- Versie
- Downloaden 2
- Bestandsgrootte 157.24 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 10 juni 2025
- Laatst geüpdatet 10 juni 2025
Preek 18e zondag dhj, C jaar, 3-8-2025
3 augustus 2025
Achttiende zondag door het jaar
Lezingen: Pred. 1,2 en 2,21-23; Ps. 90; Kol. 3,1-5.9-11; Luc. 12,13-21 (C-jaar)
Inleiding
De Schriftlezingen van deze zondag zijn uitermate geschikt voor bezinning in de vakantietijd. Het thema dat hen verbindt, luidt: vergankelijkheid van het aardse bezit. Het boek Prediker stemt ons misschien niet vrolijk met zijn nuchtere, onderkoelde kijk op bezit. De Brief aan de Kolossenzen spreekt over ‘hebzucht, die gelijk staat met afgoderij’ (v. 5). En in de evangelielezing relativeert Jezus rijkdom. Hij vertelt over een man die rijk geworden is en denkt: ‘Ik ga er fijntjes van genieten’, maar daar net niet de kans toe krijgt, omdat hij dood gaat.
Mij dunkt, genoeg aanleiding om na te denken over: ‘Hoe kijken wij tegen ons bezit aan?’
Prediker 1,2; 2,21-23
Misschien heeft u al met enige opluchting geconstateerd dat u zich vandaag niet aangesproken hoeft te voelen. U bent wellicht niet arm maar zeker ook niet echt rijk.
Arm zijn is niet bij voorbaat beter dan rijk zijn. In het Oude Testament vinden we zelfs de mening dat rijkdom een teken van Gods zegen kan zijn.
In onze tijd echter zich een Prosperity Gospel ontwikkeld, een welvaartsevangelie, dat een wonderlijke mix is van de kracht van positief denken (Norman Vincent Peale) en de veelal loze beloften van The American Dream. Het belooft dat God gelovigen beloont met persoonlijk en financieel succes. ‘Norman Vincent Peale, the great Norman Vincent Peale, was my pastor... He was so great. And what he would do is, he'd bring real-life situations, modern-day situations, into the sermon. And you could listen to him all day long’ (Donald Trump).
Prediker geldt als de grootmeester van het relativeren. Daar weet Prediker alles van. Rabbijn Harold Kushner noemt het Boek Prediker ‘het gevaarlijkste boek van de Bijbel’, maar ook ‘een zeer nuttig en verstandig boek’. ‘Gevaarlijk’ omdat het je op het randje van ongeloof kan brengen. God komt er namelijk niet in voor. ‘Nuttig en verstandig’ omdat het je kan bevrijden van een aantal illusies.
Harold S. Kushner, When all you’ve ever wanted isn’t enough, vertaling: Niets meer te wensen en toch niet gelukkig, Op zoek naar de zin van het leven, Ten Have Baarn 1986
Slechts twee opmerkingen over het opschrift van het boek Prediker, ‘IJdelheid der ijdelheden’ dat de inhoud samenvat.
Ten eerste: ‘ijdelheid‘ heeft hier niets met make–up of cosmetische operaties te maken. Vandaar dat de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 en 2021 weergeeft: ‘Lucht en leegte…alles is leegte’. Letterlijk staat er in het Hebreeuws ‘een vluchtig luchtstroompje’ (hebel). Dit Hebreeuwse woord hebel leeft voort in het Nederlandse woord ‘heibel(tje)’, dat is ‘een ruzie(tje)’.
Ten tweede: die herhaling ‘ijdelheid der ijdelheden’ is een Hebreeuwse manier om een overtreffende trap (superlatief) uit te drukken, zoals ‘koning der koningen’. Eigenlijk staat er dus: ‘het tóppunt van leegte.’
Het lijkt er op dat Jezus zich in de Evangelielezing van deze zondag heeft laten inspireren door een tekst uit het Boek Prediker. Zie: ‘Ook al is een mens bij alles wat hij heeft bereikt bekwaam te werk gegaan, met wijsheid en kennis van zaken, hij moet het iemand geven die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is niets dan leegte en een uiterst kwade zaak’ (Pred. 2,21). Het deuterocanonieke boek Wijsheid van Jezus Sirach 12,18v wijst in dezelfde richting. ‘Een mens wordt rijk door angstvallig te sparen, maar kijk eens wat zijn loon is. Hij zegt: ‘Nu kan ik een rustig leven leiden en van mijn bezit genieten’, maar hij weet niet voor hoelang. Wanneer hij sterft moet hij alles nalaten aan anderen.
Als we naar Prediker luisteren om de verkeerde paden en doodlopende wegen die Prediker al heeft uitgeprobeerd, te leren kennen, zullen we beter toegerust zijn om het pad dat naar een verstandig leven voert, te volgen.
Lucas 12, 13-21
Een erfeniskwestie
In onze evangelielezing zijn twee delen uit het tekstmateriaal dat alleen Lucas heeft, aan elkaar gekoppeld. In de eerste twee verzen komt een beroep op Jezus ter sprake om in een erfeniskwestie de knoop door te hakken. Dit laat zien dat Jezus behoorlijk veel gezag heeft. Maar de Heer laat zich niet voor dat soort karretjes spannen. Hij heeft wel wat anders te doen: de verkondiging van het koninkrijk van God.
Het overgangsvers 15 brengt ons naar Jezus’ verhaal over de onverstandige rijke man. Zie: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van iemands bezittingen, zelfs wanneer hij die in overvloed heeft’.
Een onverstandige rijkaard
Het Nieuwe Testament zet de profetische lijn van het Oude Testament over rijkdom in principe voort. De profeten van het Oude Testament stellen weliswaar rijkdom onder kritiek, maar alleen als die rijkdom verkregen is door uitbuiting, onderdrukking en verachting van de medemens.
Zodoende kan Jezus vermogende vrienden hebben: rijke dames, die hem onderhielden. Zacheüs de vermogende tollenaar behoorde tot Zijn vriendenkring. Lazarus en zijn zussen Maria en Marta hadden een huis in Bethanië, waar de Heer graag mocht logeren. Jozef van Arimatea, een welgesteld man, stond zijn graf af aan Jezus.
Maar Jezus voegt wel iets toe aan die profetische lijn: een rijke man legt aan zijn ziel, dat wil zeggen aan zichzelf, drie overwegingen voor, een soort drie stappen plan. Hij denkt, ten eerste, aan de vele goederen die hij heeft vergaard, ten tweede aan de bestaanszekerheid die deze goederen hem voor vele jaren lijken te geven, en ten derde de aangename rust en welzijn die hij daarvan denkt te mogen verwachten.
Maar het woord dat God tot hem richt, dwarsboomt al zijn plannetjes en doet ze teniet. De ‘vele goederen’ waarop de rijke man zich baseert, lokken de pijnlijke vraag uit: ‘En wat hij heeft opgeslagen, van wie zal het (uiteindelijk) zijn?’ (v. 20). Ten tweede: in plaats van de ‘véle jaren’ die de rijke nog voor de boeg denkt te hebben (v. 19), geeft God slechts een opvallend korte termijn, ‘déze nacht zul je sterven’. In plaats van zijn voorgenomen ‘genieten van het leven’ bepaalt God voor hem: ‘jij zult je leven aan God moeten teruggeven’ (v. 20). Een rustig leven en ongelimiteerd genieten zijn niet voor deze rijke weggelegd.
Het slotvers 21: ‘Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf maar niet rijk is bij God’, gaat als conclusie verder dan de gelijkenis op zich toelaat. De Aristotelische logica noemt dit een conclusie latius hos, een gevolgtrekking die de premisse, het voorafgaande, overstijgt. Waarschijnlijk is dit een gedachte, een afterthought, die bij Lucas opkwam naar aanleiding van deze ’parabel’.
Samengevat: Jezus pepert in dit voorbeeld de rijke man in dat hij er verstandig aan doet zijn manier van leven eens grondig te overwegen. Jezus vecht tegen de begerige, graaierige blik waarmee zijn toehoorders feitelijk zouden kunnen omgaan met geld en goederen. Het is hun manier van kijken die aan een grondige herziening, revisie, toe is.
Als je de Heer echt wilt volgen, moet je eerst zijn manier van kijken overnemen. Die blijkt telkens weer precies tégenovergesteld aan de gangbare manier van kijken. Jezus presenteert laatsten die eersten zijn, kleinsten die grootsten blijken, en rijken die eigenlijk arm zijn.
Iemand die gevangen is in de gouden kooi van zijn geld, is te beklagen zegt Jezus. Het gaat er om dat je in staat bent je bezit te relativeren omwille van het evangelie. Het gaat om een evangelische kijk op mensen en dingen.
De grenzeloze zoektocht naar materiële goederen en rijkdom is vaak een bron van rusteloosheid, tegenspoed, uitvluchten, oorlogen. Zoveel oorlogen beginnen uit hebzucht.
Als je dit bedenkt, kom jij misschien wel bij het evangelie van Jezus uit die zegt: ‘Ik ben de Weg…Wie mij volgt, loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft’ (Joh. 8,12).
Ik besluit met het gebed van het boek Spreuken dat de strekking van de liturgie van deze zondag goed weergeeft.
‘Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb. Want als ik rijk zou zijn, zou ik U wellicht verloochenen, zou ik kunnen zeggen: “Wie is de Heer?”
En als ik arm zou zijn, zou ik stelen en de naam van mijn God te schande maken’ (Spreuken 30,8v).
Literatuur
Coen Boerma, Kan ook een rijke zalig worden?, Ten Have Baarn, 1978
Preekvoorbeeld
Eergisteren was ik op een verjaardag en een van de gasten vertelde dat het nog tien jaar duurt voordat ze met pensioen gaat. ‘Ik werk me nu uit de naad.’ zei ze, ‘maar als ik eenmaal met pensioen kan, ga ik leuke dingen doen: reizen vooral, oh, wat heb ik daar zin in!’
Ik moest stilletjes lachen, want in gedachten was ik al met het voorbereiden van deze overweging bezig en dacht: de rijke man uit het evangelie heeft vele nazaten. En vervolgens dacht ik: eigenlijk is niemand van ons helemaal vreemd aan hem. We werken, we zijn bezig, we ploegen ons door de verplichtingen van alledag heen en denken regelmatig: oef, wat ben ik druk. Wat zou het lekker zijn om het iets rustiger aan te kunnen doen, maar dat kan nog niet. Later.
Die gedachte van 'nu nog niet' zit in vele details. Ik noem enkele voorbeelden en die kan ieder voor zich uitbreiden met andere: De zorg voor de tuin laat ik aan mijn man over, ik heb daar nu geen tijd voor. Straks ga ik genieten van de plantjes en de vogeltjes. De verjaardagfeestjes van onze kinderen laat ik aan mijn vrouw over. Voor de extra zorg die mijn ouders nodig hebben, heb ik geen tijd met de drukke baan die ik heb, dat regelen we anders. Door het jaar heen heb ik geen tijd om een boek te lezen, dat doe ik wel in de vakantie. Met onze drukke levens hebben we te weinig tijd voor elkaar om bij te praten. We moeten nodig weer eens een lang weekend samen op stap. Later, nu nog even niet.
Er zijn tegenwoordig veel zelfhulpboeken en -cursussen die centraal stellen dat we meer in het nu moeten leven: ‘De kracht van het nu’ is bijvoorbeeld zo'n boek, ‘Mindfulness voor beginners, voor gevorderden’ heten de cursussen, enzovoort. Eigenlijk geeft Jezus in het evangelie van vandaag ook zo'n cursus, een minicursus van een paar verzen. Misschien is hij wat minder aardig dan de gemiddelde cursusleider zou zijn. ‘Dwaas,’ zegt hij, ‘wat heb je aan al je schatten die je voor jezelf verzamelt en niet voor God.’
Zo die zit, daar kunnen we even over nadenken. Maar het is ook wel een beetje verwarrend. Dat de rijke man uit de lezing z'n schatten voor zichzelf verzamelde, dat is duidelijk. Hij had voorraadschuren vol, allemaal voor hemzelf. Maar als wij, druk als we zijn, geen tijd nemen voor de dingen die we eigenlijk graag zouden willen, doen we dat dan niet allemaal omdat we ons opofferen, ons pleziertjes ontzeggen omdat er nu eenmaal belangrijker zaken zijn? Dat doen we toch niet voor onszelf? Maar doen we het dan wel voor God? Dat is de vraag die Jezus aan zijn toehoorders voorlegt, en dus ook aan ons. En wat is dat dan, schatten verzamelen voor God? Wat bedoelt Jezus daarmee?
We komen hier op deze zondag bij elkaar in de kerk, omdat we iets willen horen, iets willen leren, iets willen vieren dat te maken heeft met onszelf en God, met onszelf als gemeenschap samen met God en met de wereld waarin we leven en willen zoeken naar God. We hebben verschillende vragen en behoeften, we zijn niet allemaal hetzelfde, maar we zoeken naar iets dat kostbaar is, naar een ontmoeting waarin wijzelf mogen zijn wie we zijn, waarin we gekend zijn en geliefd zijn, met al onze gebreken en beperkingen incluis. We hoeven niet weg te lopen voor onszelf, voor God mogen we zijn wie we zijn: 'Heer ontferm u', bidden we en: 'Spreek slechts één woord, en ik zal gezond worden.’ We mogen hier ervaren dat er een rijkdom is die ons aangereikt wordt, die we eerder van elkaar ontvangen dan dat we die zelf verwerven met al onze inspanningen. Hier hoeven we niets te verwerven, hier ontvangen we.
En wat we hier meemaken, wat we hier oefenen in, zou je kunnen zeggen, onze minicursus, dat mogen we meenemen naar ons leven van alledag. Ook daar ontvangen we misschien wel meer dan we in de gaten hebben, terwijl we druk bezig zijn met onze verplichtingen en met het verzamelen van schatten. Ook daar ontmoeten we misschien wel meer ontferming en mededogen dan we geneigd zijn te geloven, is er zomaar iets te vieren, zomaar iets om blij van te worden.
Prediker, de man die we in de eerste lezing hoorden, is iemand zoals wij. Hij neemt naast ons plaats hier in de kerkbanken. ‘Het leven is moeilijk,’ verzucht hij, ‘een uitputtingsslag, ik weet niet waar het op uitdraait’. Hij luistert met ons naar de minicursus die Jezus geeft. Hij vertegenwoordigt de vele generaties van gelovigen, halfgelovigen en mensen die nauwelijks kunnen geloven die ons voorgingen, en waarvan ook wij deel uitmaken. ‘Denk even niet,’ zegt Jezus ons, ‘aan alles wat je moet doen, waarvan je meent dat het nuttig is en noodzakelijk. Denk aan wat je ontvangt, wat je nu, op dit moment, in deze stilte ontvangt. Het zijn de schatten van God. Wij hoeven voor God niets te verzamelen, God verzamelt voor ons, Hij verzamelt ons en maakt ons tot mensen die bij elkaar horen, die delen met elkaar wat we over hebben en wat we nodig hebben. Er is genoeg, nu al, we hoeven niets uit te stellen.’
inleiding dr. Jan Holman SVD
preekvoorbeeld drs. Marc van der Post