di Sant’Anna a Foligno. Religiosità e Arte attraverso I Secoli, Foligno 2010
G.P. Freeman, Umbrië. In de voetsporen van Franciscus, Haarlem 2010 4e, 138-142
G.P. Freeman e.a., (red.), Franciscus van Assisi. De Geschriften, Haarlem 2004, 88-91
R. Pirson, Genesis, ’s-Hertogenbosch 2005
M. Poorthuis, De betekenis van de vreemdeling voor de religieuze identiteit, Hilversum 1994
Thora in de westerse cultuur. Gastvrijheid, Tenachon 22 (december 2014) Amsterdam 2014
H. Welzen, Lucas, ’s-Hertogenbosch 2011
Preekvoorbeeld
Gast in huis, God in huis – dat is een spreuk die ik vaak heb horen zeggen toen ik in Polen woonde, in de tachtiger jaren van de afgelopen eeuw. Mensen waren vaak arm, maar gastvrijheid was heilig en voor gasten haalde je alles uit de kast. Gast in huis, God in huis.
Op de lezingen van vandaag uit Genesis en uit het Evangelie is die uitspraak op een bijzondere manier van toepassing. Abraham heeft mét de drie vreemdelingen de Eeuwige zelf te gast, en Marta en Maria hebben de Heer in huis. Abraham ontving de mannen gastvrij, al voordat hij kon weten wie ze waren. En Maria en Marta onthaalden Jezus toen hij nog lang niet de Opgestane was of de grondlegger van de christelijke kerk. Gastvrijheid, daar begint het mee. Als kind moest ik soms naar de deur om tegen mensen die aanbelden te zeggen dat we bijna gingen eten en dat ze dus niet binnen konden komen. Aan bezoek werd soms in bedekte termen duidelijk gemaakt dat ze weg moesten, want het werd etenstijd. Blijkbaar hadden we niet het besef dat je met élke gast de Heer in huis kunt hebben. Dat was niet alleen onaardig voor de mensen die bij ons aan de deur kwamen – we liepen zelf ook duizend kansen mis op ontmoetingen waarin echt iets gebeurt. Gast in huis, God in huis.
Nee, dan Abraham! Ik heb weleens geprobeerd om me heel letterlijk voor te stellen wat er verteld wordt in dat verhaal. Zestig liter meel moet Sara nemen om er pannenkoeken van te bakken – hoe lang ben je dan bezig? En een kalf slachten en klaarmaken, hoe lang doe je daarover? Hollandse gasten zouden al gauw op hun horloge gaan kijken, vrees ik, en zich afvragen wat er nu toch allemaal gebeurt daar in de keuken.
Abraham is in de Joodse traditie hét model van gastvrijheid, vanwege dit verhaal. Hij ontvangt vreemdelingen, royaal en zonder eerst te vragen wie ze zijn en wat ze komen doen. Op die manier blijkt hij de Eeuwige te ontvangen. Had hij de vreemdelingen laten passeren, dan was hij de belofte misgelopen die ze komen brengen, recht uit de hemel.
Toch zie ik ook een andere kant aan het verhaal: Abraham zit daar, opeens staan daar drie mannen, ‘boven hem’ staat er letterlijk – en Abraham rust pas als zij zitten en hijzelf staat, ‘boven hen’: hij heeft het initiatief en de controle teruggewonnen. En hij laat ze eten, er komt geen eind aan – is dat omdat hij zo royaal is, of omdat hij het gesprek wil uitstellen? Vermoedt hij al dat het boodschappers van de Eeuwige zijn die hem wéér veel nakomelingen in het vooruitzicht gaan stellen, terwijl hij er allang in berust dat zoiets er niet meer van gaat komen? Uiteindelijk doorbreken de gasten deze impasse door, tegen de regels van het gastrecht in, zomaar te vragen waar de vrouw des huizes is. Er ontstaat verlegenheid, maar ook dat hoort erbij als je ‘Gast in huis, God in huis’ zegt. Soms moet er een bres geslagen worden om de toekomst te openen.
Ook de gastvrijheid van Maria en Marta leidt tot verlegenheid. Wat doe je als je gasten krijgt? Hard werken om te zorgen dat het ze aan niets ontbreekt? Of een en al oor zijn, ontvankelijk voor wat ze te zeggen hebben? Misschien is er niet één standaard oplossing. Soms moet je vooral lekker koken, soms moet je vooral goed luisteren. Ik vind Marta heel herkenbaar, ze spiegelt mijn eigen zelfmedelijden op sommige momenten. Met al haar ijver komt ze niet tot haar recht, maar raakt ze buiten zichzelf. Ze wil net als Abraham regie houden. Net als Abraham verdient ze lof om haar gastvrijheid, maar gelukkig worden beiden door hun gast van hun stuk gebracht, en zó komen ze op een nieuw spoor.
Want Abraham en Sara waren bij al hun rechtschapenheid ook twee eenzame mensen, zoals ik ze voor mij zie, elk opgesloten in iets van verdriet of verwijt. De gasten braken die impasse open. En ook Marta lijkt eenzaam, opgesloten in het verwijt tegen haar zus en tegen de Heer die haar moeite niet ziet. Maar de Heer breekt de impasse open, pijnlijk en bevrijdend. Gast in huis, God in huis.
En omdat ik me Marta zo goed kan voorstellen, laat ik haar ten slotte aan het woord in dit gedicht:
Marta (m/v)
Kijk die Maria’s nou,
je ziet ze overal,
ze staan te staan
of zitten zo maar wat,
starend en vol verlangen
of met een stil verdriet,
de handen in de schoot of op het hart,
maar iets doen? Ho maar.
Nee, dan wij,
de Marta’s van de wereld,
die worden niet gezien en niet geteld
omdat ze meestal ergens anders zijn:
ze zorgen voor het eten en de was
en houden stipt het huishoudboekje bij,
ze doen aldoor de honderdduizend dingen
waar geen Maria oog voor heeft,
waar zelfs de Heer van denkt: dat komt wel goed –
maar iemand moet het doen,
toch?
En trouwens, zie jij mij daar al zo zitten?
Mijn handen zijn daar te onrustig voor
en ook mijn hoofd blijft liever in beweging.
Want stel je voor, als ik de stilte zoek,
wat er dan bovenkomt aan pijn en wrok en woede
en weet ik wat nog meer.
Dus Heer, laat mij maar draven,
en als ik weer eens zo’n Maria zie
dan steek ik wel een kaarsje bij haar aan
(o wacht, zijn er nog lucifers in huis?)
of denkt u dat ik ooit, als hopeloos geval,
of nu, zoals ik ben – dat ik u volgen kan?
inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld Piet van Veldhuizen