Preek 5e zondag door het jaar, A jaar, 8-2-2026

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 190.54 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 4 december 2025
  • Laatst geüpdatet 4 december 2025

Preek 5e zondag door het jaar, A jaar, 8-2-2026

8 februari 2026
Vijfde zondag door het jaar

 

Lezingen: Jes. 58,7-10; Ps. 112; 1 Kor. 2,1-5; Mat. 5,13-16 (A-jaar) 

Inleiding

Jesaja 58,7-10 – Licht als de dageraad
De eerste lezing uit de profeet Jesaja laat zien hoe, nadat Israël is teruggekeerd uit de ballingschap (538 vChr.), het nog niet zo vanzelfsprekend is om samen te leven in het land. Heersende onrechtvaardige machtsstructuren zijn het tegendeel van wat de Heer van zijn volk vraagt (Jes. 56,1). In de hoofdstukken voorafgaand aan de tekst van deze zondag wordt geschetst dat de redding en gerechtigheid van de Heer geen privilege zijn voor alleen de machtigen en rijken, maar ook gelden voor de vreemdeling, de buitenstaander: ‘Mijn huis zal heten: Huis van gebed voor alle volken’ (56,7). Tegelijk worden ook de misstanden in de samenleving benoemd: blinde wachters, herders zonder enig inzicht (56,10vv). De Heer benadrukt nog eens dat Hij opkomt voor zijn volk, vrede brengt en omziet naar wie treuren. Echter: voor de slechteriken, de goddelozen, is er géén vrede (57,14-21). Het resulteert in de oproep van de Heer om het volk zijn fouten te doen inzien. Want het denkt wel dat het zich houdt aan religieuze voorschriften en vasten, maar – en dat geldt vooral de machthebbers – ondertussen beulen ze hun arbeiders af, ze vechten en schelden, en vragen zich dan zelfs nog af waarom de Heer hun inspanningen om te vasten en zich te vernederen niet ziet (58,1-4).

Maar hun manier van vasten is niet het vasten dat de Heer voor ogen staat.

Wat dan wel? Vasten is geen hol religieus ritueel, maar heeft juist ook een sociaal ethische kant: mensen vrijmaken, te eten geven, kleden (58,6-7). Doe je dat, dan word je zichtbaar, word je een licht dat doorbreekt als de dageraad. Dan zal de Heer wél acht op je slaan, of anders gezegd: als je Hem dán om hulp vraagt, zal Hij antwoorden: ‘Hier ben Ik’ (58,9; hier wordt niet de Godsnaam JHWH gebruikt). Nogmaals volgt een aantal kwaliteiten die wat de Heer betreft het ware vasten kenmerken: niet onderdrukken, niet bedreigen of valse aanklachten doen, de hongerige en onderdrukte te eten geven, en wederom de belofte dat je licht zal opgaan, nu in het donker, en helder als het middaglicht.

De items van het juiste, welgevallige vasten doen denken aan onder andere Matteüs’ hoofdstuk over het oordeel van de Mensenzoon: ‘alles wat jullie niet voor één van de minsten hebt gedaan, heb je ook niet voor Mij gedaan’ (Mat. 25,31-46) en de Zaligsprekingen (5,1-12, zie ook Luc. 6,20-38).

1 Korintiërs 2,1-5
Zie: H.M.J. Janssen OFM, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56

Matteüs 5,13-16 – Licht van de wereld
Op de vierde tot en met de negende zondag door het jaar in het A-jaar is het evangelie uit de Bergrede van Matteüs. Gezien de wisselende Paasdatum en bijbehorende Veertigdagen- en Paastijd, komen lang niet elk A-jaar al deze zondagen voorbij. Dit jaar volgt er na vandaag alleen nog de zesde.
De Bergrede is de eerste van vijf grote toespraken van Jezus in dit evangelie. Deze eerste rede wordt gehouden vanaf een berg, vandaar de naam. Het spreken vanaf een berg roept associaties op met het spreken van God met Mozes, ook op een berg (Sinai), bij het geven van de geboden (Ex. 19,19-25). Vijf toespraken, zoals de vijf boeken van de Tora, én een berg: Jezus wordt hier getekend als een profeet zoals Mozes, zoals de Heer beloofd heeft te zenden (Deut. 18,18).

De Bergrede begint met de Zaligsprekingen, waarin verschillende groepen gelukkig genoemd worden, gezegend, zalig (Grieks makarios), mensen die niet vooroplopen met macht en aanzien, maar eerder zachtmoedig, barmhartig en vredebrengend zijn. Jezus spreekt deze woorden tot zijn leerlingen, maar, gezien de locatie, ook tot de menigte die Hem gevolgd is. In de laatste zaligspreking keert Hij zich nadrukkelijk tot zijn publiek en spreekt hen aan met ‘jullie’: jullie die vervolgd worden omwille van Mij, zoals ze de profeten voor jullie hebben vervolgd. De toehoorders worden hier dus met de profeten vergeleken (Mat. 5,1-12).

Zonder grote overgang begint vervolgens de lezing van deze zondag. De aangesprokenen blijven dezelfde, maar wel wordt de toon directer: van ‘gelukkig ben je als…’, wordt nu nadrukkelijk gezegd wie en wat zij zijn: het zout van de aarde, het licht van de wereld. Dat houdt een opdracht in. Zout dient te zouten, licht hoort licht te geven, anders heb je er niets aan. In vroeger tijd, en in onze streken nog niet eens zo lang geleden, werd zout niet alleen gebruikt als smaakmaker, maar ook als conserveringsmiddel. In warme streken was dat kostbaar. Romeinse soldaten bijvoorbeeld kregen hun ‘loon’ betaald in zout (salarium, hiervan is het Nederlandse woord ‘salaris’ afgeleid). Rond de Dode Zee, toen ook wel ‘Zoutzee’ genoemd (Gen. 14,3), werd ook in Jezus’ tijd zout gewonnen door water met een hoog zoutgehalte te laten verdampen en het zout over te houden. Nu Jezus zijn hoorders met ‘zout der aarde’ aanspreekt, houdt dat, gezien zijn vervolgwoorden, direct in dat zij ook als ‘zout’ moeten zijn. Zout dat niet zout is, is volslagen nutteloos, wordt weggegooid, of erger nog: het wordt vertrapt.

Ook noemt Jezus zijn volgelingen: ‘licht van de wereld’. Voordat Hij, net als bij het zout, een vergelijking maakt met licht dat geen licht geeft (want het staat onder de korenmaat), maakt Hij een opmerkelijk uitstapje naar een ‘stad op de berg’ die niet verborgen kan blijven. Zinspeelt Hij hier op Jeruzalem, de stad op de berg? Bij de profeet Jesaja worden Jeruzalem en de Heer ook met ‘licht’ geassocieerd: ‘volken komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad’ en ‘de Heer zal uw licht zijn voor eeuwig’ (Jes. 60,3.20). Ziet Jezus de grote menigte en de leerlingen die Hem volgen als het nieuwe Jeruzalem?

Mooi is de afronding van deze passage met de duidelijke boodschap: geen zinnig mens zet een lamp onder een korenmaat, maar zorgt dat die lamp licht geeft, volgens Matteüs ’voor allen in huis’. Dat is de opdracht aan wie Jezus wil volgen: goede werken doen, die gezien én herkend zullen worden door iedereen, én daarmee de Vader verheerlijken.
Met iets andere woorden draagt Jezus dezelfde gedachte uit die de eerste lezing kenmerkt: niet in rigide regels, maar in daden van medemenselijkheid komt Gods heerlijkheid aan het licht.

 

Preekvoorbeeld

Vandaag gebruikt Jezus in het evangelie van de Bergrede twee beelden die ontleend zijn aan het alledaagse huiselijke leven. Licht en zout. Jullie zijn licht voor de wereld zegt Hij. Als je een lamp aansteekt moet je die niet onder een emmer zetten. Licht is er om te verspreiden, om het donker te verdrijven. Licht brengt aan het licht wat verkeerd is, en verdrijft het duister van onrecht en kwaad. Jullie zijn licht, zegt Jezus, verspreid dat licht dan ook, zorg dat de mensen je goede daden opmerken en er blij om worden.

Maar jullie zijn ook zout. Waarom zout? Een van de belangrijkste eigenschappen van zout is, dat je er voedsel mee kunt conserveren. Tegenwoordig hebben we de diepvries en de blikken, maar vroeger werd vis en vlees en groente vaak ingezouten, zodat ze houdbaar bleven en niet snel zouden bederven. Zout is onopvallend. In het eten zie je het niet, maar je proeft het wel. Je hebt er niet zo veel van nodig voor de smaak; voor het inzouten van voedsel moet je wat meer gebruiken. Zout was in de antieke tijd iets kostbaars, zelfs zo dat Romeinen wel loon aan soldaten uitbetaalden in zoutblokjes. Vandaar het woord salaris, dat komt van salis, zout.

Waarom zegt Jezus tegen zijn leerlingen dat zij het zout der aarde zijn? Omdat je met zout het bederf tegen kunt gaan. Wat voor bederf zou er dan bedoeld zijn? Er is veel kwaad in de wereld. Er is de grenzeloze hebzucht die mensen ertoe brengt om steeds maar bezig te zijn met meer en groter en duurder. Door hebzucht komen mensen ook tot bedrog en diefstal en handel in drugs. Door de hebzucht van sommigen worden de levens van velen verwoest. Er is onbegrijpelijke gewelddadigheid; een zeker plezier om te shockeren en anderen pijn te doen. Er is op grote schaal misbruik van seksualiteit waardoor de menselijke waardigheid te grabbel wordt gegooid en vrouwen en kinderen vaak misbruikt worden. Laten we niet te makkelijk optimistisch zijn over de menselijke natuur. Er is veel kwaad, veel duisternis en veel bederf. Dat zeg ik zonder te willen doemdenken, zo eerlijk en reëel mogelijk. Jezus was niet oppervlakkig optimistisch over de mens. Als je de Bergrede leest dan weet je dat hij oog had voor het kwaad en de zonde in iedere mens.

Jullie zijn het zout der wereld, zegt Jezus tegen zijn volgelingen. Jullie zullen moeten waken tegen het bederf van de wereld en de mens, waken tegen het bederf van Gods goede schepping. Eerlijk gezegd vind ik dat wel een enorme taak, een enorme verantwoordelijkheid die ik zo ineens opgelegd krijg. De meesten van ons staan helemaal niet zo sterk in hun schoenen; je hebt allemaal wel eens een bepaalde onzekerheid over je geloof en wat God van je vraagt. Ieder mens gaat er ook verschillend mee om. Je voelt je wel eens machteloos tegenover alle problemen die de moderne wereld via de media op ons bordje legt. Ook de apostel Paulus voelde zich zwak tegenover de grote taak die hij ontvangen had. Ik had niet veel welsprekendheid en geleerdheid, zegt hij. Ik voelde me zwak en vol angst en beven. Misschien krijg je dan de neiging om je af te sluiten en te zeggen: ze zoeken het maar uit, ik leef mijn eigen leventje en heb met die wereld om me heen niets te maken.

Maar Paulus heeft toch de uitdaging op zich genomen. Hij voelde dat de Heilige Geest in en door hem werkte. En dat geldt toch ook voor ons. Je ontkomt er niet aan als je christen wilt zijn om het goede nieuws van Jezus in praktijk te brengen en uit te stralen. Gelukkig krijg je daarbij de hulp van Gods Geest. Zijn kracht wil in en door ons werken. Ons geloof hangt niet van onszelf af, maar moet steunen op de kracht van God, zegt Paulus.

Jullie zijn het zout der aarde, zegt Jezus, jullie zijn het licht der wereld. Hij gebruikt met opzet twee beelden: sommigen van ons lijken meer op zout. Ze zetten zich in alle stilte en onopvallend in voor hun naaste. Je hoort en ziet hen niet, maar ze zijn er wel en de wereld zou een stuk beroerder zijn als deze mensen ophielden met hun inzet. Anderen maken het meer zichtbaar, niet omdat ze te koop lopen met hun daden, maar omdat je gewoon ziet dat ze licht brengen, dat ze goed doen; ze hebben uitstraling. En tegenover het bederf en de duisternis is er gelukkig heel veel menselijkheid, van christenen, maar net zo goed van niet-gelovigen, van humanisten, van andersgelovigen. Mensen die het geloof de rug toegekeerd hebben, maar met des te meer kracht zich inzetten voor gerechtigheid en naastenliefde. Mensen die helemaal niet kerkelijk zijn grootgebracht, maar eerlijk en integer zijn, zorgzaam en zorgvuldig met de mensen en de natuur omgaan. Laten we ook als kerkgemeenschap proberen iets uit te stralen. De mensen verwachten iets van ons als christenen. We kunnen ons geen onverschillige of gemakzuchtige houding permitteren. Als je je brood met de hongerigen deelt en dakloze zwervers verwelkomt en je niet afkeert van je naaste, dan zal je licht stralen als de dageraad, zegt de profeet Jesaja. Ieder op onze eigen plek kunnen we iets doen om Gods licht te laten stralen. Laten we niet ophouden in alle eenvoud het goede te doen.

inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld dr. Johan te Velde OSB