- Versie
- Downloaden 1
- Bestandsgrootte 86.08 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 10 februari 2023
- Laatst geüpdatet 10 februari 2023
Paaszondag, 9-4-2023
9 april 2023
Paaszondag
Lezingen: Hand. 10,34a.37-43; Ps. 118; Kol. 3,1-4 (1 Kor. 5,6b-8); Joh. 20,1-9 (A-jaar)
Inleiding
Paaszondag is de derde dag van het Paastriduüm. Vrijdag, Goede Vrijdag genaamd, staat in het teken van Jezus’ gewelddadige dood aan het kruis; zaterdag, Stille Zaterdag, staat in het teken van zijn nederdaling ter helle; en zondag, Paaszondag, behelst zijn opstanding uit de doden.
Naast en gelijktijdig aan het Paastriduüm wordt de Paaswake gevierd in de nacht van Stille Zaterdag op Paaszondag. De lezingen in de Paaswake staan allemaal in het teken van de overgang van donker naar licht, van onderdrukking naar bevrijding, van dood naar leven. Op Paaszondag focussen de lezingen op het nieuwe, verheerlijkte leven van de Paasopstanding.
Handelingen 10,34a.37-43
De eerste lezing is een passage uit de toespraak van Petrus bij de Romeinse honderdman Cornelius. Hoofdstuk 10 beschrijft de overgang van de verkondiging van de opgestane Heer aan nu ook de niet-Joden.
Niet-Joden betrekken in de blijde boodschap van Jezus is niet vanzelfsprekend. Petrus heeft er de nodige moeite mee. Maar hemelse visioenen die Petrus en Cornelius gelijktijdig hebben, brengen hen tezamen, waarop Petrus in het kort het verhaal over Jezus samenvat: het doopsel van Johannes, de kruisdood in Jeruzalem en de opstanding op de derde dag. Het is de opgestane Heer zelf die de opdracht heeft gegeven hiervan te getuigen aan heel het volk.
Na deze samenvatting, waaruit de eerste lezing bestaat, daalt de Geest neer over allen, dus ook de aanwezige Romeinen, Cornelius en de zijnen, zoals in het begin, op Pinksteren, ook over de leerlingen, zoals verhaald in Handelingen 2. Petrus trekt hieruit de conclusie dat deze met Geest begiftigden het doopsel niet geweigerd kan worden. En zo worden de eerste niet-Joden gedoopt en opgenomen in het opstandingsverhaal van Jezus.
Kolossenzen 3,1-4 of 1 Korintiërs 5,6b-8
Voor de tweede lezing is er een keuze uit twee korte passages uit twee verschillende paulijnse brieven. In beide passages gaat het niet alleen om de opstanding van Jezus Christus, maar tevens om onze betrokkenheid in die opstanding.
In de Kolossenzenbrief belijdt Paulus niet alleen dat Christus ten leven is gewekt en thans zetelt aan Gods rechterhand, maar dat zijn geadresseerden eveneens ten leven zijn gewekt in Christus. Ons leven is daardoor het leven van Christus geworden, nu nog verborgen in God, maar wanneer hij verschijnt, wanneer de Messias in heerlijkheid komt, eveneens in zichtbare heerlijkheid.
Deze tweede lezing legt daarmee niet alleen een band tussen de opstanding van Christus en onze aanstaande opstanding, maar ook met het toekomstperspectief van de wederkomst in heerlijkheid.
De andere tweede lezing is een passage uit de eerste Korintiërsbrief. In deze passage gebruikt Paulus beelden van de paasmaaltijd om te beschrijven wat Christus voor ons betekent. Het oude zuurdeeg wordt weggedaan en het paaslam geslacht. Dat paaslam is Christus. Wij die in Christus zijn, moeten daarom ook ons oude zuurdeeg wegdoen en ons voeden met het zuivere brood van reinheid en waarheid.
Deze lezing past in het bredere perspectief van het Paastriduüm door het gebruik van het werkwoord slachten. Jezus, het paaslam, wordt geslacht aan het kruis op Goede Vrijdag. Maar dan klinkt in de gezangen van de Romeinse liturgie niet het woord slachten, maar juist de woorden heil, leven en opstanding. Zo luidt de intredezang van de vooravondviering van Goede Vrijdag: wij moeten echter roemen op het kruis van onze Heer Jezus Christus, in wie ons heil, leven en opstanding is. En bij de kruisverering wordt er gezongen: vol eerbied, Christus, aanbidden wij uw kruis en wij zingen de lof van uw heilige opstanding. Het woord slachten kan pas klinken in de opstanding. Zo zingt de communiezang op Paaszondag, naar de tekst van de tweede lezing: Christus, ons paaslam, is geslacht, alleluia, laten we dan feest vieren met het zuivere brood van reinheid en waarheid, alleluia.
Zie: H.M.J. Janssen, ‘De brief aan de Kolossenzen. Cirkelen rond het mysterie’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 38-46
Johannes 20,1-9
De evangelielezing is het eerste deel van de gebeurtenissen op paaszondag zoals verhaald in Johannes 20,1-29. Het eerste deel, de verzen 1-10, gaat over de chaos veroorzaakt door het bericht van Maria Magdalena over het feit dat het graf leeg zou zijn, en het door elkaar heen lopen van Petrus en de geliefde leerling naar het lege graf.
In het verhaal wordt beetje bij beetje voor de lezer onthuld wat er met het graf aan de hand is. Maria Magdalena komt bij het graf, als eerste, en ziet dat de steen is weggerold (v. 1). Meer is nog niet te zien. Zij concludeert daaruit dat de Heer uit het graf is weggenomen (v. 2). Eigenlijk klopt dat, maar zover is Maria Magdalena nog niet – en de twee leerlingen aan wie ze het meldt, evenmin. Vers 2 klinkt veeleer als een onbegrijpelijke lijkroof.
Dan gaan Petrus en de geliefde leerling op pad. Maar ze trekken niet samen op. De vriend van Jezus loopt veel sneller (v. 3), misschien wel omdat hij Jezus’ vriend is. Hij bukt voorover en kijkt het graf in (v. 4). En zo wordt al iets meer zichtbaar van het graf van Jezus. Hij ziet de zwachtels liggen (v. 5). We horen hem echter nog geen conclusies daaraan verbinden.
Dan komt ook Petrus aan. Hij treedt wel het graf binnen (v. 6). Hij is immers een soort haantje-de-eerste, dus ook nu mag hij als eerste de nieuwe werkelijkheid betreden. En nu wordt er nog meer zichtbaar van het graf. Hij ziet immers niet alleen de zwachtels (v. 6), maar ook de zweetdoek (v. 7). Al dat lijklinnen ligt keurig opgevouwen op twee stapeltjes. Mocht in de woorden van Maria Magdalena lijkroof doorklinken, dan is nu wel zichtbaar dat dat niet het geval is: dieven ruimen de boel niet netjes op.
Daarna gaat ook de andere leerling naar binnen het graf in (v. 8). Er wordt nu niet nog meer zichtbaar van het graf; alles is al te zien. Maar er wordt wél meer zichtbaar van de geliefde leerling. Van hem wordt namelijk verteld: hij zag en geloofde. We horen dat niet over Petrus, wel in de vervolgscene in de verzen 11-18 ten aanzien van Maria Magdalena (maar met andere woorden uitgedrukt dan het werkwoord geloven) en in de verzen 19-29 ten aanzien van de apostel Tomas als enige van de apostelen (verwoord met het werkwoord geloven).
In het Johannesevangelie hebben we twee verschillende uitdrukkingen voor de geliefde leerling. De uitdrukking die in Johannes 20,1-10 gebezigd wordt, komt alleen nog voor in Johannes 11 in de verzen 3 en 36, om Lazarus mee aan te duiden. Hij heeft als dode in een rotsgraf gelegen, zoals Jezus als dode in een rotsgraf is neergelegd op het einde van hoofdstuk 19. Maar Jezus heeft hem geroepen tot leven – en Lazarus heeft geluisterd naar Jezus’ stem en de dood van het graf verlaten (vv. 43-44). Het kwartje lijkt gevallen: hij zag en geloofde verhaalt vers 8 van de evangelietekst.
Voordat de evangelist in vers 10 vertelt dat beide leerlingen weer terugkeren naar huis, onderbreekt hij in vers 9 zijn verhaal en legt aan zijn lezer uit wat er nu eigenlijk aan de hand is: tja, ze hadden nog niet begrepen wat er geschreven stond, dat hij namelijk uit de doden moest opstaan. Het Griekse woord gar, gewoonlijk met want vertaald, legt niet uit waarom de geliefde leerling zag en geloofde, maar waarom dit hele gedoe van lopen naar het lege graf plaatsvond. Het Griekse woord gar kan daarom beter vertaald worden als een emfatische interjectie – en ik zou dan kiezen voor tja. In de Schriften staat geschreven over de opstanding van de Messias, zoals ook Paulus zal schrijven 1 Korintiërs 15,3v en zoals opgenomen in de Geloofsbelijdenis. Je hebt de Schriften – dus waarom naar een leeg graf lopen? Omdat ze wat geschreven staat, nog niet begrepen hadden. In vers 9 legt de evangelist zijn lezer dus uit dat, indien je wat geschreven staat, wél begrepen hebt, je niet meer naar dat lege graf hoeft. Daar is uiteindelijk toch niets te zien. Of, in de woorden van de synoptische evangeliën van de Paaswake: ‘Hij is niet hier’ (Mat. 28,6; en ook Mar. 16,6; Luc. 24,6).
Zie: K. Touwen, ‘Petrus in het evangelie van Johannes’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok. Petrus in de Evangelies, Handelingen en brieven, Vught 2017, 34-43
Preekvoorbeeld
Heb jij weet van het donker in je leven? Ben jij hier omdat je zoekt naar licht? Naar manieren om op te staan tot nieuw leven? Naar nieuw geboren liefde?
Kijk hoe we hier zitten en samen zingen over verlangen en het licht van Pasen!
Het Paasverhaal begint als Maria van Magdala in het donker naar het graf gaat. Donker betekent dood, ze gelooft er niet meer in, haar idealen zijn dood, want haar Jezus is dood. In het schemerdonker van Paasmorgen ziet ze dat het graf open is, de donkere ingang schrikt haar af, ze rent weg in paniek, want ze denkt aan lijkroof. Ze zoekt steun bij Petrus en bij de geliefde leerling.
In diezelfde schemer rennen Petrus en Johannes, in een vreemde wedloop naar het graf. Johannes, de geliefde, komt als eerste aan, kijkt in het graf, ziet de zwachtels, maar gaat niet naar binnen.
Petrus, die graag de eerste had willen zijn, gaat wel naar binnen. Hij ziet de zwachtels en de zweetdoek keurig op twee stapeltjes, dus is het geen lijkroof, want dieven ruimen de boel niet netjes op. Toch begrijpt hij het niet.
Dan gaat de geliefde leerling naar binnen: ‘Hij zag en geloofde’.
Bij hem valt het kwartje wel. Hij herinnert zich dat Lazarus, die andere geliefde leerling uit de dood was opgewekt en dat is nu ook gebeurd. De zwachtels en doeken zijn voor hem geen bewijsstukken van leegte, maar tekens van leven.
En dan staat er die merkwaardige zin: ‘Tja, ze hadden nog niet begrepen uit de Schrift dat hij uit de doden moest opstaan.’ Hun schemer is nog niet weg!
Ook wij zitten vaak in dat schemergebied tussen leven en dood, zoekend naar licht, maar wij hebben wél de verhalen uit de Schrift. Voor ons hoeft het graf niet het einde te zijn.
Medegelovigen, hoe ervaart u zelf dit feest van Pasen?
Als een feest van nieuw leven? Als jood vierde Jezus ook dit feest van bevrijding uit de slavernij, hij zelf wordt door zijn dood en opstanding teken dat God zelfs leven schenkt door de dood heen. Daarom is er ook voor jou nieuw leven mogelijk. Ook voor mensen gevangen in oorlogsgeweld. Ook voor mensen die beschadigd zijn door trauma’s vanwege misbruik of geweld.
Je weet natuurlijk dat zulke duisternis en pijn niet zomaar weggaan. We weten dat het tijd vraagt voordat het licht van Gods liefde binnen kan.
Daarom hoort dat schemerduister voor mij bij Pasen, want er is nog zoveel onverwerkt verdriet, er zijn nog zoveel mensen, die maar weinig lichtpuntjes in hun leven kunnen ontdekken. Maar juist daar in dat schemerduister bij een graf, daar begint Pasen! Schoorvoetend. Velen hier weten uit ervaring dat rouwen tijd kost en dat het tijd kost om te zien dat Gods liefde sterker is dan de dood. We kunnen daarin steun vinden bij elkaar als kerkgemeenschap rond de Schrift.
In de eerste Schriftlezing hoorden we hoe Petrus uit kracht van de Geest vertelt en getuigt van Jezus’ opstanding. Zo kunnen wij elkaar helpen in moeilijke periodes door met elkaar te vieren dat er weer nieuwe levenskansen zijn, dat we niet gevangen hoeven te blijven in verdriet, dat we elkaar kunnen steunen.
Ik zie dat gebeuren in een inloophuis. Daar ontmoeten mensen elkaar bij een bakje koffie. Het is enkele dagen in de week open met hulp van vrijwilligers. Mensen die een beetje tussen de wal en het schip vallen voelen zich daar thuis. Ze worden zelf vrijwilliger. En iedereen is bereid om te oefenen in gastvrijheid.
Waar vriendschap groeit en vrede, daar voelen ze dat nieuw leven mogelijk is.
Medegelovigen, herken je dat? Kun je Pasen voelen in je leven?
Als je weet dat je nog maar kort te leven hebt, kan Pasen betekenen dat je niet bang hoeft te zijn. Dat je net als Jezus mag geloven dat God ons zal opvangen na de dood. Dat je mag bidden: ‘Op elk van ons houdt Gij uw oog gericht, en niemand valt, of hij valt in Uw handen’.
Ik hoop dat we ons gedragen voelen door ons gezamenlijk vertrouwen op God, ons vertrouwen dat God er voor jou is, wat er ook gebeurt.
Die ervaring is er niet altijd, maar soms ervaar je een engel of een kracht.
Die Paas-momenten, dat je Gods levenskracht ervaart zijn kostbaar. Die momenten, daardoor kunnen we volhouden. Volhouden om op te staan…
Opstaan tegen onrecht en discriminatie, opkomen voor recht op leven en voedsel voor iedereen, opstaan uit je verdriet, dankbaar zijn voor het goede in het leven.
Zo mogen we opstaan en leven. Zalig Pasen!
inleiding prof. dr. Archibald van Wieringen
preekvoorbeeld drs. Paulus van Mansfeld