- Versie
- Downloaden 0
- Bestandsgrootte 170.27 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 oktober 2025
- Laatst geüpdatet 7 oktober 2025
Preek zondag 3e Advent, A jaar, 14-12-2025
14 december 2025
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 35,1-6a.10; Ps. 146; Jak. 5,7-10; Mat. 11,2-11 (A-jaar)
Inleiding
Zondag Gaudete heet de derde zondag van de Advent naar de introïtus van de Gregoriaanse gezangen. Gaudete betekent ‘Verheugt u’ of ‘Wees blij’. Het gaat over de blijdschap van de nabijheid van de Heer. We komen dit tegen in de eerste lezing. Ook het evangelie spreekt over het vreugdevolle optreden van Jezus zoals het aan Johannes de Doper gemeld wordt. De tweede lezing uit de Jakobusbrief houdt ons bij de Adventstijd als tijd van geduldig wachten op de komst van de Heer.
Jesaja 35,1-6a-10
De vreugde, de hoop en het optimisme druipen van de boodschap van de profeet Jesaja af. De woestijn zal gaan bloeien, er wordt gejubeld en gejuicht, blinden gaan weer zien, doven weer horen, lammen weer lopen, springen zelfs! De woorden gaan over de terugkeer van de ballingen. Nieuwe en gelukkige tijden breken aan. Menselijk geluk van de toekomstige terugkeer uit de ballingschap wordt in kosmische woorden beschreven. De hele schepping deelt erin. In de weggelaten verzen 6b-9 wordt dit nog verder uitgewerkt. Wellicht moeten de beschreven genezingen figuurlijk gelezen worden. In de ballingschap was het geen leven: de ballingen waren als het ware blind, doof en lam; maar nu bevrijd, leven ze weer ten volle. Dan bevreemdt het dat midden in de perikoop staat: ‘Uw God komt om de wraak te voltrekken, God komt om te vergelden (en om u te redden)’ (Jes. 35,4). De kans is groot, dat u denkt: ‘daar gaan we weer, God en geweld’. In naam van God – misschien hier maar beter god – worden afschuwelijke misdaden begaan. Met een beroep op God moord en geweld plegen gebeurt ook door Christenen. En in alle religies is de overgrote meerderheid ervan overtuigd dat het niet mag, niet moet, dat God zulk geweld niet rechtvaardigt. Wie de Bijbel doorbladert stuit echter ook op bladzijden met geweld in Gods Naam, of geweld dat direct door God wordt uitgeoefend. Soms lezen we deze worsteling in de Bijbel zelf. De profeet Jesaja wil duidelijk kritiek geven op het spreken over een wraakzuchtige God. Jesaja zet het begrip wraak echter op zijn kop. Gods wraak betekent dat er een einde komt aan geweld en onrecht. Als God vergeldt dan worden de zaken recht getrokken. Dan gaan de ogen van de blinden open en worden de oren van de doven geopend. Waar woestijn was, zullen bronnen gaan stromen, dor land wordt vruchtbaar land. Het zijn beelden van het vertrouwen dat God goede toekomst geeft. Jesaja zet ons aan het denken. Bij God geen geweld maar vrede, geen dood maar leven.
Jakobus 5,7-10
De tweede lezing is een kort fragment uit de brief van Jakobus, waarin de verwachting van de komst (advent) van de Heer centraal staat. Het betreft hier de wederkomst van de Heer. Jakobus roept ons op om geduld te hebben tot zijn komst. Vervolgens gebruikt hij het beeld van de boer die uitziet naar de oogst om dit geduldig zijn te verduidelijken. De boer heeft echter wel de aarde bewerkt en gezaaid. Het geduld is niet alleen lijdzaam afwachten. De mens bereidt de komst van de Heer in zekere zin voor, maar uiteindelijk is het geheel aan Hem wanneer Hij komt.
Matteüs 11,2-11
In het evangelie van de tweede en derde Adventszondag staat Johannes de Doper centraal. Zo hoorden we op de tweede zondag over het eerste optreden van Johannes met zijn indringende oproep tot bekering en voorbereiding op Degene die na hem komt (Mat. 3,1-12). Op de derde Adventszondag lezen we een stuk verder uit het evangelie. Het zijn inmiddels andere tijden. Jezus is al volop aan het optreden en Johannes is opgesloten in de gevangenis. Johannes heeft gehoord over het optreden van Jezus en stuurt zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag of Jezus inderdaad de Komende is, daarmee wordt bedoeld, de Christus (Messias). Jezus geeft de leerlingen van Johannes een bijzonder antwoord mee: ‘Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet, blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd’ (Mat. 11,4v).
Het is een beschrijving van wonderen die Jezus heeft gedaan in het verhaal tot nu toe. Hij gaf twee blinden het gezicht terug (Mat. 9,27-31), Hij genas de verlamde zoon van de centurio (8,5-13), reinigde een melaatse (Mat. 8,2-4). Weliswaar genas Hij nog geen dove, maar liet wel een stomme spreken (9,32vv). En het opstaan van doden? Hij geneest een meisje dat gestorven is, hoewel Jezus het zelf als slaap betitelt (Mat. 9,18-26). In 9,35 (evenals in 4,23) wordt zelfs gezegd dat Jezus ‘elke ziekte en elke kwaal genas.’ In 4,23-25 wordt verder aangegeven dat Jezus het koninkrijk verkondigt en vele zieken en bezeten geneest.
Toch zijn de woorden die Jezus aan de leerlingen van Johannes meegeeft meer dan een beschrijving van zijn optreden. Het is immers voor een groot deel een citaat uit Jesaja 35,5v (zie de eerste lezing!). Daarmee vergelijkt Jezus zijn optreden met de profetie van Jesaja over het verlossende en bevrijdende optreden van God. Het is een impliciet ‘ja!’ op de vraag of Hij de komende Messias is. Daarbij doet Hij er nog een schepje bovenop door het vermelden van de opstanding van de doden. Voor ons – de lezers – die de afloop van de gebeurtenissen rond Jezus kennen een duidelijke verwijzing.
Na het vertrek van de leerlingen van Johannes spreekt Jezus de menigte toe. Hij spreekt ze toe over de identiteit van Johannes. Waarom gingen jullie naar hem toe? Hij geeft zelf het antwoord: ‘Om een profeet te zien? Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet!’(Mat. 11,9). Johannes is de wegbereider Ook dit wordt door een verwijzingen naar de Schrift onderstreept: ‘Zie, Ik zend mijn bode voor U uit die de weg voor uw komst bereiden zal’ (Mat. 11,10). We herkennen hier Maleachi 3,1: ‘Zie, Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen.’ Opmerkelijk genoeg staat nu Jezus op de plaats van God (Mij) in het citaat. Johannes heeft door zijn optreden de komst van de Christus, Jezus, voorbereid. Tenslotte geeft Jezus een raadselachtige waardering van Johannes de Doper: Hij is de grootste van allen die uit een vrouw geboren zijn en tegelijk de kleinste in het Rijk der hemelen. Hoewel onze vertaling zegt ‘geboren uit’, kan het ook gezien worden als verwekt (door God) uit een vrouw. Daarmee duidt Jezus de roeping van Johannes door God aan. Hij is zo groot omdat hij onmiddellijk aan de Messias vooraf gaat en Hem aankondigt. Het Rijk de hemelen (Rijk Gods) heeft Johannes echter niet direct mogen aanschouwen. Dit gebeurt namelijk in en door het optreden van Jezus.
Preekvoorbeeld
Is Hij het nou of niet? Johannes de Doper is gevangen genomen. Zijn optreden om de komende Messias voor te breiden is daarmee afgelopen. Wat zal er allemaal door zijn hoofd zijn gegaan? Is het allemaal voor niets geweest? Heeft het zin gehad? Is er toekomst voor hem, voor zijn leerlingen, voor Israël? Herkenbare twijfel. Je zult maar lang aan een project gewerkt hebben en dan valt alles stil, misschien wel alles in duigen. Waar heb ik het voor gedaan?
Vorige week hoorden we nog het vlammende optreden van Johannes. Je kon het gerust een boetepreek noemen. Zo hoorden we:
‘De bijl ligt al aan de wortel van de bomen. Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Ik doop u in water met het oog op bekering. Maar Hij die na mij komt, is krachtiger dan ik. Ik ben te min om Hem zijn sandalen te brengen. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij al in zijn hand, en Hij zal zijn dorsvloer opruimen; zijn graan zal Hij verzamelen in zijn schuur, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur’ (Mat. 3,10vv)
Hij ziet Jezus als de Messias die op het eind der tijden zal komen om te oordelen tussen goeden en kwaden. In de gevangenis heeft Johannes gehoord over de daden van Jezus, over zijn verkondiging en dan slaat de twijfel toe. Is Jezus het nou wel of is Hij het nou niet, vraagt Johannes zich af. Hoewel hij zelf zijn komst heeft aangekondigd, is hij er nu niet meer zeker van.
Blijkbaar is dit toch niet helemaal wat hij ervan had verwacht. Geen vuur en oordeel, maar genezingen, demonenuitdrijvingen, zaligsprekingen. Zeker, Jezus spreekt ook strenge woorden, maar blijkbaar toch minder dan Johannes voor ogen stond. Hij stuurt vanuit de gevangenis leerlingen naar Jezus toe met de klemmende vraag of Jezus de Komende – dat wil zeggen de Messias – is of niet. Jezus antwoordt niet met een rechtstreeks ja of nee. Hij laat zeggen wat er gebeurt door Hem: blinden zien, lammen lopen, melaatsen zijn genezen, doden staan op en armen horen de blijde boodschap.
Jezus gebruikt voor een deel woorden uit de profeten – we herkennen Jesaja erin. Die profeten beschrijven Gods bevrijdende toekomst. Ooit zal Hij komen en ons verlossen: vreugde, redding, genezing. In die zin is Jezus’ antwoord aan Johannes een ondubbelzinnig Ja! Met zijn komst is Gods toekomst aangebroken. Wie goed luistert, weet dat in de prediking van Jezus ook de andere kant van deze toekomst aanwezig is: het is ook een tijd van oordeel. Hoe sta je erin mens? Wat heb je gedaan voor de minsten? Jesaja spreekt zelfs over wraak en vergelding! Misschien schrikken we daarvan. Toch weer die god van wraak en geweld… Maar de profeet zet het begrip wraak op zijn kop. Gods wraak betekent dat er een einde komt aan geweld en onrecht. Als God vergeldt dan worden de zaken recht getrokken. Dan gaan de ogen van de blinden open en worden de oren van de doven geopend. Waar woestijn was, zullen bronnen gaan stromen, dor land wordt vruchtbaar land. Het zijn beelden van het vertrouwen dat God goede toekomst geeft. Jesaja zet ons aan het denken. Bij God geen geweld maar vrede, geen dood maar leven. Dat is de God van Jezus, de God die Hij preekt en laat zien.
Is Hij het of is Hij het nou niet? Johannes wordt door twijfel overvallen. En wij? Is Jezus ook onze Redder, onze Messias? Sluiten onze verwachtingen en verlangens aan op wat Hij brengt? Zoeken wij genezing van hart en ziel, van alles wat ons belemmert om mens te zijn? Hebben wij het nodig dat onze ogen en oren geopend worden? Durven wij te erkennen dat we vaak doof en blind zijn voor Hem, voor elkaar, voor onze naasten? Zitten wij verlamd vast in sommige levenspatronen? Willen we ons door Hem weer in beweging laten zetten? Zijn wij er met Jezus op uit dat de melaatsen – dat wil zeggen de uitgestoten mensen, de eenzamen – weer contact krijgen, weer in ons midden worden opgenomen? Is het ook ons erom te doen dat de armen goed nieuws horen? En verlangen wij ernaar dat er leven komt in al wat doods is, wat dood is in ons.
Jezus zegt niet voor niets ‘Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.’ Hij begrijpt heel goed dat Hij met een goede boodschap aankomt die verwarrend is, die ons tot in ons persoon-zijn raakt. Het gaat niet om een ver-van-mijn-bed show, maar om mijn eigen leven en dat van de mensen die ik ontmoet. Zien wij het daar gebeuren dat Hij onze Redder is? Laten wij het daar gebeuren? Mag Hij komen bij ons? Binnenkort met Kerstmis vieren we Gods komst in ons midden. God komt anders dan wij Hem verwachten. Hij komt als een weerloos kind, kwetsbaar, hulpeloos, klein, als mens onder mensen. Maar daarom niet minder krachtig, niet minder nabij, niet minder God. Anders misschien dan verwacht, maar zeker niet minder. Kunnen wij Hem zo verwachten?
Verwachten betekent plaats maken. Hem de ruimte geven in je leven! Hem tijd geven in je leven. Hem door en in jou aan het licht laten komen. En zo ervaren dat Hij werkelijk de Komende is die wij verwachten. Durven wij dat aan?
inleiding drs. Marc Brinkhuis
preekvoorbeeld drs. Marc Brinkhuis