- Versie
- Downloaden 50
- Bestandsgrootte 247.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 februari 2021
- Laatst geüpdatet 2 februari 2021
4 april 2021
Paaszondag
Lezingen: Hand. 10,34a.37-43; Ps. 118; Kol. 3,1-4 (1 Kor. 5,6b-8); Joh. 20,1-9 (B-jaar)
Inleiding
De lezingen zijn gekozen met het oog op Paaszondag als de dag waarop gevierd wordt dat Jezus is opgestaan, door God is opgewekt uit de doden. Nergens wordt dit gebeuren als zodanig beschreven. We zien wel hoe de leerlingen er op reageren, tot geloof komen en er door in beweging worden gezet.
Handelingen 10,34a.37-43
Deze eerste lezing bevat een gedeelte uit een preek die Petrus heeft gehouden nadat hij een belangrijke nieuwe stap in zijn leven heeft gezet. Hij heeft, daartoe uitgedaagd door een visioen, als Jood voor de eerste keer in zijn leven gegeten bij een niet-Jood, Cornelius, een Romeinse officier. Het heeft Petrus moeite gekost om binnen te gaan in het huis van de man en met hem voedsel te eten dat onrein, niet kosjer was. Het betekende voor hem ook een eerste fysieke kennismaking met de wereld van de niet-Joden. Dat klinkt door in de preek die hij meteen daarop houdt. Hij begint met de woorden (die in de geselecteerd passage zijn weggelaten): ‘Nu weet ik dat God zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die ontzag voor Hem heeft en rechtvaardig handelt!’ Vervolgens geeft Petrus een kernachtige samenvatting van zijn geloof (lees: van Lucas, de auteur van het boek Handelingen): Jezus is bij de doop gezalfd met de Geest, ging weldoende rond, Hij genas mensen, dat wil zeggen, Hij bevrijdde hen van de demonische machten die hun leven beheersten en hen onvrij maakten. Hij werd uiteindelijk aan het kruishout geslagen – er wordt niet aangegeven door wie dat gebeurde; er wordt geen specifieke schuldige aangewezen – maar God heeft hem op de derde dag doen opstaan. Ter afsluiting van zijn preek onderstreept Petrus de universele betekenis van dit alles. Iedereen die in Hem gelooft – dus ook de niet-Joden – kan vergeving van zijn zonden krijgen. In het gedeelte dat niet meer wordt gelezen, krijgt hij bijval van niemand minder dan de heilige Geest die op Cornelius en andere ‘heidenen’ neerdaalt! Waarop zij worden gedoopt.
1 Korintiërs 5, 6b-8
Voor de tweede lezing is er een keuzemogelijkheid. Men kan kiezen tussen een passage uit de brief aan de Kolossenzen en een gedeelte uit de eerste brief aan de Korintiërs. Het interessante van de laatstgenoemde passage is dat het een link legt met een thema dat samenhangt met het Joodse paasfeest: de opdracht om vanaf Pesach zeven dagen alleen ongedesemde broden te eten en vóór het begin van het feest alle zuurdesem (Hebreeuws: chameets) dat is achtergebleven, uit de huizen te verwijderen (Ex. 12,15). Onduidelijk en omstreden is de vraag of Paulus hier al dan niet verwijst naar een zeer vroege christelijke vorm van Pasen waarop de kruisdood van Christus als het nieuwe paaslam werd herdacht. Als dat het geval zou zijn, dan is het is in ieder geval niet erg aannemelijk dat de christenen van Korinte die een niet-Joodse achtergrond hadden, ook het verwijderen van het zuurdeeg uit de huizen zouden hebben gepraktiseerd. Paulus lijkt deze Joodse gewoonte veeleer als een metafoor te gebruiken voor een nieuwe levenswijze, een geestelijke en morele vernieuwing die van christenen verwacht wordt. Het Griekse werkwoord heortadzein dat wordt gebruikt, slaat dan niet op het vieren van het jaarlijkse paasfeest. Dit feest moet gedurende het hele jaar gevierd worden. Het gaat niet alleen om de verrijzenis van Christus, maar ook om het feit dat de christenen een nieuw leven zijn begonnen, gebroken hebben met het zuurdesem van hun oude bestaan.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Johannes 20,1-18
De passage uit het evangelie van Johannes die wordt gelezen, vertelt op een heel eigen wijze het verhaal van het ‘lege graf’. Er zijn enkele opmerkelijke verschillen met de versies van de synoptische evangeliën. Om te beginnen valt op dat meteen aan het begin de focus wordt gericht op Maria Magdalena. Anders dan het geval is in Matteüs en Marcus, waar Maria Magdalena samen met één of twee andere vrouwen het graf bezoekt, gaat zij hier als enige. Het is belangrijk om daarbij te weten dat in de verzen 11-18 die volgen op de passage die nu gelezen wordt, Jezus aan Maria Magdalena verschijnt en Maria hem eerst niet herkent en denkt dat het de tuinman is (deze scène wordt alleen in het Johannesevangelie beschreven!). Opmerkelijk is overigens ook dat Maria Magdalena niet naar het graf gaat om het dode lichaam te balsemen, zoals de vrouwen in de andere evangeliën dat doen (hetgeen heel vreemd is: als een lichaam van een dode wordt gebalsemd, gebeurt dat niet na, maar voordat het in het graf wordt gelegd!). In het vierde evangelie is Maria Magdalena vooral verdrietig. Ze rouwt. Verderop, vers 11 en verder, lezen wij dat ze, wanneer ze het lichaam van Jezus niet kan vinden, huilt omdat men ‘haar Heer heeft weggehaald’ (v. 13).
Voordat de verrezen Jezus aan Maria Magdalena verschijnt, beschrijft de auteur van het vierde evangelie de scène die vandaag wordt gelezen en alleen in dit evangelie voorkomt: die van de wedloop tussen ‘de andere leerling’ en Petrus die naar het graf rennen. De eerste leerling komt eerder aan bij het graf, maar wacht toch op Petrus en laat hem als eerste naar binnengaan. Met de ‘andere leerling’ moet de leerling bedoeld zijn die Jezus volgens Johannes 13,23 en 19,26 bijzonder liefhad. De passage vormt ook een contrast met 18,15 waar de ‘andere leerling’ het huis van de hogepriester binnengaat, terwijl Petrus buiten blijft staan. Men heeft gespeculeerd over de achtergronden van deze merkwaardige wedloop (die in middeleeuwse paasspelen graag werd nagespeeld). Misschien staan de ‘andere leerling’ en Petrus hier voor twee typen van christenen of christelijke gemeenschappen. Hoe dan ook, wat opvalt is dat de beide leerlingen tot geloof komen zonder dat de verrezen Heer aan hen is verschenen en ook voordat hij aan Maria Magdalena is verschenen. Eigenlijk heel merkwaardig. Wanneer een graf leeg is, is de meest voor de hand liggende verklaring dat het dode lichaam is weggehaald, niet dat het is verrezen of door God uit de doden is opgewekt. De beide leerlingen kwamen al tot geloof, voordat Maria Magdalena hun had verteld dat ‘haar Heer’ aan haar was verschenen. Frappant is met name wat over de ‘andere leerling’ werd gezegd: ‘hij zag en hij geloofde’. Hij kwam tot inzicht en geloofde. Tegelijkertijd leken ze het ook niet meteen ten volle te begrijpen: ze wisten niet dat het ging over de opstanding waarover de heilige Schrift had gesproken.
Preekvoorbeeld
Jezus’ verrijzenis is geen historisch feit dat wie dan ook zou hebben vastgesteld. De vele plastische voorstellingen waarbij Jezus ‘gezond en wel’ uit het graf opstaat hebben zich evenwel in de geesten vastgezet. Jezus’ verrijzenis is in de christelijke traditie voorgesteld als het grote slotakkoord dat de tragiek van de kruisdood het laatste woord ontneemt. ‘God deed Jezus opstaan uit de doden voor een nieuw en onvergankelijk leven bij zijn Vader’. Zo ongeveer luidt de algemeen aanvaarde formulering van Jezus’ verrijzenis. Hierin klinkt ook de hoop door van vele gelovigen wanneer ze afscheid nemen van dit aardse bestaan.
De evangelieverhalen over wat er na de dood van Jezus is gebeurd, zijn verwarrend en bevredigen onze nieuwsgierigheid niet. Historisch betrouwbaar zijn ze geenszins. De vrouwen en leerlingen die op weg gegaan zijn naar het graf vinden het leeg en worden aangesproken door een engel die tegenstrijdige opdrachten geeft. Ook zijn er berichten van leerlingen die beweren hem ‘gezien’ te hebben, maar niet goed weten wat of wie ze zagen en hoe ze die ontmoeting dienen te begrijpen. Wat wel opvalt is de ommekeer die zich bij de leerlingen afspeelt. En dat is duidelijk en indrukwekkend!
De meest spectaculaire ommekeer is wat zich in het leven van Paulus heeft afgespeeld. Hij is de wetsgetrouwe jood die het niet verdraagt dat de beweging van Jezus’ volgelingen uitbreiding vindt. Vooral hun vrije omgang met de Tora vindt hij onverdraaglijk. Met instemming van de joodse religieuze leiders zit hij hen achterna om hen een halt toe te roepen. Maar dan ‘ziet’ hij plots een helder licht. Hij weet zich aangesproken door de Gekruisigde die zich rechtstreeks tot hem richt. De Gekruisigde leeft! Dat betekent dat God een plan heeft waar die Jezus in thuis hoort. De gekruisigde is dus geen godslasteraar, zoals het officieel verdict van de religieuze leiders luidt. Hij is niet een verworpene. Integendeel, hij is door God uit de doden opgewekt. Het is een inzicht dat zijn wereldbeeld compleet onderuit haalt. Want dit betekent dat het rijk Gods hier en nu doorbreekt in de beweging die hij tot staan wil brengen.
Paulus hoort bij de eerste getuigen die de verrijzenis van Jezus begrijpt als een boodschap die niet tot de joden beperkt mag blijven. Geloof in de verrezen Christus heeft inderdaad ingrijpende maatschappelijke en sociale gevolgen. Het betekent een doorbraak voor hen die menen dat de joodse wet de noodzakelijke toegangspoort is tot het rijk Gods. Natuurlijk moet Paulus nog heel wat obstakels overwinnen eer hij zich in volle vrijheid kan uitspreken ten aanzien van de Tora, zonder deze af te wijzen. Sprekend in dit verband is zijn uiteenzetting over de betekenis van de besnijdenis, over reinheids- en voedselvoorschriften. De navolging van Jezus plaatst het vasthouden aan de Tora in een heel nieuw daglicht. Sinds de terugkeer uit de ballingschap is de klemtoon binnen de Joodse gemeenschap vooral begrepen als het afzijdig blijven van andere volken. Het ‘anders zijn’ was niet alleen aanleiding tot verharding van de eigen wetsbeleving, maar ook het motief van eigendunk geworden. De terugkeer uit de ballingschap werd nochtans gedragen door de hoop op een nieuw begin in de stad die alle joden zo dierbaar is. Een gemeenschap die een licht voor de volken zou zijn.
Het is een beeld dat de evangelisten overnemen om de betekenis van Jezus van Nazaret duidelijk te maken. Hij gaf die hoop op een nieuwe schepping concreet gestalte in zijn leven. De leidinggevenden die het apartheidsdenken koesterden voelen zich in het nauw gedreven. Daarom dient hij uit de weg te worden geruimd. Zijn vrienden en leerlingen hebben nochtans zijn scheppende aanwezigheid aan den lijve mogen ervaren. Ze zijn inderdaad ondersteboven wanneer hij als godslasteraar wordt gekruisigd. Maar zij zijn gaandeweg herboren tot het inzicht dat ook Paulus’ overtuiging geworden is. Verrijzenisgeloof is de belijdenis dat de verworpen Gekruisigde wel degelijk gestalte heeft gegeven aan de roepstem van de Ene die Hij zijn Vader noemde.
Dit nieuwe inzicht blijkt ook uit de houding van Petrus waar we vandaag over horen. Zijn toespraak wordt door Lucas weergegeven als een openheid naar alle volkeren, ook de niet-Joden. Hier breekt een nieuwe religieuze overtuiging door. Een nieuw godsbesef. Dat wordt verteld in de eerste lezing waar het heet dat Petrus, orthodoxe jood, in het huis van de heiden Cornelius is geweest en er de maaltijd heeft gedeeld waar, naar joodse normen, onrein voedsel werd gegeten. Ook Petrus heeft ‘een stem gehoord’ die hem de Tora met nieuwe ogen leerde zien.
Het zijn symbolische momenten die evenwel de doorbraak inluiden van een nieuwe religieuze beleving. De houding van Maria Magdalena en de twee leerlingen die naar het graf rennen geven vooral te kennen dat het voor hen niet meteen duidelijk is. Ze dienen er over na te denken. Dit is een heel begrijpelijke houding. Openheid naar alle volkeren betekent het aanvaarden en respecteren van alle mensen als gelijkwaardig en bemind door de Ene die Jezus ‘Vader’ noemde. Dat betekent niet dat alles om het even is. Christelijk geloof is geen onverschilligheid ten aanzien van om het even welke filosofie, religie of levenshouding. Er liggen duidelijke bouwstenen in de levensstijl van Jezus die een eigen richting aanwijzen voor het persoonlijk en sociaal leven. Wie in de navolging van Jezus treedt vindt in de herinnering aan de gestorven Gekruisigde de kritische toetssteen voor zijn eigen leven. Verrijzenisgeloof is dan ook wezenlijk verbonden met de maatschappelijke en sociale keuzes die christenen belangrijk vinden in hun dialoog met andere religies en levensvisies.
inleiding prof. dr. Gerard Rouwhorst
preekvoorbeeld Ignace D’hert OP