- Versie
- Downloaden 0
- Bestandsgrootte 102.22 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 10 juni 2025
- Laatst geüpdatet 10 juni 2025
Preek 20e zondag dhj, C jaar, 17-8-2025
17 augustus 2025
Twintigste zondag door het jaar
Lezingen: Jer. 38,4-6 + 8-10; Ps. 40; Heb. 12,1-4; Luc. 12,49-53 (C-jaar)
Inleiding
Profeten-Lezing: Jeremia 38,4-10
De herinnering aan Josia is als een geurig reukoffer,
door een reukwerker bereid.
Spreken over hem is zo zoet als honing,
als muziek bij het samen drinken van wijn.
Hij ging het volk voor op de weg van inkeer
Hij maakte een einde aan de goddeloze gruwelen.
Hij richtte zich op de Heer
en versterkte de vroomheid in een tijd van goddeloosheid.
Dit was geprofeteerd door Jeremia,
die door zijn eigen volk mishandeld was.
Hij was al in de moederschoot tot profeet gewijd,
om uit te rukken, af te breken en te verwoesten,
maar evenzeer om op te bouwen en te planten.
(Sirach 49,1-3.7)
Koning Josia, zoon van Amon, is een rechtvaardige koning die over Juda regeert en het volk voorgaat op de weg van de Tora. Jeremia, de zoon van Chilkia, stamt uit het (afgezette) priestergeslacht uit Anatot. JHWH roept Jeremia ten tijde van koning Josia. Hij wordt tot profeet voor alle volken geroepen met een moeilijke opdracht : hij krijgt het gezag over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te verwoesten, te vernietigen en af te breken, of ze op te bouwen en te planten. Jeremia reageert kritisch op de roepstem van JHWH: Ik ben te jong, ik ken uw woorden nog niet en kan dus namens u niet het woord voeren (Jer. 1,4-10).
Maar JHWH houdt aan. Hij vindt hem niet te jong. Jeremia moet alles zeggen wat God hem opdraagt. Jeremia hoeft voor niemand bang te zijn want JHWH zal zijn profeet ter zijde staan en redden. JHWH raakt zijn mond aan en legt daarmee zijn woorden in de mond van Jeremia ( 1,6-9).
Jeremia gaat als Gods profeet aan de slag. Het verkondigen van Gods Woord valt hem niet altijd mee. Hij stuit op tegenstand en onbegrip. De situatie is in Juda, waar onrecht op onrecht wordt gestapeld en er volop aan afgodendienst wordt gedaan, zo ernstig, dat Jeremia namens God verkondigt dat de mensen van Juda zich beter aan de Chaldeeën kunnen overgeven. Dan zullen zij in leven blijven; als ze in de stad blijven zullen zij omkomen door het zwaard, de honger en de pest.
De raadsheren van de koning vinden dat Jeremia zo het moreel van de inwoners en de soldaten ondermijnt; hij is niet uit op hun behoud maar op hun ondergang.
Van een van de volgende koningen, Sedekia, mogen zij met Jeremia doen wat ze willen, maar hem niet doden. Zij laten Jeremia in een put zakken, zodat hij met zijn voeten in de modder staat. De hoveling Ebed-Melech (dienaar van de koning) hoort van het lot van de profeet en komt bij de koning voor hem op. Ebed-Melech haalt met dertig man Jeremia uit de put. Dankzij Ebed-Melech uit Nubië kan de profeet Jeremia zijn zending voortzetten.
Evangelielezing: Lucas 12,49-53
Tegen de achtergrond van Jeremia 38 lezen /horen wij het moeilijke evangelie volgens Lucas; geen blijde boodschap voor de zomertijd (vakantie).Voorafgaande aan onze perikoop zegt Jezus: ‘Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem gevraagd worden (12,48). God heeft aan ieder mens veel (genade) gegeven en Hij heeft zoveel fiducie in de mens, in zijn beeld geschapen, dat hij aan de mens veel toevertrouwt: het leven, de liefdevolle zorg voor elkaar (met extra aandacht voor de minsten der mijnen) en voor heel de schepping.
Dit nodigt de mens uit om in verwondering en met aandacht in het leven te staan. God hoopt op een dankbaar antwoord van de mens, een leven in vrijheid en verantwoordelijkheid. Dit vraagt om keuzes maken: ga je met God en dus met de naaste en de vreemdeling of niet?
In dit kader spreekt Jezus over verdeeldheid en vrede. Hij is gekomen om op aarde een vuur te ontsteken; waarschijnlijk de vurige liefde van de Geest, deze hartstocht die zo aanstekelijk werkt en mensen met elkaar verbindt. Kiezen voor de navolging van Jezus kan verdeeldheid teweegbrengen want het gaat om de keuze tussen leven en dood.
Generaties kunnen tegenstanders van elkaar worden, maar blijven geroepen om met elkaar in vrede te leven. Dit kan veel moeite kosten, maar God zal dit vredeswerk van de mens voltooien.
Onze hulp is de Naam van der Schepper,
die hemel en aarde gemaakt heeft,
die ons geschapen heeft in zijn beeld,
op Hem gelijkend,
als mensen voor elkaar,
schouder aan schouder,
die ons kent bij onze naam,
en trouw blijft tot in eeuwigheid.
Kom in ons midden, God,
en zegen ons met het licht van uw ogen,
op voorspraak van Franciscus en Clara,
door Jezus Christus onze verrezen Heer.
Amen!
Literatuur
Amy-Jill Levine & Marc Zvi Brettler (red.), Het Nieuwe Testament met Joodse toelichtingen, Haarlem/Antwerpen 2024.
Preekvoorbeeld
Het Evangelie voor deze zondag geeft best pittige uitspraken. Ze schieten snel in het verkeerde keelgat. Je kunt het er flink benauwd van krijgen. Dat is lastig maar precies de bedoeling, zo vernemen we. De Meester is niet gekomen om zoete broodjes te bakken. Het gaat hem niet om de lieve vrede, maar om een scherp zwaard. Om af te kappen, desnoods om te kappen, zoals in het bos de bomen die ziek zijn. Het kwaad moet er mee kappen!
De hens in al het woekerhout. Allereerst in jezelf, dan in je directe omgeving. Christus ziet het als zijn levensmissie om ‘op aarde vuur te ontsteken’. Dat vraagt goede uitleg.
Vuur is in dit bijbelse verband verbonden met de offercultus. Als teken van hemelse gloed. Voor de ingewijden doet het denken aan de imponerende wijding van de tempel. Koning Salomo heeft de bouw van het godshuis voltooid, maar het is nog koud en leeg. Hij bidt of God daar zijn intrek wil nemen. Bij die bede daalt er vuur uit de hemel neer, dat de brandoffers en vredeoffers aanneemt, door die te verteren. Dan vult de majesteit van de heer de tempel (lees 2 Kronieken 7). De Geest brengt leven, in mensen en ruimtes.
Vuur hoort bij God. Met de dubbele betekenis van ‘aanvuren’ en ‘afbranden’. Als twee kanten van dezelfde zaak, afhankelijk van aan welke kant je staat. Als je op het goede spoor zit zal het vuur aanmoedigen, enthousiasmeren, kracht geven. Als je op de verkeerde weg bent komt het vuur je dreigend tegemoet, laat het verkeerde in vlammen opgaan.
'
De scheidslijn loopt niet tussen ‘goede’ en ‘kwade’ volken of samenlevingsvormen. Het ‘tweesnijdend scherpe zwaard’ doorklieft de meest intense familiebanden. Door de bril van onze individuele samenleving bezien, gaat het zwaard door ieders ziel. Je bent goed én slecht, beurtelings, soms tegelijk. Het is overal: in je gedachten, je gevoelens, je woorden, je handelen. Daarom: het mes in eigen vlees. Vergelijk het met het verwijderen van een kwaadaardig gezwel.
Zonder daarbij zó op jezelf gericht te zijn, dat je het kwaad om je heen op z’n beloop laat. Ook daar wordt volle inzet verlangd. Zoals Ad den Besten indringend schrijft over ‘De groten, gewapend tot de tanden, die de volken offeren aan het vuur waarvan zij branden’. Om de wereld te redden is een tegenzet vereist: ‘Doe ons voor een ander vuur in gloed staan hier op aarde’. Dat van de ‘vuurvogel van de vloed, duif boven de Jordaan’. Zo worden water en vuur met elkaar verbonden, als teken van zuivering en vernieuwing. Dat is de aansluiting bij de Doop: met Christus ondergaan om met Hem op te staan. Als begin en doel van de geloofsweg, daarom op elk moment de weg ten leven.
De gebruikte felle beelden komen het meest tot hun recht als die bezien worden vanuit de kleurrijke joodse traditie. Om iets onontkoombaar duidelijk te maken wordt geen middel geschuwd. De verschrikkelijkste beelden hakken er het diepste in. Ook dat is weer precies de bedoeling. Vuur bewerkt paniek, mensen rennen alle kanten op. Verdeeldheid wordt gevoed door dit vuur, dat zuivert. De ‘lieve’ vrede wordt ontmaskerd, als dit een masker is voor onrecht. Grootse plannen worden onderuit gehaald als die niet bijdragen aan de nieuwe wereld van God. Bedenk dat als je weer eens in paniek raakt door het wereldnieuws.
Trek het je ook persoonlijk aan. Jij, ja jij, met enerzijds je hoogmoed, zelfzucht, genotzucht, en anderzijds je luiheid, gemakzucht, onbewogenheid, wordt in de pan gehakt, om het in de sfeer van de bijbelteksten te zeggen.
De korte uitspraken uit de brief aan de Hebreeën pakken het (vuur-) balletje van Lucas op. In de sport win je de wedstrijd alleen met opperste inzet. Precies zo is het met de menselijkheid. Als je er niets voor over hebt, zal je er weinig aan bijdragen. Wie de wereld wil aanvuren tot humaniteit, moet alles geven. Het beeld van het kruis-dragen wordt hierbij niet als persoonlijk leed gezien, in de sfeer van ‘ieder huisje heeft z’n kruisje’, maar als ‘je tanden erin zetten’. Jezelf en je dierbare niet sparen. Je zou ze daardoor juist schaden. Aanvuren is wat de wereld nodig heeft. Dat zal best vaak gepaard gaan met dat er ook iets afbrandt.
Eeuwen eerder is het de profeet Jeremia, die dit letterlijk belichaamt. Hij verzet zich zwaar tegen zijn roeping om namens God te spreken en op te treden. Dat doen alle profeten. Leven in de geest van God is het ware leven, dat brengt je zielenvreugde, maar niemand heeft gezegd dat het leuk is, in de zin van makkelijk. Het is andersom: als het vooral voordeel biedt om te geloven en bij een kerk te horen, dan is de brandende vraag of je het zwaard van de zuiverheid wel voldoende hanteert.
Hemelvuur is de kern van de aarde en van ieder mens, maar stuit altijd ook op verzet, van wie zich er (nog) niet aan over durven geven. Die wel deep down voelen dat het waar is, maar er voor terugdeinzen. Dan krijg je die ervaring van Jeremia, het afschieten van de boodschapper. De profeet wordt in een diepe waterput gegooid om langzaam in de modder te stikken. Een bijzonder wrede manier van monddood maken van de ‘mond van God’. Op vele manieren wordt het vuur van God gedoofd.
Psalm 40 kan worden geduid als een eerbetoon aan de profeet. Het beeld van de put met modder en slijk past naadloos. Het daaruit gered worden heeft een doel. Doorgaan met de weg van God. Een nieuw lied maken en dat zingen. Dat uitwerken volgens de aanwijzingen van God door Mozes en profeten. ‘Dit gaat over mij’: “over mij is in de boekrol geschreven”.
Daarmee is de rondgang door de lezingen terug bij het Evangelie, bij de Meester, gekomen om vuur te ontsteken op aarde, in de samenleving, in relaties en harten. Met hem kan je verzuchten: ‘wat zou ik graag willen dat het al brandde’. Moge het zo zijn.
inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld ds. Ad Alblas