- Versie
- Downloaden 0
- Bestandsgrootte 180.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 oktober 2025
- Laatst geüpdatet 7 oktober 2025
Preek zondag 4e Advent, A jaar, 21-12-2025
21 december 2025
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 7,10-14; Ps. 24; Rom. 1,1-7; Mat. 1,18-25 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 7,10-14
In 735 vChr. is het voortbestaan van de dynastie van David in het grootste gevaar. Profeet Jesaja spoort Achaz aan een teken van redding te vragen. Koning Achaz is eigenwijs. ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de heer niet op de proef stellen.’ Dan geeft God aan Achaz toch een teken. ‘De jonge vrouw (Hebreeuws: álmah, die niet noodzakelijk een maagd is) is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en (zij [!] zal) hem Immanuel ‘God met ons’ noemen.
De Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint, vertaalt in haar Fortschreibung ‘de jonge vrouw’ (Jes. 7,14) met ‘maagd’ (Grieks: parthenos). Het Nieuwe Testament citeert het Oude Testament veelal volgens de Septuagint. Vandaar dat de evangelielezing (Mat. 1,23) ook parthenos ‘maagd’ leest.
Romeinen 1,1-7
Paulus begint met de vermelding van de afzender vergezeld van zijn volledige ‘geloofsbrieven’. Paulus vat hiermee alvast het hele evangelie dat hij verkondigt samen. Dat is het evangelie van God dat bij monde van de profeten is beloofd, over Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van God, de Verrezen Heer. In Hem zijn de profetieën tot vervulling gekomen.
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Matteüs 1,18-25
De evangelielezing over het gesprek van Jozef met een engel, biedt twee uitlegmogelijkheden aan. De eerste, de traditionele, is geschikt voor een homilie. De tweede eigent zich daar niet voor en leent zich beter voor een bijbelgesprek met gelovigen die dóórvragen over wie nu eigenlijk de biologische vader is van de mens Jezus.
De gebruikelijke homiletische interpretatie zet Jozef, volgens Bijbelse taal ‘een rechtvaardige’, in het zonnetje als ‘een goeie vent’, ‘een rechtschapen mens’. De Bijbel in Gewone Taal vertaalt: ‘Jozef was een goed mens’. Jozef probeert Maria die onverwacht zwanger blijkt, niet in de opspraak te brengen door ‘in stilte van haar te scheiden’, dat wil zeggen, door zijn verloving ongedaan te maken. Terwijl Jozef met deze gedachte rondloopt, verschijnt er een ‘reddende engel’ op het toneel. Hij vertelt niet hoe de maagd Maria in verwachting is geraakt. Dat mysterie laat de engel onverlet, intact. Wel valt op dat Matteüs een aparte manier van spreken bezigt over dit geheim. Hij vermijdt steevast het voorzetsel ‘door’ dat je hier zou verwachten.
Telkens als bij Matteüs de zwangerschap van Maria ter sprake komt, wordt het voorzetsel ‘uit’ (Grieks: ek) gebruikt. Zie: Matteüs 1,16: ‘Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus verwekt is. In Matteüs 1,18 bleek zij ‘zwanger uit de heilige Geest’; ‘want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest’ (Mat. 1,20). Er staat niet: dóór de heilige Geest. De Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 en 2021 zet ons op het verkeerde been door hier ek wel met ‘dóór’ te vertalen.
De engel stuurt aan op wettige erkenning door Jozef van het nog ongeboren kind van Maria. Hij spoort Jozef aan dat kind een naam te geven, waardoor hij het feitelijk erkent als zijn kind. Maria wordt en passant van eventuele blaam gezuiverd en wat zeker zo belangrijk is: Jezus kan als een zoon van David gelden. Jozef is immers zelf een nakomeling van David (Mat. 1,20). Het vervullingscitaat uit Jesaja 7,14 geeft een opvallende naam van het kind: Immanuel, God met ons. Wel valt hier een verschuiving van onderwerp op. In de Hebreeuwse tekst geeft de jonge vrouw (!) de naam aan het kind. In Matteüs 1,25 is Jozef de naamgever. Maar in het citaat Jesaja 7,14 uit de Septuagint en dus ook hier in Matteüs, worden anonieme naamgevers (men) het onderwerp (Grieks: kalesousin).
Deze uitleg, die geschikt is voor een homilie, laat het geheim hóe de maagd Maria zwanger is geworden, buiten beschouwing. Het mysterie blijft onaangetast staan.
De tweede mogelijkheid om Matteüs 1,18-25 uit te leggen concentreert zich wel op de vraag: hóe werd Maria zwanger van Jezus?
Wij bevinden ons met deze vraag in theologisch salonfähig gezelschap. Volgens de jonge Joseph Ratzinger (toen nog niet paus Benedictus XVI) slaat ‘ontvangen van de heilige Geest‘ uit onze geloofsbelijdenis niet op een biologische conceptie waardoor de heilige Geest de biologische vader van Jezus is. Hij schrijft in zijn Einführung in das Christentum, Kösel Verlag München, 1968, ‘De conceptie van Jezus is een nieuwe schepping, niet verwekking door God. God wordt daardoor niet tot biologische vader van Jezus’ (blz. 225).
Ratzinger vervolgt: ‘Het Zoon van God zijn van Jezus berust volgens het kerkelijk geloof niet daarop dat Jezus geen menselijke vader had; de leer van het God zijn van Jezus zou niet aangetast worden, als Jezus uit een normaal menselijk huwelijk voortgekomen zou zijn. Want het Zoon van God zijn waarvan het geloof spreekt, is geen biologisch, maar een ontologisch (de zijnsleer betreffend JH) feit’ (blz. 225).
In het Duitse tijdschrift Der Spiegel van 22 juli 2013 staat een venijnig interview met de Lutherse bisschop van Hannover mevrouw Margot Kässmann, van 2009-2010 luthers bisschop voor heel Duitsland. Op de knellende vraag ‘Wie is de biologische vader van Jezus?’ antwoordt zij: ’Ik denk dat Jozef in de biologische betekenis de vader van Jezus was. God was het in de geestelijke betekenis.’ Maar hier vergeet mevrouw Kässmann onze evangelielezing, die juist duidelijk maakt dat Jozef niets met de ontstane zwangerschap van Maria te maken heeft.
Nieuwtestamentici attenderen er op dat het relaas van de conceptie van Jezus volgens Matteüs (90 na Christus) en Lucas (tussen ca. 80-100 nChr.) niet in de óudste bronnen voorkomt. Paulus (vanaf ca. 50 nChr.) en Marcus (70 nChr.) vermelden daar immers niets over. Ook het jongste evangelie Johannes (100 nChr.) heeft er geen weet van. Dus zijn er twéé bronnen (Matteüs en Lucas) die de geboorte van Jezus uit de maagd Maria bevestigen tegenover drie die daarover zwijgen (Paulus, Marcus, Johannes).
De Nederlandse bisschoppen, onder voorzitterschap van de bijbelwetenschapper kardinaal Bernard Alfrink (1900-1987), was deze uitslag al in 1967 opgevallen. Zij wijzen daarop in hun brief aan het Vaticaanse departement voor de geloofsleer, gepubliceerd in de Volkskrant van 29 december 1967 en in Katholiek Archief 1968.
Sedert de tweede helft van de vorige eeuw onderkent men het geheel eigen literair genre van de eerste twee hoofdstukken van Matteüs en Lucas, onderscheiden van het literair genre van de rest van hun evangelieverhaal. Het doet denken aan de midrasj. De midrasj is een verhalende bijbeluitleg die niet historisch is. Het literaire genre kan hier dienen om de goddelijke leiding bij de aanstaande geboorte van Jezus te onderstrepen, maar tevens de aandacht af te leiden van een onwelkom feit, namelijk de feitelijke afkomst van de mens Jezus.
‘Maria altijd maagd’
Wat betekent maagdelijkheid in de Bijbel? Talrijk zijn de teksten in het Oude Testament die afval van de God van Israël beschrijven als hoererij. Prostitutie is hét bijbelse beeld voor ontrouw aan jhwh. Lijnrecht daar tegenover staat maagdelijkheid als symbool van absolute trouw en toewijding aan God. ‘De maagd Sion’ is hiervan een voorbeeld. Deze beeldspraak leeft voort in het Nieuwe Testament.
In de Apokalyps 14,4 lezen we: ‘Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt; máágden zijn het en zij volgen het Lam waarheen het ook gaat...’ De aantekening in de Willibrordvertaling 1975, 1995 is duidelijk. Ik citeer: ‘Dit vers kenmerkt op overdrachtelijke wijze de ware gelovigen als diegenen die hun trouw onbesmet hebben bewaard (14,12). Zoals ontucht en hoererij in de Bijbel vaak afgoderij en geloofsafval aanduiden (vgl. 2,20; 14,8; 17,1vv), zo kan de maagdelijkheid de onwankelbare trouw aan Christus betekenen (vgl. 2 Kor. 11,2: De maagden zijn de christenen van beiderlei geslacht die weigeren het beest te aanbidden en voor de bruiloft van het Lam zullen worden uitgenodigd’ (vgl. 19,9 en 21,2).
De Bijbel in Gewone Taal verwerkt de inhoud van deze voetnoot bondig: ‘Zij gingen niet om met ongelovigen. Zij zijn zuiver gebleven.’ Hierop kan de titel ‘Maria altijd maagd’ in de kerken van Oost en West steunen.
Er zijn drie auteurs uit de eerste eeuwen na Christus die er melding van maken dat Maria verkracht is door een Romeinse officier Pantera geheten: Rabbi Eliezer Ben Hyrcanus vermeldt de Tosefta (‘Toevoegingen’bij de Misjna) (Chullin 2,22-24), die verwijst naar Yeshua ben Pantera (Jezus zoon van Pantera) rond het jaar 100. De Griekse filosoof Celsus doet dat in 178 en de apologeet Epiphanius in de vierde eeuw. Christelijke commentaren wijzen die bronnen soms als ordinaire antichristelijke roddel van de hand. partenos
Dominee Jean-Jacques Suurmondt schrijft in Trouw, zaterdag 21 december 2019, bijlage Letter & Geest, pagina 15-19, onder de titel: ‘De schaduw van een apart gezin’: ‘Volgens de filosoof Celsus was Jezus de onwettige zoon van een Romeinse soldaat, wat geen raar idee is... Tijdens een felle discussie in Johannes 8,41 roepen Jezus’ tegenstanders: ‘Wij zijn géén bastaardkinderen. Wij zijn niet ek porneias ‘uit ontucht’ geboren’, met de suggestie: ánders dan jij, Jezus.’
Raymond E. Brown pss, The Gospel According to John, volume I, The Anchor Bible, London 1971, blz. 357 vermeldt: ‘The Jews may be saying: “We were not born illegitimate” (but you were)’.
De zeer ongebruikelijke aanduiding ‘zoon van Maria‘ (niet ‘zoon van Jozef’) in Marcus 6,3 kan in dezelfde richting wijzen. Zie ook Matteüs 1,16. ‘Jakob verwekte Jozef de man van Maria. Bij háár werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt‘.
Preekvoorbeeld
Om eind juli een preek te schrijven voor 21 december betekent eigenlijk dat je de actualiteit er buiten moet houden. Dat is me niet gelukt. Het geweld van de oorlogen was teveel in mijn gedachten. Ik vertrouw erop dat u in staat bent die passages aan te passen aan de actuele situatie van 21 december 2025.
Het is bijna Kerstmis. Dat merk je aan alle dingen om je heen. In veel huizen staat de kerstboom en als je door de stad loopt hoor je kerstmuziek. Toch duurt het dit jaar nog vier dagen. Hier staat de kerstboom ook al. Maar met de kerststal hebben we nog maar even gewacht.* Kerstmis is een feest dat veel mensen raakt. En ook al is Kerstmis zelf maar twee dagen, het lijkt of de tijd ervoor steeds langer wordt. Alsof het niet Kerstmis genoeg kan zijn.
Ook de lezingen van vandaag brengen ons in de sfeer van Kerst. In de eerste lezing gaat het om een jonge vrouw, die zwanger is en de naam van het kind wordt al genoemd: Immanuel, God met ons. En ook dat laat ons denken aan het Kerstfeest. Alleen, het is jammer als we het daartoe beperken.
Het is immers nog steeds Advent. En het gaat bij de verwachting in de Advent immers niet alleen om de verwachting van het Kerstfeest. Het gaat om de grotere verwachting van het rijk van God. Het rijk waar mensen leren om met elkaar in vrede en gerechtigheid te gaan. Het rijk dat niet begint met kracht en macht, maar dat begint in kwetsbare mensen. En dat is ook het verhaal achter de profetie van Jesaja in de eerste lezing.
Het is een tijd van oorlog. Jeruzalem, de hoofdstad van Juda wordt aangevallen. Koning Achaz en het volk zijn doodsbang, maar God laat door de mond van Jesaja aan hem weten dat hij niet bang moet zijn. God vraagt aan Achaz om zich niet door angst te laten leiden maar door God zelf. Voor Achaz is dat echter te moeilijk. Hij zoekt steun bij andere landen zoals het machtige Assyrië. Hij kijkt niet naar het goede, hij kijkt naar de macht, hij kijkt naar wat sterk is in de wereld. En daarom wil hij God niet om steun vragen. Het klinkt mooi: ‘Ik vraag God niet om een teken’, maar in dit geval is het omdat Achaz niet op God vertrouwt.
Tegenover de kracht en de macht van sterke buurlanden, en het geweld waar Achaz op vertrouwt, staat de belofte van de jonge vrouw die een zoon zal baren. God wil zich niet laten zien in het geweld van de oorlog, maar in de onschuld van een kind. Niet de macht, niet het geweld, niet de kracht is het teken van God, maar een jonge vrouw die een kind zal baren. Dat kind zal heten: Immanuël, God met ons. God vind je niet bij de groten en machtigen, maar bij wat klein en kwetsbaar is. En het is dan ook niet voor niets dat de evangelist Matteüs in het evangelieverhaal juist dit vers citeert als hij vertelt over de afkomst van Jezus. Dat kleine en kwetsbare mensenkind.
En dat mag ons tot troost zijn en het mag ons moed geven. Want deze tijd met alle conflicten is van een ongekende spanning. De oorlog in Oekraïne, die maar niet ophoudt, De toestand in Gaza die mij de adem beneemt. Het zijn gevechten waarin het alleen maar draait om de macht van sterkste. Ook als dat zoveel onschuldige slachtoffers kost. En moed en troost klinken dan misschien raar. We willen dat het stopt. Maar het lijkt alsof we machteloos zijn. We zoeken naar tekenen van hoop. Maar die tekenen zijn niet te vinden in het geweld. Ze zijn te vinden in heel gewone mensen die ter plekke, met gevaar voor eigen leven, hun best doen om hulp te verlenen. Ook in het geweld zijn er mensen die in alle ellende anderen proberen te helpen. En wij zoals we hier zijn? Onze invloed is beperkt. We hebben in oktober gestemd en het is maar te hopen dat we geen spijt hebben van onze stem. Het mag een troost zijn te weten dat God ook bij ons wil zijn als we ons zwak voelen, ons onzeker voelen, in het onvermogen. Juist daar laat God zich vinden.
De werkelijkheid is vaak hard, en hoe we ook bidden, de werkelijkheid verandert niet zomaar. Laat het bevrijdend zijn als we aanvaarden dat we de wereld niet in de hand hebben. We moeten het als mensen doen met onze eigen grenzen en onze eigen beperkingen. Dat geldt voor alles wat ons overkomt in het gewone dagelijkse leven, maar het geldt ook voor de grote en soms boze wereld.
Het verhaal van God in de Bijbel, het verhaal van Jezus is niet het verhaal van het grote succes. Het is niet het verhaal dat God er voor zal zorgen dat alles goed komt. Het verhaal van de Schrift is een verhaal, dat ons leert hoe we het moeten uithouden als het niet goed is. Het is een verhaal dat ons leert overeind te blijven als we zwak en weerloos zijn. Een verhaal dat leert om naar het licht te blijven zoeken, zelfs als het donker lijkt te zijn. Want, ondanks alles, mogen we blijven vertrouwen. Ondanks alles mogen we ons geliefd en bemind weten. En mogen we het verhaal horen van een God die met ons meegaat. Ook als die God zich laat zien in een klein en kwetsbaar mensenkind.
* Het ligt natuurlijk aan de parochie of de kerststal er wel of niet al is. En ook of het kindje al in de kribbe ligt. Deze zin moet natuurlijk aangepast worden aan de plaatselijke omstandigheid.
inleiding dr. Jan Holman SVD
preekvoorbeeld drs. Frans Broekhoff