- Versie
- Downloaden 61
- Bestandsgrootte 160.76 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 april 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
31 mei 2020
Pinksteren
Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; 1 Kor. 12,3b-7.12-13; Joh. 20,19-23 (A-jaar)
Inleiding
Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen
Johannes en Lucas plaatsen Pinksteren op verschillende tijdstippen. De kwestie wanneer het precies geweest is wordt daardoor moeilijk op te lossen. De versie van Lucas, zeven weken na Pasen, heeft zich vastgezet in de christelijke traditie. Johannes stelt Pasen en Pinksteren voor als één enkel feest. De uitdrukking ‘als Pasen en Pinksteren op één dag vallen’, namelijk als: ‘nooit’, gaat in het vierde evangelie dus niet op.
Voor christenen is Pinksteren het feest van de heilige Geest en dat is natuurlijk correct, want in de christelijke traditie wordt op Pinksteren tenslotte de komst van de heilige Geest over de apostelen en over de kerk gevierd. Maar Pinksteren is meer. Achter dit christelijke feest schuilt een eeuwenoude joodse traditie. Kennis van die traditie kan de lezer van het Pinksterverhaal in Handelingen van nut zijn om de bedoeling van de auteur beter te verstaan en de rijke inhoud van dit feest te begrijpen.
Handelingen 2,1-11
Pinksteren, een feest met meerdere namen
‘Toen de dag van Pinksteren aanbrak…’ zo begint Lucas volgens de meeste vertalingen zijn vertelling over het Pinkstergebeuren. De Naardense Bijbel geeft hier ‘de dag van de vijftigste’, een letterlijke vertaling van het Griekse tèn hèmeran tès pentèkostès. Bij deze naam van het feest zal de bijbellezer wel even stil moeten staan om te weten te komen wat hier bedoeld wordt. En dan heeft hij/zij nog slechts één van de namen voor dat joodse feest. Andere titels zijn ‘Wekenfeest’ (Sjavoe’ot), ‘Feest van de oogst’ of ‘Feest van de eerstelingen’. Die twee laatste namen geven aan dat het om een gedenkdag gaat met zijn wortels of verbindingen in de akkerbouw, terwijl ‘Wekenfeest’ of ‘Dag van de vijftigste’ iets schijnt te zeggen over het tijdstip van dat feest. De namen ‘Wekenfeest’ of ‘Dag van de vijftigste’ zijn ontleend aan de telling van de zeven weken of negenenveertig dagen na de eerste dag van het Paasfeest (Pesach), zoals bepaald is in Leviticus 23.
Een traditioneel pelgrimsfeest
Samen met Pesach en Soekkot (Loofhuttenfeest) vormt Sjavoe’ot het drietal ‘vreugdefeesten’, een soort thanksgiving day, pelgrimsfeesten waarbij de Joden opgingen naar de tempel op de Sionsberg (vgl. Ps. 122,1.4). Dat ‘opgaan’ moet naast ‘reizen’ ook letterlijk worden verstaan. Vanuit de kuststreek ligt Jeruzalem op rond de 800 meter boven de zeespiegel, terwijl men vanuit de Jordaanvallei zo’n 1200 meter moest stijgen om de heilige stad te bereiken.
Bedrijft Lucas een woordenspel als hij in 1,13 vertelt dat de apostelen na de hemelvaart op de Olijfberg ‘opgingen’ naar de bovenzaal waar zij gewoonlijk verbleven? De evangelist gebruikt daar het werkwoord anabainein dat een vertaling is van het Hebreeuwse alah, hetgeen het opgaan naar hoger gebied, vooral naar de tempel van de Heer betekent, de alija (eveneens gebruikt als aanduiding van de migratie van elders in de wereld naar Israël) zoals in het pelgrimslied Psalm 122 uitgezongen wordt ‘Hoe verblijd was ik toen zij mij zeiden: “Wij gaan op naar het huis van de Heer…”’ Zo kan de bovenzaal als een verlengde of actualisering van de tempel gezien worden (vgl. Ezech. 42), en dus niet zo maar een verblijfplaats. Dat wordt ook duidelijk in het feit dat de groep zich wijdt aan gebed. In zijn evangelie laat Lucas Jezus over de tempel verklaren ‘Mijn huis moet een huis van gebed zijn’ (Luc. 19,46). Hier vormt zich de eerste christelijke huisgemeente. In Handelingen 2,42–47 zien we dat het gezamenlijk gebed als een van de karakteristieken van de christelijke huisgemeenten beschreven wordt.
Theofanie
Al in het tweede vers beschrijft de auteur het bijzondere karakter van dit apostolisch pelgrimsfeest. Geraas, wind en vuur zijn traditionele beelden van een Godsmanifestatie, hetgeen Lucas nog eens onderstreept door te vertellen dat het ‘plotseling’ gebeurde, en dus niet door mensen voorbereid kon zijn. We mogen hier denken aan een zelfde soort fenomenen als vermeld in de verhalen over de Verbondssluiting in de woestijn, want in de Joodse traditie is Sjavoe’ot ook de herdenking geworden van dat verbond tussen jhwh en zijn volk. En zo wordt die apostolische ervaring een echo van het constitutieve moment van het volk Israël. De auteur gebruikt hier trouwens ook het Griekse èchos.
De traditie leert dat over God slechts in beelden kan worden gesproken, en de auteur laat dat hier ook duidelijk zien als hij schrijft over ‘een soort vlammen’ (nbg/kbs) of ‘vurige tongen’ (Willibrord) die zich verdeelden en op ieder van de aanwezigen in dat huis neerzetten en waarvan het moeilijk is een concrete voorstelling te maken. Bovendien kan het hier gebruikte Griekse woord gloossa zowel ‘tong’, ‘taal’ en zelfs ‘volk’ betekenen. En dat zien we direct in het volgende vers, waar vermeld wordt dat zij ‘andere (of vreemde) talen’ begonnen te spreken zoals de Geest hen ingaf.
Bepaalde kerken of groepen zien hier graag een vermelding van de zogenaamde ‘glossolalie’, de klanktaal waarover Paulus schrijft in 1 Korintiërs 12,10. Daartegen pleit echter dat er hier geen vertolker nodig was, terwijl Paulus schrijft dat in geval er geen vertolker voor handen is men klanktaal moet vermijden in de samenkomst van de gemeente.
Lucas is goed op de hoogte van de joodse tradities en zijn verhaal hier heeft karakteristieken van een overlevering waar verteld wordt dat bij de afkondiging van de Tora op de Sinai elk woord van God zich verdeelde in 70 tongen/talen, waarbij het getal 70 de symbolische aanduiding is van de totaliteit van alle volken.
De toegestroomde menigte
Sprekend over ‘vrome Joden woonachtig in Jeruzalem en afkomstig uit ieder volk op aarde’ weidt de evangelist de hierboven vermelde midrasj over de totaliteit van alle volken nu verder uit. In de verzen 9-11 wordt een aantal volken vermeld, die hoewel er geen sprake is van zeventig, toch als een soort ‘pars pro toto’ voor de hele wereldbevolking gezien kunnen worden. Op deze wijze herneemt Lucas wat hij schreef aan het eind van zijn eerste boek: ‘Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem’ (Luc. 24,46vv).
Spreek- of hoorwonder
Het feit dat de toegestroomde menigte de leerlingen ‘in vreemde talen’ hoorde spreken veroorzaakte onder hen verwarring, verbijstering, ontzetting en verwondering. Door zo de reactie van die toehoorders te tekenen laat de auteur duidelijk blijken dat het hier om een heel bijzondere ervaring en situatie gaat. Godsmanifestaties veroorzaken dat soort reacties.
Maar er is meer. Iedereen, waar hij ook vandaan komt, hoort de leerlingen ook spreken in zijn eigen taal (het Grieks gebruikt hier ‘dialect’). ‘Zij allen werden ontzet en in verlegenheid gebracht en vroegen zich af: Wat heeft dit te betekenen, wij horen hen spreken in onze eigen talen over de grote daden Gods.’ Vanwege deze situatie kwam de vraag op of het hier om een spreek- of een hoorwonder gaat. Bij een spreekwonder zou het gaan om een situatie waarin de leerlingen in vele en verschillende talen blijken te kunnen spreken. In het geval van een hoorwonder zou dat zelfs kunnen betekenen dat de leerlingen misschien slechts één enkele taal spraken die echter door blijkbaar voldoende met de dialecten van al die mensen overeenkwam en door hen allen begrepen kon worden. De discussie over de vraag of het om een spreek- of een hoorwonder gaat laat wel zien dat velen het verhaal van Lucas nog steeds lezen als een historisch verslag of een reportage en willen weten wat er op die Pinkstermorgen nu precies is voor gevallen in Jeruzalem. Maar daar over schrijft de evangelist niet, en wel over de magnalia Dei, de grote daden Gods die met de komst van de heilige Geest verkondigd en verstaan worden.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘Petrus de verkondiger’ (Handelingen 1,1–6,7), in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
Johannes 20,19-23
Voor Johannes zijn Pasen en Pinksteren niet twee feesten die op dezelfde dag plaatsvonden en gevierd werden, maar slechts één enkel feest met verschillende kanten. Pasen en Pinksteren horen bij elkaar, dat is ook het geval bij Lucas, maar Johannes laat dat wel heel duidelijk zien door de verrijzenis en de mededeling van de heilige Geest op dezelfde dag plaats te laten hebben. Toch zit er aan de voorstelling van Johannes ook een negatieve kant. De deuren van het huis waar de leerlingen zich bevonden zijn gesloten uit vrees voor de Joden/Judeeërs. De ervaring/verschijning van de verrezen Heer en de mededeling van de heilige Geest hebben deze angst nog niet direct kunnen overwinnen. Een week later zitten de leerlingen nog steeds opgesloten.
Jezus kwam in hun midden staan. Hij immers, is het centrum en de bestaansgrond van de apostolische gemeente. Vragen hoe Jezus door gesloten deuren binnen kon komen gaat voorbij aan de erkenning van die centrale positie van Jezus. Vervolgens wenst hij hun de vrede, sjaloom, een wens die ongetwijfeld ‘alle goeds’ wil uitdrukken, maar die tegelijkertijd ook een bijzonder alternatieve betekenis heeft. In het Hogepriesterlijk gebed (Joh. 17) stelt Jezus zijn gemeenschap tegenover de wereld (de wereld van het Romeinse imperium?). Daar bidt hij voor zijn leerlingen en niet voor de wereld. Hier moeten we eveneens denken aan een tegenstelling tussen de vrede van Jezus en de Romeinse vrede die bevochten wordt met wapengeweld, tot meerde eer en glorie van de ‘goddelijke’ keizer . Vervolgens toont hij hun zijn kruiswonden. Waarom? Om geen twijfel te laten bestaan dat hij het werkelijk is? Eerder als een weg tot geloof, waarmee hij de leerlingen erop wijst dat zij steeds het oog gericht moeten houden op de gewonden die zij tegenkomen. Dat wordt in het vervolg van dit hoofdstuk duidelijk als Jezus een week later zijn wonden toont aan Thomas.
Na voor de tweede maal de vrede toegewenst te hebben, geeft hij hun een opdracht, een zending, naar de wijze waarop hij zelf door de Vader gezonden is, bekrachtigd door de Geest. Daarom ademt hij over hen, maakt hen deelgenoten van zijn eigen levensadem. Als zij zich openstellen voor deze Geest, als zij uit hun geslotenheid naar buiten treden, zullen ook zij vredebrengers kunnen zijn en mensen van vergeving zijn in plaats van problemen te maken van de zonden van anderen. Maar Jezus voegt er tegelijkertijd een waarschuwing aan toe. Als zij niet vergeven, niet in staat zijn over de zonden van anderen heen te stappen, dan zal er geen vergeving, geen vrede zijn, dan zal de Geest niet werken in hen.
1 Korintiërs 12,3b-7.12-13
Het begin van deze lezing maakt een onderscheid tussen datgene wat niet en wat wel voortkomt uit de heilige Geest, namelijk de belijdenis of erkenning van Jezus als de Heer. Dat is voor de apostel de basis. Hiermee gaat hij in tegen een blijkbaar bestaande opvatting in de gemeente dat de charismata het belangrijkste waren en sommige zelfs nog meer dan andere. Niemand kan er zich op voorstaan belangrijker, gezegender te zijn dan de ander, immers er is maar één Geest, één Heer en één God die alles teweegbrengt ten bate van de gemeenschap.
Vervolgens vergelijkt de apostel de gemeente met het menselijk lichaam waarvan alle delen samen dat ene lichaam vormen, niet als de som van een groot aantal delen. De eenheid in de gemeente is werk van de Geest, en overstijgt zo de traditionele grenzen tussen Joden en Grieken, slaven en vrije mensen. Allen gevormd en begeesterd door één en dezelfde Geest.
Preekvoorbeeld
Pinksteren: de vijftigste dag na het verrijzenisfeest van Pasen. Om de rijkdom van dit feest te kunnen vatten, is het goed om eerst even te kijken naar zijn oorsprong. Het is een feest met verschillende historische lagen. Als oudste laag is het een natuurfeest: de Joden vierden hun oogstfeest, waarop ze met hun eerstelingen naar God kwamen om hem te danken en zich ervan bewust te worden dat hij de vruchtbaarheid gaf: een soort thanksgiving day. Later werd het een historisch feest: de Joden herdachten de dag dat God in de woestijn zijn verbond sloot met het volk Israël, vijftig dagen na de uittocht van Egypte. Dat ging toen gepaard met veel geraas, wind en vuur: tekens van een godsopenbaring. En als derde laag is er de christelijke herdenking: vijftig dagen na de verrijzenis ontvingen de apostelen de heilige Geest, die Jezus hun had beloofd. En ook hier is er sprake van hevige wind en vuur als een soort echo van wat ooit in de woestijn gebeurd was. Hiermee ontdekken we hoe Oud en Nieuw Testament, hoe jodendom en christendom met elkaar innig verweven zijn.
Volgens Lucas gebeurde dit vijftig dagen na Pasen. Maar in het evangelie van Johannes gebeurt Pinksteren op de avond van Pasen zelf, waar de verrezen Heer bij zijn apostelen binnenkomt die nog in hun angst zijn opgesloten. Hij blaast over hen, net zoals God in het scheppingsverhaal zijn levensadem in Adam blaast. En Jezus zendt zijn bange apostelen naar buiten om een werk van verzoening te beginnen. Hier is sprake van een nieuw scheppingsverhaal.
Maar er is veel méér aan de hand. In het verhaal van de Handelingen van de Apostelen vertelt Lucas dat iedereen de boodschap van Petrus verstond in zijn eigen taal. Hij vindt het zelfs de moeite waard om de vele landen te vermelden van waaruit de joden naar Jeruzalem gekomen waren. Er is zelfs sprake van ‘vrome mannen die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel’. Waar het Lucas om te doen is, is duidelijk maken dat Jezus’ boodschap voor de hele wereld bedoeld is: universeel. Ook dit sluit aan bij het nieuwe scheppingsverhaal. De Geest opent hier een heel nieuwe toekomst voor ons: mensen verstaan mekaar opnieuw. Ze spreken dezelfde taal! Het doet me denken aan het verhaal van de spraakverwarring toen mensen de toren van Babel aan het bouwen waren. Niet omdat ze geen Chinees verstonden, maar mensen begrepen mekaar niet meer. Ze waren vervreemd van elkaar, ieder in zijn eigen wereldje. En dat is iets dat we de dag van vandaag overal meemaken: in gezinnen, in huwelijken. ‘Ik versta je echt niet. Ik weet niet wat jij wilt. Ik geef het op.’ Maar ook op nationaal en internationaal gebied, waar mensen liever naar wapens grijpen en geweld dan naar dialoog en verzoening. Pinksteren is een nieuw begin met de schepping. Dat schept nieuwe hoop en toekomst!
Het is ook geen feest dat slechts eenmaal heeft plaats gehad. In het verder verhaal van de Handelingen lezen we dat de Geest regelmatig neerdaalde over mensen die zich openstelden voor de boodschap van Jezus. Dit wil zeggen dat ook vandaag Pinksteren kan gebeuren hier op deze plaats, als wij ervoor kiezen om ons hart te openen voor de Geest die Jezus ons zendt. Het gaat om dezelfde Geest van Jezus, in wie wij allen eens zijn ondergedompeld bij ons doopsel.
Wat me vooral treft in het evangelie: Jezus zendt ons tot verzoening opdat wij in vrede zouden kunnen leven. En dan bedoelt hij niet het soort vrede die alleen door wapens wordt bevochten. Het gaat om vrede met onszelf, vrede met mekaar. Daar moet het beginnen. Vandaar uit kan slechts vrede groeien in onze Kerk en onze wereld. Dat soort vrede is slechts mogelijk dank zij de vergeving die wij mensen aan elkaar kunnen schenken. Als er op dit moment in onze wereld één medicijn nodig is om met elkaar in verbondenheid te kunnen leven dan is het verzoening dank zij vergeving. En die verzoening is ondenkbaar zonder barmhartigheid.
Op een bepaald moment schreef Paulus aan zijn mensen: ‘Blus de Geest niet uit’. Dat gevaar is niet denkbeeldig, zeker in een tijd waarin kerken gesloten worden en het aantal gelovigen gestaag afneemt. Dan heb je de neiging om pessimistisch te gaan denken en spreken. Op die manier scheppen we een sfeer van defaitisme en langzame dood. En dat is nu precies het tegenovergestelde van Pinksteren.
Pinksteren vandaag is de uitdaging om te geloven dat we met onze Wereldkerk in een nieuwe fase zijn terecht gekomen waarin wij niet meer wachten tot de mensen naar onze kerk terugkomen, maar waar wij zelf naar mensen gaan als vreedzame getuigen. Dat kunnen wij niet zonder hun onze vriendschap en achting te tonen. Daar waait de Geest en ontstaat nieuw leven. Laten wij samen bidden dat het vuur in ons mag branden!
inleiding Gerard van Buul ofm
preekvoorbeeld Bob van Laer ofm