- Versie
- Downloaden 9
- Bestandsgrootte 305.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
1 april 2010
Witte Donderdag
Lezingen: Ex. 12,1-8.11-14; Ps. 116; 1 Kor. 11,23-26; Joh. 13,1-15
Inleiding
Exodus 12,1-14
Het is een boeiende onderneming om te proberen in het verhaal van de Uittocht vroegere lagen op te sporen die duiden op een landbouwfeest. Dat begint al in Exodus 12: een nieuwe kalender wordt ingesteld en op de tiende daarvan moet de Uittocht plaatsvinden. Het lijkt echter al een jaarlijks terugkerend feest te zijn, terwijl het volk nog in slavernij is. Nog duidelijker is dat met het feest van de ongezuurde broden, matsot (Ex. 12,15, waarbij zelfs helemaal geen verwijzing is naar de haast van de Uittocht zodat het brood geen tijd had om te rijzen (dat is pas in Ex. 12,39!). Zelfs is er sprake van zuurdesem in de huizen, hetgeen eveneens een vaste verblijfplaats suggereert, geen vertrek van slaven. Het is duidelijk dat de bijbel de ervaring van de landbouw verbindt met de bevrijding uit Egypte en zo tot een herinterpretatie van schepping en geschiedenis komt. God, die zijn volk bevrijdt uit de slavernij, is een God van de geschiedenis. Het lam, afkomstig uit een herdersfeest van bedoeïnen die de nieuwe geboorten van de kudde vieren, wordt tot teken van de Uittocht. Via een etymologie die niet oorspronkelijk is (pesach = voorbijgaan, Ex. 12,13) wordt het voorbijgaan van de engel des Doods ermee in verband gebracht. Het bloed weert de dood af, zodat het pesachlam tot bescherming (< pasach) wordt. De tiende plaag, de dood van de eerstgeborenen, lijkt in verband te staan met het oeroude besef dat alle eerstgeborenen aan God toebehoren. Zij moeten als het ware losgekocht worden om ze levend te behouden. Immers niet alleen de eerstgeboren kinderen maar ook de eerstgeboren dieren van Egypte worden ‘geslagen’ (Ex. 12,12).
De betekenis van deze agrarische en herdersachtergrond van het Paasfeest dat toch een feest van de geschiedenis is, is niet dat de ervaring van landbouw, oogst en vruchtbaarheid voortaan taboe zou zijn in Israël. Deze gedachte wordt wel vaak naar voren gebracht, maar getuigt van een dogmatische bevangenheid jegens groei, oogst en vruchtbaarheid. De bijbel voert wel degelijk een polemiek tegen allerhande goden van omringende volkeren en soms zelfs tegen cultussen in eigen land, maar daarmee is vruchtbaarheid nog niet als afgoderij onder verdenking gesteld. Het religieuze feest van de Uittocht is voortaan gelaagd: het landbouwkarakter blijft bewaard maar wordt ingevoegd in de ervaring van bevrijding. De God die al het goede der aarde geeft en de levende wezens zegent met vruchtbaarheid, is tevens de God van bevrijding. Hierdoor krijgt het sedentaire en het bezit een zeker voorbehoud, alsof het niet langer vanzelfsprekend is: bedenk dat je vreemdeling was in Egypte, zodat de vreemdeling op je steun mag rekenen. Bedenk dat je moest vluchten uit Egypte zodat je ongedesemd brood, ‘het brood der ellende’ eet. En ook: waar landbouwfeesten de gevestigde beschaving symboliseren, vraagt dit feest om met de staf in de hand en met de lendenen omgord te eten, alsof het gesetteld zijn het gevaar met zich meebrengt van het vergeten van slavernij en van een bevrijdende God. Het feest toont als het ware een spiegelbeeld van de natuurlijke positie van de mens: het gevestigd zijn te midden van overvloed wordt weer even tot onderweg zijn en karigheid.
Merken we ten slotte op dat de basis van het joodse Paasfeest als familiefeest hier al gelegd is. Het lam verwijst niet naar de tempel, al zal er in latere tijd een zekere relatie met de tempelcultus ontstaan omdat de pelgrimstocht naar Jeruzalem onderdeel van het feest is, zoals we ook uit het Nieuwe Testament weten. Niettemin is het huisgezin of grootfamilie, soms met buren (Ex. 12,4) of de vriendenkring (Laatste Avondmaal!) het milieu waar het feest zich afspeelt, zonder tussenkomst van wat voor voorganger dan ook.
Psalm 116
De verbinding van verschillende Bijbelteksten in de liturgie kan verrijkend zijn, maar kan ook tot een gemakkelijk spel van antithesen worden: het Nieuwe Testament dat het Oude aflost, enzovoort. Wij gaan ervan uit dat alle dimensies meeresoneren, zoals we al gezien hebben hoe schepping en geschiedenis beide van kracht zijn in het verhaal van de Uittocht. Psalm 116 voegt daar een nieuwe dimensie aan toe die we ook in het Nieuwe Testament zullen tegenkomen: verdrukking en existentiële beklemming zijn als een doodservaring. God bevrijdt uit de verdrukking. In het Hebreeuws is er een gelukkige woordspeling: metsareh: verdrukking (Ps. 116,3), Mitsraim, Egypte (Ex. 12,1). De verdrukking van de slavernij verdiept zich in deze psalm tot de verdrukking van doodsangst. God bevrijdt de mens uit de dood, zoals ook de voorafgaande psalm 115 al bezong. Overigens gaat het hier niet om een individuele ervaring, al is het de kracht van de psalm dat die als zodanig gelezen kan worden: Israël is hier het subject. De beweging van de psalm gaat van isolement en verlatenheid naar een grandioze horizonverbreding: ‘temidden van heel het volk.’ Zelfs kan met Jesaja 66,13 heel de mensheid getuige zijn van de goedheid van God. Het is wel degelijk een soort van zendingsbewustzijn dat bij de psalmist baan breekt, vanuit de vreugdevolle ervaring van gered zijn uit angst en dood, waarbij de mensheid in het vizier komt. Het is wellicht het enige zendingsbewustzijn dat overtuigend kan zijn.
1 Korintiërs 11,23-26
Vanuit de existentiële ervaring van de psalm kunnen we de brug naar Paulus slaan. Het is verrassend voor christenen die deze instellingswoorden kennen uit de liturgie, dat de context bij Paulus die van instructie van de gemeente is. Er zijn problemen rond de maaltijd, zoals partijvorming, en wat pijnlijker is: sommigen krijgen niets te eten en anderen hebben overvloed. (Paulus lijkt hier te suggereren dat de maaltijd des Heren een meer ritueel karakter moet krijgen, niet om de ergste honger te stillen. Anders eet zo iemand zich een oordeel.) Alhoewel deze tekst van Paulus aanleiding is geweest om er het meest zware zondebesef aan te verbinden, gaat het toch in eerste instantie om de concrete kwestie dat mensen te veel eten en niets voor anderen overlaten. Intussen zijn brood en wijn de elementen die het Laatste Avondmaal in deze versie van Paulus verbinden met het joodse Paasfeest. Uit latere joodse bronnen blijkt een merkwaardige kwestie. De volgorde op het joodse Paasfeest is: eerst de wijn, dan het brood. Het lijkt erop dat Lucas 22,17 die oorspronkelijke volgorde nog heeft bewaard! Ook spreekt Marcus over het lofzingen na de maaltijd, waarmee wellicht het grote Hallel – de Psalmen 114 tot en met 118 – is bedoeld, dat mogelijk toen al op Pesach werd gezongen. Toch blijft er onenigheid over de vraag of het Laatste Avondmaal een Paasmaal was. Johannes situeert om theologische redenen Pesach een dag later, zodat Jezus het Paaslam is dat met Pasen wordt geslacht.
De wijn speelt intussen een centrale rol in de woorden van Jezus: dit is het Nieuwe Verbond in het bloed. Het nieuwe verbond, misschien beter te interpreteren als: vernieuwde verbond, zie Jeremia 31, is een zeldzaam woord in de mond van Jezus: alleen hier klinkt het. Haastige theologen hebben gemeend dat heel het Nieuwe ‘testament’ getuigt van dat nieuwe verbond. De evangelisten spreken hier echter ook over een soort van gelofte voor de toekomst, misschien wel een gelofte van de nazir: Jezus zal de beker pas weer drinken in het koninkrijk van God. Ondanks dat Jezus het koninkrijk van God verkondigt als aangebroken realiteit, ja zelfs in zijn persoon en handelen ervaarbaar aan het licht gekomen, blijkt het ook weer toekomstig te zijn, zoals ook het Onze Vader vraagt om de komst van het koninkrijk.
Johannes 13,1-15
Zoals gezegd situeert Johannes de laatste maaltijd ‘kort voor het feest van Pascha’ (Joh. 13,1). De bijbelse schrijvers zijn bij alle tijdsaanduidingen en getallen (en zelfs de geografische aanduidingen, de bergen en de dalen) niet zozeer geïnteresseerd in een kwantitatieve opvatting (‘klopt die tijdsaanduiding en hoe lang duurde het?’), maar in de symbolisch-religieuze dimensie van de tijd. Vandaar ook dat Johannes Jezus’ overgang uit de wereld naar de Vader vlak voor Pasen situeert en afziet van de ‘drie dagen’ als de tijd tussen lijden en opstanding: het Paaslam is geofferd, de verhoging aan het kruis is al de overwinning op de dood, voor wie met de ogen van het geloof weet te schouwen.
Het is bovendien fascinerend dat Johannes geen avondmaal beschrijft! De voetwassing lijkt wel een vervanging ervan. Ooit hoorde ik iemand preken over de oecumene, waarbij hij voorstelde dat déze handeling maar eens gedeeld moest worden, in plaats van te steggelen over intercommunie! Deze hele perikoop kan begrepen worden als een spanning tussen hoogheid en deemoed, tussen gezag en dienstbaarheid. Het is een centraal thema in de joodse spiritualiteit die juist door de christologische concentratie op tweevoudige wijze verduisterd kan worden:
1. De hoogheid en dienstbaarheid zouden alleen voor Jezus gelden, niet voor ons.
2. Christus als zoon van God komt het gezag toe. Als Jezus van zich afwijst is dat slechts schijnbaar.
Toch zegt de rabbijnse wijsheid: ‘Haat heerschappij’ (rabbanoet), en: ‘Een naam groot gemaakt is een naam te gronde gericht.’ Zelfs wijzen ze naar het koningschap van Saul die als werkelijke uitverkorene zijn roeping tot koning probeerde te ontlopen: hij verborg zich. Maar deze deemoed verdween als sneeuw voor de zon toen hij eenmaal koning werd. Hij was niet meer van zijn plaats te krijgen! Macht en gezag corrumperen: noem niemand goed dan God alleen. De zender en de gezondene staan gelijk: deze halachische wijsheid gold in juridische sfeer. Iemand die gezonden is heeft een volmacht tot handelen die gelijk is aan die van de zender. Nu wordt het een christologische waarheid: Christus is de gezondene van God. Maar even belangrijk: het wordt de verheven visie van ieder die zich door Christus gezonden weet. Die neemt daarmee de plaats van Christus in: wie zo iemand gastvrij ontvangt, ontvangt Christus zelf en in Christus ontvangt hij God (Joh. 13,20).
Preekvoorbeeld
Waarom is deze avond anders?
‘Waarom is deze nacht anders dan de andere nachten? Waarom geen gewoon brood, maar deze matzes? Waaom niet lekkere groente, maar deze bittere kruiden?’
In een joods gezin stelt een kind deze vragen tijdens de Pesachviering aan het begin van de sedermaaltijd. En dan kunnen de volwassenen aan tafel het verhaal opnieuw vertellen. Het verhaal dat wij zojuist lazen.
Het is een oud verhaal; een verhaal van toen. Het volk dat het niet langer nam; dat durfde te breken met de banden van het slavenbestaan. Dat opstond tegen het lot. In vertrouwen hebben ze dat bestaan afgelegd en zijn ze de woestijn in getrokken met de verwachting dat achter de horizon, er een ‘beloofd land’ zou zijn. En dat God hen door de woestijn daarheen zou begeleiden.
Dit oude verhaal is ook steeds een nieuw verhaal gebleken. De hele geschiedenis door zijn er voor dit volk Farao’s geweest; en hoe! En steeds opnieuw heeft het joodse volk zich vastgehouden aan de belofte die in dit verhaal besloten ligt.
Iemand die in de Tweede Wereldoorlog het kamp Buchenwald overleefde, vertelde hoe ze met een groep geloofsgenoten met veel moeite wat spullen hadden verzameld en die hadden toebereid; matzes om de sederavond te vieren.
‘Ziehier, het brood der verdrukking …’, schrijft hij. ‘Wij zaten met tachtig man op de rand van onze britsen. In elk van ons welde de herinnering op aan de Pesachtafels in onze verre, verwoeste haarden. Nooit zal ik vergeten de stem van de oude Hongaarse rabbijn, die wenend uitriep: “En het is deze gelofte, die ons heeft doen overleven, onze voorouders en wij. In elke generatie is niet één man, maar zijn velen opgestaan om ons uit te roeien. Maar de Almachtige, gezegend zij zijn Naam, heeft ons uit hun handen verlost.”’
Begin mei gedenken wij de meer recente farao’s… Maar ook, dat er in alle verdrukking steeds de hoop op God is geweest; de troost van zijn belofte, dat hij zijn mensen niet los zal laten. Hij die doet opstaan om… door de woestijn heen het leven tegemoet te gaan.
Het verhaal mag ook ons inspireren om in Gods Naam het leven niet te laten voor wat het zo vaak lijkt te zijn, bitter, hard, overheerst door wrange machten. Niet alleen ver weg en niet alleen in het groot… Maar ook in de straat, een vrouw, een man, een jongere … Op zoveel manieren zijn er machten om ons heen en in onszelf, waardoor het leven bitter smaakt.
Op deze avond lezen we dus dát verhaal van God, die naar zijn mensen omziet; die wil bevrijden uit de greep van het boze; de mensen in de ruimte zet en leeftocht meegeeft voor onderweg naar nieuwe toekomstmogelijkheden.
Mogelijk vierden Jezus en zijn vrienden juist dit feest, die bijzondere avond, dat hij opstond en hen de voeten ging wassen.
Het is vanuit dát verhaal dat je vanavond in de kerk ook de vraag kunt stellen: ‘Waarom is deze avond anders dan de andere avonden?’ Het Johannesevangelie helpt ons bij het antwoord.
Opvallend is hoe de evangelist deze veelbetekenende gebeurtenis inleidt. Er is meer aan de hand, dan je zo ziet, wil hij zeggen.
In het Exodusverhaal is dat ook al zo. Ook dat is meer dan een verhaal over de strijd tussen twee volkeren. Dat is het óók. Maar die strijd staat ingebed in een geloofsverhaal: Het is God die omziet, zich het lot van zijn mensen aantrekt en hen een perspectief geeft.
Ook Johannes laat zien dat die voetwassing meer is dan een lesje in nederigheid. Het is een inleiding op het hele Paasverhaal. Jezus stelt een teken. En daarin zien we de roeping van Jezus; zien we ‘waartoe hij kwam…’
Het is de avond van opstaan en je slavenkleren uittrekken om op weg te gaan naar het beloofde land.
Op deze avond is het Jezus zelf, de gezondene, de Zoon, die opstaat om z’n bestaan in de wereld af te leggen; om op weg te gaan; zijn weg van ‘hemelse solidariteit’.
Alleen, hij doet op deze avond het tegenovergestelde van wat ze gedenken.
Hij staat niet op om vrij te zijn, maar om zich te binden aan zijn roeping.
Hij zet een stap op de weg van het knechtschap.
Dat is wat we zien.
De Heer, die zijn bestaan op het spel zet; die zelf kies voor de woestijn van vernedering, van eenzaanheid, van lijden; opdat wie hem volgen weten van zijn liefde; en daardoor gesterkt zelf gaan leven in zijn Geest.
Er zit iets dubbels in dit verhaal van de voetwassing.
Er spreekt iets uit van: de weg die Jezus gaat, is de weg die hij voor óns gaat. En ook, het is de weg waarop hij ons vóórgaat.
Hij heeft het voor óns gedaan en hij doet het ons vóór. Wat? Nee, het is geen nederigheid die hij hier laat zien. Het is liefde, die zichzelf wegcijfert en de ander groot maakt.
Dát gedenken we deze avond. Dat hij zich in liefde geeft om voor anderen een perspectief te openen.
Niet voor niets is de kleur in de kerk deze dag ‘wit’. Ook al horen we al donkere tonen in het verhaal… Hier gaat het erom dat we in het licht van zijn liefde, tot nieuw leven kunnen komen.
Marcel Poorthuis,inleiding
Jaap de Lange, preekvoorbeeld