- Versie
- Downloaden 35
- Bestandsgrootte 380.99 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 30 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
27 mei 2012
Pinksteren
Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; Gal. 5,16-25; Joh. 15,26-27;16,12-15 (B-jaar)
Inleiding
In alle lezingen van deze zondag van Pinksteren gaat het over de Geest. Dat zal niemand verrassen. Belangrijk is echter of deze lezingen ons helpen de betekenis van de Geest te verstaan. In de reeks van kerkelijke hoogfeesten – Kerstmis, Pasen en Pinksteren – lijkt de verkondiging een oplopende moeilijkheidsgraad te hebben voor menig predikant. Hoe te spreken over de Geest? Dit jaar heeft de redactie van dit tijdschrift bij de tweede lezing en het evangelie gekozen voor de alternatieven die het directorium aanreikt. Wat dragen deze lezingen bij aan het verstaan van de betekenis van de Geest voor de geloofsgemeenschap?
Johannes 15,26-27; 16,12-15
In het Johannesevangelie horen we verschillende keren dat de leerlingen Jezus’ woorden en daden niet begrijpen, maar pas na zijn opstanding tot inzicht komen. Dat begint al in hoofdstuk 2, waar Jezus zegt: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’. Deze woorden verstaan ze pas na zijn opstanding uit de dood (2,19-22). En na de toejuichingen van Jezus bij diens intocht in Jeruzalem staat er: ‘Zijn leerlingen begrepen dit aanvankelijk niet, maar later, toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit over hem geschreven stond, en dat het zo ook gebeurd was’ (12,16). En na de voetwassing zegt Jezus: ‘Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen’ (13,7; vgl. ook 20,9v). In de afscheidsrede die op de voetwassing volgt geeft Jezus aan dat na zijn heengaan de Geest zal komen om de leerlingen tot het volle inzicht te brengen: ‘Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb’ (14,26). En in het evangelie van vandaag, eveneens uit de afscheidsrede, horen we Jezus zeggen: ‘Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen’ (16,12).
Een van de taken van de Geest is inzicht geven in de betekenis van Jezus. Dat komt ook tot uidrukking in de benaming ‘de Geest der waarheid’, die we twee keer horen in het evangelie van vandaag. In het Grieks, de taal van Johannes, komt dat nog duidelijker naar voren. Het Griekse woord voor waarheid is alètheia. Letterlijk vertaald betekent dat: ‘niet-verborgen, niet-vergeten’. Dat is dus de werking van de Geest: de Geest ontrekt aan de vergetelheid en aan de verborgenheid. De Geest brengt aan het licht. En wat in dit geval door middel van de Geest aan het licht komt is de ware betekenis, de ware bedoeling van Jezus’ komst. ‘Hij zal over Mij getuigenis afleggen’, zegt Jezus in het evangelie (15,26) en ‘Hij zal het ongelijk van de wereld aantonen’ (16,8), de wereld namelijk die hem heeft afgewezen.
Naast inzicht geeft de Geest ook kracht en hij bemoedigt. Dat zit opgesloten in die andere benaming van de Geest: ‘de Helper, de Trooster’. Kracht en bemoediging zullen de leerlingen hard nodig hebben bij hun getuigenis over Jezus, want hun boodschap zal op weerstand stuiten van de kant van de wereld (16,1-2), zoals ook Jezus zelf heeft ondervonden (15,18).
In het evangelie van vandaag komen we de volgende bewegingen tegen: de afdalende beweging van de Vader via de Zoon en door de Geest naar ons mensen. Van de Vader is het Woord uitgegaan en in Jezus tot ons gekomen (‘Alles wat de Vader heeft is ook van mij’, 16,15). De Geest ten slotte, deelt dit Woord mee aan ons mensen (16,14) en voert ons tot inzicht.
Maar ook de omgekeerde opgaande beweging komen we tegen. Door het waarachtige en levendige getuigenis van mensen, samen met en in de kracht van de Geest (15,26v en 16,14) wordt Jezus verheerlijkt. En Jezus op zijn beurt brengt door zijn leven te midden van ons mensen de heerlijkheid van de Vader aan het licht (1,14).
Handelingen 2,1-11
We horen hoe de leerlingen op de dag van Pinksteren deel krijgen aan de heilige Geest. Verschillende verhaalelementen doen denken aan het verhaal van de profeten Elia en Elisa en de overdracht van de profetenzending (2 Kon. 2,9-15). Bij die overdracht gaat het over de mantel als uiterlijk teken, maar veel belangrijker is de geest. Vlak voor het heengaan van Elia mag Elisa een laatste verzoek doen. Elisa vraagt aan Elia: ‘Ik zou graag een dubbel deel van uw geest willen’ (2 Kon. 2,9). Elia zegt dat zijn bede verhoord zal worden als hij diens opname ten hemel zal kunnen zien. Vervolgens staat er dat Elia voor de ogen van Elisa onder hevige wind ten hemel wordt opgenomen in een wagen van vuur. Wind en vuur horen bij hemelse verschijningen. Daarna pakt Elisa de mantel die Elia heeft laten vallen, en slaat daarmee op het water. Dat verdeelt zich naar links en naar rechts, zodat Elisa kan oversteken. Degenen die dat alles van verre hebben aanschouwd zeggen: ‘De Geest van Elia rust op Elisa’ (2 Kon. 2,15). Deze Geest rust Elisa toe om in het spoor van Elia te gaan. Hij splijt het water, zoals Elia dat even daarvoor ook heeft gedaan (2 Kon. 2,8). Uiteraard roept dit direct herinneringen op aan Mozes, die de wateren van de Rietzee sloeg, zodat het volk droogvoets door de zee kon trekken. Zoals Elisa geleid wordt door de geest die werkzaam was in Elia, zo zullen de leerlingen van Jezus geleid worden door de kracht van de Geest, die de Vader hen schenkt in naam van Jezus.
En we horen vervolgens hoe de leerlingen vrijmoedig naar buiten treden en spreken van Gods grote daden. Wat zijn die grote daden? Maria zingt ervan in haar lofzang: ‘want grote dingen heeft de Machtige aan mij gedaan’ (Luc. 1,49). Tot de grote daden van God hoort zijn omzien naar ons mensen en zijn wonen midden onder ons in Jezus. En evenals Mozes en het volk, evenals Elia en Elisa is Jezus door de doodswateren heen gegaan naar het land van belofte. Daarvan getuigen de leerlingen op deze dag van Pinksteren.
De Geest geeft hen de moed én het inzicht (denk aan de betekenis van de Geest zoals die in het evangelie van Johannes wordt aangeduid) om dit te verkondigen. Omdat zij zelf met behulp van de Geest tot inzicht zijn gekomen, kunnen de leerlingen deze boodschap op een verstaanbare wijze vertolken aan ieder die het wil horen.
Galaten 5,16-25
Deze lezing uit de brief aan de Galaten maakt deel uit van een groter geheel (5,13–6,10), dat later aan de brief is toegevoegd. Deze toevoeging bevat een algemenere beschouwing over de betekenis van de wet in verhouding tot leven uit de Geest. Deze toevoeging begint met de woorden: ‘Broeders en zusters, U bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dient elkaar in liefde’ (5,13). En dan verwijst hij naar de wet die zich laat samenvatten in dit ene woord: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (5,14).
De roeping tot vrijheid is het uitgangspunt. Die vrijheid kan echter van verschillende kanten aangetast en bedreigd worden. Door zich uit te leveren aan eigen verlangens en begeerten, maar ook door wetticisme. Wetticisme is het hoofdthema van het eerdere gedeelte van de brief, waarin Paulus onder andere zegt: ‘Geeft God u de Geest en goddelijke krachten omdat u de wet naleeft? Of geeft hij ze omdat u naar hem luistert en op hem vertrouwt?’ (3,5)
Paulus roept de Galaten op tot een leven volgens de Geest. Wie leeft vanuit de Geest zal niet in de val lopen van eigen begeerten, noch verstrikt raken in wetticisme. Wie zich laat leiden door de Geest ontkent de wet niet. Alleen, men is niet langer onderworpen aan de wet (5,18). Wie leeft vanuit de Geest vervult de wet, ja zelfs meer dan dat. Denken we daarbij hoe Jezus in de bergrede in het Matteüsevangelie spreekt over het doen van ‘meer dan het gewone’. Dat ‘meer’ komt tot uitdrukking in de overvloedige vrucht van de Geest, waarvan Paulus uitdrukkelijk zegt: ‘Tegen zulke dingen richt de wet zich niet’ (vv. 22v). Wie leeft volgens de Geest, leeft voorbij aan de eigen verlangens. Of duidelijker misschien nog: wie leeft volgens de Geest, leeft voorbij aan de eigen begeerten (6,16). In deze lezing geeft Paulus een hele opsomming van leven in de ban van eigen begeerten. Een dergelijk leven uit zich in ontucht, onreinheid, losbandigheid en nog veel meer (vv. 19vv).
Paulus roept op zich te richten op Christus Jezus (v. 24) en te leven volgens diens Geest (v. 16). Zo’n leven zal vrucht dragen en zich uiten in ‘liefde, vreugde, vrede, geduld’ en nog veel meer (vv. 22v). Kenmerken van een leven volgens de Geest zijn inzicht, vrijheid en (vrij)moed(igheid). In zo’n leven hebben de richtlijnen van de wet niet het karakter van opgaven, maar zij vloeien als het ware vanzelf voort vanuit de verbondenheid met de Geest en diens werking in ons. Levend door de Geest, krijgen we deel aan diens gaven, of om met Paulus te spreken: aan de ‘vrucht van de Geest’.
Preekvoorbeeld
Vraag mensen naar wat christenen met Pinksteren vieren, en de kans is groot dat velen hier het antwoord op schuldig blijven. Vraag hen wat liefde is, en de reactie is ongeveer gelijk. Want hoe kun je met woorden het woordenloze vatten? Pinksteren is het grote feest van de liefde. ‘… Adem mijn adem, voel wat ik voel, en ik zal jou zijn (…) en jij zult mij zijn, vrij zijn…’ (liedtekst van Peter Schaap). Johannes schrijft dat Jezus, toen hij stierf, de geest gaf. Wanneer Jezus na zijn verrijzenis aan de leerlingen verschijnt, blaast hij over hen, en zegt: ‘Ontvang de heilige Geest’. Pinksteren gaat om het raadsel dat God mensen zijn liefde verklaart. Hij blaast die relatie leven in, en versiert mensen met het mooiste juweel dat er is: het licht van de liefde.
Maar zo licht was het níet bij het begin van die eerste Pinksterdag. Het verhaal wortelt in een beklemmende atmosfeer van onzekerheid en angst. Je kunt het geen leven meer noemen, het bestaan van Jezus’ leerlingen op dat moment. Zij zijn bang ontdekt te worden, bang voor arrestatie en voor de dood. De storm die in hén woedt, manifesteert zich vervolgens in een geraas dat het hele huis waarin zij zich bevinden, vervult. Vindt dit plaats in een woonhuis, of gaat het om de tempel, het huis van God? Het transformeert hen en brengt hen van donker naar licht. Die Pinksterstorm verwijst naar de chaos bij de schepping, waar God uit de duisternis het licht te voorschijn roept. Het mag ons ook herinneren aan de angst van de Israëlieten bij de Sinaï. Daar daalde God uit een wolk van wind en bliksemend hemelvuur af, om aan het volk de Wet te geven: ‘Ik geef je mijn Woord’: licht in de duisternis en weg ten leven. En op de dag van Pinksteren zien wij tongen van vuur die zich op de leerlingen neerzetten. Zij, die eerst als de dood waren, ontvangen nu geestkracht en worden bezield met het Licht van het begin. Dit is het licht dat Mozes uitstraalde toen hij de Wet ontving, en dat Jezus, als geen ander, in en met zijn leven heeft uitgedragen. De leerlingen roepen het uit over de grote daden van God: daden van licht, leven en liefde. De verzamelde mensen in Jeruzalem zijn verbijsterd, want iedereen verstaat dit in de taal van zijn geboortestreek. Dat is de taal van het begin, van je jeugd. Ja, zelfs een kind begrijpt het. Het is een boodschap die binnenkomt in je hart en die je thuis brengt. Misschien hebt u dat wel eens mee mogen maken, zo’n dag dat alles klopt en goed is. Zo’n moment van licht en zekerheid, dat aanvoelt als de dageraad van de eeuwigheid. Je hebt geen angst meer en kijkt vol vertrouwen naar de toekomst. Je weet: ik ga ervoor, wat er ook van komt. Dát is Pinksteren: vurige bezieling.
Het lied van het begin klinkt hier opnieuw en het stuurt zijn licht vooruit. Want God weet dat het moeilijk is om vol te houden wanneer de twijfel knaagt. Wanneer de wereld je voor gek verklaart omdat je trouw blijft aan Gods droom van liefde. Het is níet om de Wet (met zijn angst voor alles wat niet mag, en wat je toch doet) dat Paulus zo sterk tegen de uitingen van een zondig leven fulmineert. De kern van de zonde is dat die de band van liefde tussen God en mens, en de band tussen mensen onderling kapotmaakt. De Geest die Jezus aan de leerlingen belooft te sturen, is de Geest van Waarheid. Zij is dezelfde als ‘Het Licht van het begin’, want zij voert naar God, die liefde is. Tegenover die liefde staat niet de haat, maar de angst, want het is de angst die ons verhindert lief te hebben. ‘Adem mijn adem, adem je vrij’, is het liefdeslied van God in het Paradijs (Gen. 2,7). En dat klinkt door in Psalm 104: ‘Geef uw adem en uw schepsels worden herschapen.’ De psalmist zegt daarom: ‘Ik zing voor de Heer zolang ik besta. Mijn lied zal hem bevallen en ik vind vreugde in de Heer (Ps. 104).
Moge het zo zijn. Zalig Pinksteren!
Theo van Adrichem ofm, inleiding
Frank van der Knaap, preekvoorbeeld