- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 298.31 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
5 april 2009
Palm- of Passiezondag
Lezingen: Mar. 11,1-10 (Joh. 12,12-16); Jes. 50,4-7; Ps. 22; Fil. 2,6-11; Mar. 14,1(15,1-39)– 15,47 (B-jaar)
Inleiding
Het gaat hier om een christologische geschiedschrijving. Alle vier de evangelisten gebruiken de voorgeschreven pelgrimstocht van Jezus naar Jeruzalem voor de viering van het Pesachfeest als kapstok voor hun theologische kijk op Jezus. Zij zien hem als dé Gezalfde Gods. Deze geloofsvisie willen zij verkondigen. De exacte historische toedracht van Jezus’ intocht maken zij daaraan ondergeschikt (zie Dei Verbum, nummer 19). De evangelisten gebruiken beelden uit het Oude Testament voor de geleidelijke onthulling van het Messiasgeheim. De laatste drie kilometer van Jezus’ opgang naar Jeruzalem zijn voor hen een ‘profetische handeling’, een zinnebeeldige actie, een profetie metterdaad. Wat verborgen is voor het profane oog, proberen zij zo zichtbaar te maken voor een gelovige blik. Aan het volk ontging immers de werkelijke betekenis van Jezus Messias. Marcus en Johannes reiken ons vandaag hun code aan, een leessleutel voor de bijbelteksten van de Goede (Stille) Week. Zij willen dat wij het verhaal van Jezus’ lijden en dood lezen, voorzien van het plusteken van zijn messiaanse zending.
Marcus 11,1-10
Jezus gehoorzaamt de wet van Mozes (Ex. 23,14-17) en gaat, zoals alle vrome joden, voor het Paasfeest op naar Jeruzalem. Samen met de andere pelgrims uit Galilea nadert hij de heilige stad vanaf de Olijfberg. Jezus stuurt twee leerlingen vooruit om een ezelsveulen te lenen. Marcus zinspeelt hiermee op de tekst van Zacharia 9,9 (‘Je koning is in aantocht. Nederig komt hij aanrijden op een ezel…’). Niet als een gewone pelgrim, ook niet als een politieke bevrijder, maar als vredevorst trekt Jezus Jeruzalem binnen. Rabbi Jehosjua ben Levi (ca. 250 na Christus) maakt een kritisch onderscheid: ‘Als Israël het waardig is, komt de Messias met de wolken (Dan. 7,13), als het dat niet is, komt de Messias arm en rijdend op een ezel.’ Bij Marcus is het uniek dat Jezus hier naar zich zelf verwijst als ‘de Heer’ (met lidwoord). Dit is de titel waarmee de eerste christenen de verrezen Christus aanduidden. Het Oude Testament reserveert ‘de Heer’ hoofdzakelijk voor JHWH.
Marcus vermeldt vervolgens drie symbolische handelingen, die de waardering van de leerlingen en het volk voor Jezus onderstrepen. De leerlingen leggen hun kleren op het rijdier, zoals dat bij voorname mensen gebeurt. Dan spreiden ‘velen’ hun kledingstukken uit op de weg. In het Oude Testament is dit een eerbewijs voor een koning (zie de inhuldiging van koning Jehu in 2 Kon. 9,13). ‘Anderen’ halen groen van het veld om er de weg mee te bedekken. De reden voor deze eerbewijzen verwoorden zij met een citaat uit Psalm 118,25-26. Deze psalm, een dankliturgie, behoort tot de zogeheten Hallel-psalmen (Ps. 113–118). Psalm 118 wordt gereserveerd voor het Paasfeest en het Loofhuttenfeest. Hallel betekent ‘Prijs’, vergelijk (h)alleluia ‘prijst JHWH’. ‘Hosanna’ betekent ‘Red toch’, strikt genomen staat er ‘Geef toch ruimte’. ‘Hosanna’ veranderde geleidelijk van een bede in de begroeting van een koning. De psalmtekst ‘Gezegend wie komt in (met) de naam van de Heer’ is oorspronkelijk een algemene zegenwens. Iedere pelgrim in Jeruzalem kon hiermee worden begroet. ‘In de naam van de Heer’ kan zowel ‘in opdracht van’ als ‘onder aanroeping van…’ betekenen. Dit rechtvaardigt Psalm 118,25 in de Nieuwe Bijbelvertaling: ‘Gezegend wie komt met de naam van de Heer.’ Het citaat hoeft op zich geen belijdenis van Jezus Messias te zijn. Hier, in de context van Marcus, gaat het echter wel zo klinken (een relecture). Het aansluitende parallelle vers van Marcus ‘Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David’ bevestigt dit. De titel ‘onze vader’ is eigenlijk voorbehouden aan stamvaders zoals Abraham, Isaac en Jacob. Voor Marcus breekt met de komst van Jezus iets nieuws aan, het koninkrijk van God. Dat is iets anders dan hetgeen het volk verwacht. De spanning tussen de toenmalige joodse Messiasverwachting en het christelijke Messiasgeloof komt hier door de eigenaardige formulering ‘koninkrijk van onze vader David’ aan het licht. De liturgisch lijkende ‘antifoon’ ‘Hosanna in de hoogten (= hemel)’ geeft aan God de eer. Hij alleen doet het komende Rijk aanbreken. Onze perikoop laat het slotvers 11 weg. Het vormt een anticlimax. Na zijn triomfantelijke intocht neemt Jezus met de twaalf leerlingen ongestoord een kijkje in de tempel (ter voorbereiding van zijn drastische reiniging van de tempel de volgende dag?) en vertrekt naar zijn logeeradres in Betanië op de Olijfberg. Van de opgewonden menigte, van een reactie van de overheid en het ezeltje ontbreekt ieder spoor.
Wat is er nu werkelijk gebeurd op Palmzondag? Marcus heeft een oude traditie over de intocht van Jezus in Jeruzalem vermoedelijk uitgebreid met het rijdierverhaal, niet om van Jezus een helderziende te maken, maar om hem te karakteriseren als vredevorst.
Johannes 12,12-16
Het relaas van het evangelie volgens Johannes lijkt op een vereenvoudiging van het verhaal van de synoptici. Johannes focust op het thema van de ontvangst van de messiaanse koning door zijn volk. Het nationalisme, dat al bij Marcus’ versie van Jezus’ intocht te proeven valt, is bij Johannes sterker aangezet. De palmtakken, in plaats van het ‘groen van het veld’ bij Marcus, herinneren aan de nationalistische Makkabeese opstand (167 voor Christus), die de palmtak als ‘logo’ voerde. In Marcus vergezelt de menigte Jezus. Bij Johannes gaat de menigte Jezus tegemoet, zoals de Hellenistische wereld een koning ontvangt (v. 13). Johannes vult het citaat van Psalm 118,25 aan met de verduidelijking: ‘Koning van Israël.’ Hij onderstreept hiermee zijn nationalistische interpretatie van de palmpasenbetoging van het volk. Daarnaast presenteert hij drie punten van overeenkomst met Marcus: de acclamatie, de jonge ezel en het detail ‘en ging erop zitten’.
Johannes corrigeert dat nationalisme van het volk door zijn volgorde van de gebeurtenissen: eerst palmtakken, daarna de acclamatie en tenslotte de keuze van een jonge ezel. Zijn theologische visie op het universele koningschap van Jezus breekt echter bij de leerlingen pas na de verrijzenis van Jezus door, en niet tijdens de intocht op Palmzondag. Johannes neemt hiermee het messiaanse misverstand van het volk weg, dat bij Marcus nog bestond. Kortom: Palmzondag confronteert het luidruchtig theocratisch, politiek messianisme van de menigte met een geruisloze presentatie van de eigenlijke messiaanse betekenis van Jezus, rijdend op een ezeltje.
Preekvoorbeeld
Daags nadat Barack Obama de Amerikaanse presidentsverkiezingen had gewonnen, zond het NOS-journaal een reportage uit over een school in een zwarte achterstandswijk in Chicago. Obama had er ooit gewerkt als sociaal begeleider of iets van dien aard. Leiding en leerlingen waren uiteraard apetrots op het succes van ‘een van hen’. Maar wat veel opmerkelijker was: de leerlingen ontleenden aan deze overwinning een nieuwe motivatie om te studeren, om te bouwen aan hun toekomst. In wat Obama had bereikt, zagen ze blijkbaar dat het zin heeft om te geloven in eigen mogelijkheden. Hun ogen waren open gegaan voor de kansen die er liggen voor iedereen. Yes, we can.
Soortgelijke dingen gebeurden niet alleen op die school, maar allerwegen. De manier waarop Obama soms messiaanse trekken werden toegedicht getuigde weliswaar niet altijd van veel realiteitszin. Maar het lijdt geen twijfel dat zijn charisma veel mensen raakte in hun hart, het gevoel gaf dat hier iemand stond aan wie je de toekomst van het land en van de wereld kon toevertrouwen. Iemand die de hoop in je wekte op een beter leven, die je inspireerde om de handen uit de mouwen te steken voor een betere wereld.
De menigte die, in het zojuist voorgelezen intochtsevangelie, Jezus juichend ‘hosanna’ toezingt, doet op een of andere manier denken aan de massa’s rond Obama die hun Yes, we can scandeerden. Nou weet je bij gelikte Amerikaanse shows op tv nooit helemaal zeker wat ‘echt’ is en wat geregisseerd of gemanipuleerd. Maar Marcus kan er ook wat van als het gaat om het regisseren van het verhaal. Hij zet de intocht van Jezus zó in scène dat je wel móet geloven dat Jezus de Messias is. Immers, als iemand ‘nederig komt aanrijden op een ezel’, kan dat natuurlijk alleen maar de vredevorst zijn waar Zacharia het over had.
In ieder geval hebben de mensen om Jezus heen het door. We zien de beelden van de menigte die Jezus herkent en erkent als de lang verwachte, de Gezalfde Gods, de ware Zoon van David.
Het openlijke of sluimerende verlangen van mensen naar vrede, naar een betere wereld, naar de wereld zoals God had beloofd, wordt door Jezus tot leven gewekt. Ze beseffen, zegt Marcus, dat híj het is, ‘hier is iemand aan wie we ons leven willen toevertrouwen, die we willen volgen’. Hij wekt in hen de hoop dat het Messiaanse Rijk van vrede binnen handbereik ligt.
Marcus vertelt het zo dat je het verhaal niet vrijblijvend kunt aanhoren. Hij wil ons overtuigen, hij wil dat ook wij ons aansluiten bij de menigte die ‘Hosanna’ juicht, dat ook wij Jezus erkennen als Messias, als onze Heer. Hij wil dat wij Jezus volgen.
Het bijzondere van de liturgie van Palmzondag is dat we in het verhaal mogen ‘meespelen’. In het Romeinse missaal staat dat de voorganger na het intochtsevangelie de processie kan inleiden met ‘de volgende of overeenkomstige bewoordingen’: ‘Broeders en zusters, laten we nu het voorbeeld volgen van de menigte die Jezus toejuichte, en de processie beginnen.’ De liturgie nodigt ons uit om van toeschouwer tot deelnemer te worden, om ons aan te sluiten bij de enthousiaste menige, met palmtakken in de hand het ‘Hosanna’ mee te zingen. We worden uitgenodigd om Jezus te herkennen en erkennen als ‘Gezegend wie komt in de naam van de Heer’, we worden uitgenodigd om ons te laten raken en te geloven dat het Rijk van vrede en gerechtigheid mogelijk is, als wij werkelijk bereid zijn Jezus Messias te volgen.
‘Zou je met Jezus mee willen gaan?’ zingen de kinderen tijdens de processie. Dat lied, die vraag, mag door blijven klinken als we na de viering terugkeren naar onze huizen waar we de palmtakjes naar oud gebruik achter het kruis steken. Een eenvoudig takje zal ons in het leven van alledag herinneren aan het enthousiasme van Palmzondag, aan ons heilig geloof dat Jezus ons het Rijk Gods, vrede en gerechtigheid, in handen geeft. En iedere dag opnieuw is er de vraag of we met Jezus mee willen gaan, of we kiezen voor een leven in zijn stijl.
Jan Holman svd, inleiding
Ad Blommerde sm, preekvoorbeeld