Preek Heilige Familie, A jaar, 28-12-2025

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 5
  • Bestandsgrootte 186.61 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 7 oktober 2025
  • Laatst geüpdatet 7 oktober 2025

Preek Heilige Familie, A jaar, 28-12-2025

28 december 2025
Heilige Familie, Jezus, Maria, Jozef

Lezingen: Sir. 3,2-6.12-14; Ps. 128; Kol. 3,12-21; Mat 2,13-15.19-23 (A-jaar)

 

Inleiding

Sirach 3,2-6.12-14
De verzen uit de Wijsheid van Jezus Sirach die de eerste lezing van deze feestdag vormen, staan in het teken van een tamelijk behoudende en hiërarchische gezinsmoraal. Kinderen moeten hun ouders eren, wat zelfs tot verzoening van zonden kan leiden (v. 3). De tekst is wel in zijn historische context te plaatsen, waarin niet alleen de ondergeschiktheid van kinderen aan hun ouders een rol speelt, maar ook, zoals met name de verzen 12-14 laten zien, de afhankelijkheid van ouders, met name als ze ouder, zwakker en geestelijk beperkter worden, van hun kinderen. De kern van de lezing lijkt daarom, ook in de weggelaten verzen 1-11, eerder de wederzijdse afhankelijkheid te zijn in verschillende levensfases en een ethos van gemeenschap onder mensen die op elkaar zijn aangewezen dan een ethos van onderwerping. In ieder geval lijkt een omgang met elkaar die het welzijn van allen op het oog heeft het uiteindelijke doel van deze passage en het zou de moeite waard zijn om er vanuit dat perspectief over te preken.

Psalm 128
Psalm 128 resoneert met andere lezingen van deze feestdag op een aantal punten, bijvoorbeeld als het gaat om het benadrukken van het gezin, zij het dat dit in deze psalm wel op een specifieke manier wordt ingekaderd: ontzag voor de Heer is de oorsprong van wat verder een tamelijk typisch beeld voor voorspoed (voor een man – zie v. 4) is: genoeg te eten, een vruchtbare vrouw, kinderen en kleinkinderen. De basis van dit alles blijft echter het gaan van de weg die de Heer wijst (v. 1) en niet iets anders. Dit ondermijnt, aan de ene kant, een al te autonome opvatting over mannelijke zelfontplooiing en succes, aan de andere kant biedt het ook een criterium voor het beoordelen van rijkdom en voorspoed: is dit wel echt te zien als het gevolg van Gods zegen vanwege het volgens van de weg van de Heer, of is het iets anders? Natuurlijk roept de tekst ook een andere vraag op: als iemand wel de weg van de Heer gaat maar geen voorspoed kent, wat is er dan aan de hand? Deze vraag zal het Godsvolk blijven begeleiden en zelfs in Jezus’ leven een belangrijke rol spelen daar Hij bij uitstek de weg van God volgt (en zelfs is) maar toch de dood vindt – de Verrijzenis is dan volgens het nieuwtestamentisch getuigenis Gods antwoord op deze gang van zaken, voor Jezus en voor anderen die eenzelfde lot treft.

Kolossenzen 3,12-21
Op het feest van de Heilige Familie ligt het voor de hand om als het om Kolossenzen 3,12-21 gaat, het eerste deel van de tekst met het tweede deel in gesprek te brengen. Het eerste deel is namelijk sterk gericht op een ethos van gemeenschap en gelijkwaardigheid, terwijl het tweede deel een sterk hiërarchisch beeld van het ideale gezinsleven schetst dat makkelijk giftige trekken aan kan nemen, met name omdat het de hiërarchische verhoudingen zelfs theologisch fundeert. Dit laatste mag één stem in het nieuwtestamentisch getuigenis zijn, het is zeker niet de enige en om theologische redenen ook absoluut niet de meest normatieve, zelfs wanneer het feest van de Heilige Familie historisch gezien wel degelijk te maken heeft met het bevorderen van een ‘traditioneel’ en zeker ook patriarchaal gezinsleven. Waar de tekst enerzijds tot wederzijdse liefde oproept (‘kleed u in de liefde…’; ‘leden van één lichaam’, etc.), staat hij anderzijds vanaf v. 18 in het teken van gehoorzaamheid, zij het dat v. 25 wel wijst op het oordeel dat iedereen, dus ook een pater familias, te wachten staat als hij onrecht doet, wat natuurlijk mensen ook meer op een gelijk niveau zet. Dat laatste hoort veel meer bij de kern van het Nieuwe Testament dan een op sociale hiërarchie gebaseerde gehoorzaamheid. De deconstructie en ontmaskering hiervan zou juist op het feest van de Heilige Familie niet misstaan in de verkondiging.

Zie: H.M.J. Janssen, ‘De brief aan de Kolossenzen. Cirkelen rond het mysterie’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 38-46.

Matteüs 2,13-15.19-23
De Evangelielezing van dit feest komt uit het Matteüsevangelie en kent een merkwaardige structuur: de verzen 16-18 worden weggelaten (en horen bij het feest van ‘Onnozele Kinderen’) waardoor de dramatiek van het verhaal in hoge mate instort: het is nu alsof de ‘heilige familie’ alleen vanwege een voornemen van Herodes om Jezus om te brengen naar Egypte is uitgeweken terwijl de slachtpartij in Betlehem als achtergrond verdwijnt. Dat laatste doet ook onherroepelijk denken aan kinderslachtoffers in de 21ste eeuw, zoals in de genocide die actueel in Gaza plaatsvindt door het doelgerichte geweld tegen de burgerbevolking door het leger van de staat Israël. In ieder geval is duidelijk dat het kindje Jezus met zijn ouders een speelbal is van de machthebbers in Palestina, net zoals inwoners van dat gebied dat vandaag zijn. Het is de aanbeveling waard om de weggelaten verzen 16-18 in de liturgie weer in ere te herstellen, juist vanwege de actualiteit ervan.

Naast de zojuist gemaakte parallel met het heden is er nog een aantal andere aspecten in het verhaal die de aandacht verdienen. Zo is de communicatie via dromen opvallend: Jozef krijgt in een droom bezoek van een engel die hem waarschuwt om naar Egypte te vertrekken en hetzelfde gebeurt om hem te vertellen dat de kust weer veilig is. Ook het uitwijken naar Egypte als zodanig en het terugkeren naar niet Betlehem maar naar Nazaret vallen op. De historiciteit van dit hele verhaal is van ondergeschikt aan zijn theologisch belang. Via de geografische verschuivingen en de manier waarop die gecommuniceerd worden raken Jezus en Jozef nauw verweven met een eerdere dromende Jozef, de zoon van Jakob, in het boek Genesis. De gang naar en uit Egypte vormt een echo van de gang van het volk Israël naar Egypte via dezelfde dromende Jozef en de terugkeer uit Egypte onder Mozes’ leiderschap (zie het boek Exodus en verder). Ook het profetencitaat hangt daarmee samen: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’ Gods zoon kan in de Bijbel zowel een persoon als ook het volk als geheel zijn, beiden lijken hier samen te vallen in Jezus: Hij is de belichaming van Gods volk. Daar Jezus in schril contrast staat tot Herodes, of in ieder geval Herodes tot Hem, betekent dit natuurlijk ook dat het eigenlijke Israël door Jezus belichaamd wordt en niet door (de juridisch verder legitieme) Joodse leiders zoals Herodes.

Dat de ‘heilige familie’ vervolgens om politieke redenen in Nazaret terechtkomt, verbindt de theologische herkomst van dit gezin uit Betlehem (als stad van David) vervolgens met de vermoedelijk historische herkomst ervan uit Nazaret. Hierbij past wel nog de aantekening dat de term ‘heilige familie’ niet bijbels is. Andere teksten, ook uit het Evangelie volgens Matteüs laten zien dat in Jezus’ leven het ‘kerngezin’ uit Nazaret helemaal niet centraal staat. In Matteüs 12,46-50, bijvoorbeeld, wordt Jezus met zijn moeder en broers (of broers en zussen) geconfronteerd die Hem, vermoedelijk, tot de orde willen roepen. Hij definieert daarop echter opnieuw wie zijn moeder en broers (of broers en zussen) zijn, namelijk iedereen die de wil van zijn hemelse vader doet. De eigenlijke familia Dei of heilige familie is daarmee de geloofsgemeenschap is, niet het kerngezin.

Integraal gelezen is Matteüs 2,13-23 dus een gelaagde tekst met een hoge mate van actuele politieke betekenis. Hij nodigt uit om het onrecht aan te klagen dat juist nu door politieke leiders in de Joodse staat Israël begaan wordt tegen onschuldige burgers zoals Jezus, in wie God, blijkbaar eerder zijn toekomst ziet dan in het spierballengedrag van militair machtsmisbruik.

 

Preekvoorbeeld

Toen het feest van de heilige Familie in de Rooms-Katholieke Kerk werd ingevoerd (1893), gebeurde dat om de nadruk te leggen op de waarde van het gezin van een vader, moeder en kinderen als een grote waarde. Die waarde was er zowel voor het kerngezin op zichzelf als voor de samenleving. Het was ook een protest tegen de poging van de communistische staat in Rusland om het kerngezin te ontmantelen. Er valt veel te zeggen voor die verdediging, al is het moeilijk om er bijbelse teksten voor te vinden die precies hetzelfde doen, omdat het kerngezin pas in de moderne tijd de heersende vorm werd van familie-samenleven. In de bijbelse tijd, maar ook in de Middeleeuwen woonden vaak meer gezinnen (in de moderne betekenis) samen in een familie, waar een grootvader of overgrootvader de patriarch was en men soms wel twintig broers of zussen had, waar we in de moderne tijd zouden onderscheiden tussen echte broers of zussen en neven en nichten. In Matteüs 12,46-50 wordt verteld, dat de moeder van Jezus en een stel broers Jezus willen spreken, misschien om Hem te ontvoeren, omdat er zoveel geruchten over Hem de ronde doen, dat ze vrezen dat Hij de naam van de familie zal schaden. Daar is de katholieke uitleg dat die broeders leden van het grotere familieverband zijn, vooral ingegeven omdat een schare broers in de moderne zin van zonen van de zelfde moeder en vader zou strijden met het geloof dat Maria altijd maagd gebleven is. Die uitleg is niet onwaarschijnlijk, omdat het kerngezin in die tijd dus inderdaad geen normale samenlevingsvorm was.

Nu zijn een aantal trekken van dat grotere samenlevingsverband nog steeds ook van waarde voor het kleinere gezin. In het grotere familieverband blijft een primaire ervaring van een kind, dat het geboren wordt te midden van mensen, die zorg voor hem of haar dragen. In die kring leer je een taal, in die kring krijg je aanwijzingen over hoe dat gaat: samen het leven delen, je leren schikken naar anderen en tegelijk ook iemand met een eigen karakter worden die zelf iets terug te geven heeft aan de gemeenschap. Dat er daar respect gevraagd wordt voor de ouderen en wat zij je geleerd hebben is een grondwaarde voor menselijk samenleven. Natuurlijk zal de vorm die dat krijgt per tijd verschillen, maar een goede omgang met de cultuur die je ontvangen hebt vraagt zowel om dankbaarheid en respect als om kritische zin en vrijheid. De pogingen om kinderen groot te laten worden zonder ze enige vorm van taal en cultuur mee te geven –en het is echt geprobeerd- hebben altijd de dood van de kinderen tot gevolg gehad. Vandaar dat dankbaarheid terecht gevraagd wordt voor wat je van de ouderen uit je jeugd hebt meegekregen. Die dankbaarheid en dat respect sluiten niet uit, dat je ook kritiek hebt op onderdelen van je opvoeding en dat je die cultuur beter wilt doorgeven dan je haar ontvangen hebt. Zo ben ik zelf echt dankbaar voor de Achterhoekse cultuur die ik van mijn ouders, mijn broers en zussen, overige familie en van de school en kerk van ons dorp heb meegekregen. Ik ben ook blij, dat ik met een bredere cultuurkring heb kennis gemaakt op de middelbare school en later op de universiteit bij mijn theologische opleiding, al zag ik daar ook wat beperkingen van mijn oorspronkelijke opvoeding. Dat hele proces herhaalde zich ten opzichte van de vorming die ik in de theologie ontving. Sommige ontwikkelingen in de zestiger jaren waren heel erg goed en broodnodig voor onze kerk, op sommige gebieden ontspoorden we ook wel eens.

Die dubbelheid van gehoorzaam respect en kritische vrijheid vormt juist als combinatie menselijke wijsheid. Juist vanwege die wijsheid zullen ouderen waarschijnlijk hun kinderen zo opvoeden, dat zij op dezelfde wijze door hun kinderen bejegend worden en dat dit ook in vrede kan plaats vinden. In die zin geldt de Wijsheid van Jezus Sirach nog steeds, ook in de verschillende vormen van het kerngezin, die wij tegenwoordig kennen. Ik bedoel nu de vorm van een vader en moeder met kinderen, van twee mannen of twee vrouwen met kinderen en van gezinnen, waarbij er kinderen zijn uit voorgaande verbindingen met kinderen uit het huidige verband (wat wel eens “patchworkfamilies” genoemd wordt).

Tegenwoordig is het kerngezin een eigen wereldje: de meeste kinderen groeien op met één of twee directe ouders en wat bloedverwanten eromheen, opa’s, oma’s, ooms en tantes, neven en nichten. De kerk heeft dat verdedigd, maar tegelijk is het haar erom gegaan, dat ouders dit gezinsleven ook als dienst aan de samenleving ervaren, zelf actief zijn in het grotere samenlevingsverband en hun kinderen al doende leren dat ook te doen.

We zien hoe Jozef en Maria dit uit noodzaak ook doen met betrekking tot hun kind. Ze moeten vluchten voor bedreigende machten in hun eigen land en dus vluchten ze met hun kind naar Egypte. Het kind leert Egypte kennen, zoals eens Israël toen het vanwege hongersnood moest vluchten en dankzij Jozef daar welkom ontvangen werd. Later werden ze er slaaf. Maar net zoals Israël uit Egypte terugkeerde naar het land, keerde ook Jezus met zijn ouders terug. Jezus heeft aan den lijve Israëls geschiedenis ervaren: Hij heeft de schoonheid en de donkere kanten van Israëls geschiedenis en van Egypte leren kennen. Deze ervaring maakte het Jezus mogelijk zijn volk Israël te belichamen en vanuit die traditie zijn volk toe te spreken, en ook de volkeren uit te nodigen te delen in de omgang met de God, die Schepper is van alles en heil wil zijn voor allen.

De lezingen voeren ons weg van al te grote knusheid van het kleine gezin, maar juist dat kan van grote dienst zijn voor dat kleine gezin.

 

inleiding prof. dr. Peter-Ben Smit
preekvoorbeeld prof. dr. Jozef Wissink