- Versie
- Downloaden 26
- Bestandsgrootte 378.61 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 11 februari 2021
15 april 2017
Paaswake
Lezingen: Gen. 1,1(26-31a)-2,2; Ps. 104 (Ps. 33) – Gen. 22,1-(-2.9a.10-13.15-)-18; Ps 16 – Ex. 14,15-15,1; Ex. 15,1-6.17-18 – Jes. 54,5-14; Ps. 30 – Jes. 55,1-11; Jes. 12,2-6 – Bar. 3,9-15.32-4,4; Ps. 19 – Ez. 36,16-17a.18-28; Ps. 42-43 (Ps. 51) – Rom. 6,3-11; Ps. 118; Mat. 28,1-10 (A-jaar)
Inleiding
Dood is dood, zegt men. Maar dat is een oppervlakkige waarneming. Het suggereert dat dood en leven gescheiden werelden zijn, maar ze zijn juist vaak verweven. In de Bijbel is er regelmatig sprake van dat mensen dood zijn, terwijl ze naar onze moderne medische maatstaven nog helemaal niet dood verklaard hadden mogen worden. De keerzijde is dat God in de Psalmen soms wordt gedankt voor redding uit het dodenrijk, terwijl wij zouden constateren dat het slechts om redding uit doodsgevaar ging zoals bij de genezing van een ernstige ziekte. Het heeft weinig zin om ons het spraakgebruik uit de in veel opzichten heel andere tijd van de Bijbel eigen te maken, maar de lezingen in de Paaswake nodigen ons wel uit om weer eens goed te kijken naar de dood in ons leven. Dat is meer dan mensen bewust maken van het feit dat iedereen eens zal moeten sterven. Laat dat maar aan de makers van reclame voor uitvaartverzekeringen over. Het gaat vooral om de kwaliteit van het leven. Hoeveel invloed heeft de dood op het leven? Hoeveel invloed laten we de dood toe?
Matteüs 28
Als we de evangelielezing van dit jaar, Matteüs 28,1-10, volgen, zien we dat de twee Maria’s beiden vooralsnog door de dood bevangen zijn. Ze komen niet los van het graf. Wat hebben ze er te zoeken? Marcus en Lucas suggereren in hun versie van het verhaal dat ze het lichaam van Jezus alsnog wilden verzorgen. Matteüs heeft eerder echter bericht dat het graf was verzegeld door de Romeinen en dat er wachters voor stonden. De vrouwen konden dus weinig meer dan kijken naar iets zonder uitzicht. Hun leven was doods.
Dan is er opeens een aardbeving. Volgens Matteüs was er ook zo’n aardbeving geweest op het moment dat Jezus aan het kruis gestorven was. Dat was een moment dat dood en leven door elkaar gingen lopen. Jezus ging dood en graven gingen open en heiligen kwamen tot leven. De zich nu herhalende aardbeving signaleert het moment van Jezus’ opstanding uit de dood. Tegelijkertijd zien we opnieuw ook de tegengestelde beweging: de bewakers beven van angst en vallen als dood neer. De vrouwen krijgen twee keer een aansporing om tegen de angst, tegen de dood en voor het leven te kiezen.
Eerst is het een engel die hen zegt dat ze niet bang hoeven te zijn en dat ze Jezus niet moeten zoeken bij de doden. Hij leeft en dat zou voor hen de inspiratie moeten zijn om op te leven, op weg te gaan en anderen aansporen om dat ook te doen.
Jezus zelf herhaalt even later die aansporing: wees niet bang, leef op en ga op weg. Ze moeten naar Galilea gaan. Dat is opmerkelijk. Ze moeten het nu niet zoeken in Jeruzalem, het aloude centrum van de ontmoeting met God. Blijkbaar hoort dat ook bij het nieuwe leven: dat ze van de oude vertrouwde paden durven af te wijken.
Een aardbeving is in bijbelverhalen vaak het signaal van theofanie: God zet als het ware voet op de aarde. De Paaswake is een passende gelegenheid om die momenten nog eens op een rijtje te zetten. Men zou het kunnen vergelijken met de ervaring waarvan veel mensen verhalen die op het randje van de dood verkeerden, namelijk dat het leven dat ze geleefd hadden in allerlei beelden aan hen voorbij trekt. De lezingen in de Paaswake bieden daarvoor een goede gelegenheid.
Genesis 1
Het schokkende van de schepping, zoals verhaald in Genesis 1 en bezongen in Psalm 104, was in positieve zin dat God de oervloed zijn plaats wees. Vooral in Psalm 104,7 wordt dat benadrukt. De zee vlucht voor Gods dreigen en voor ‘de stem van zijn donder’. Op die manier maakt de oervloed als symbool voor chaos en dood plaats voor het leven. En dat leven is goed, zo benadrukt het slot van Genesis 1. Net als in het opstandingsverhaal in Mattteüs 28 wordt er een opdracht aan de mens aan gekoppeld: maak er wat van!
Genesis 22
Het verhaal van Genesis 22 levert een schokkend Godsbeeld op. Wat is dat voor God die aan een vader vraagt om als bewijs van gehoorzaamheid zijn zoon te offeren? In de Paaswake moet men ervoor waken om dit al te snel en gemakkelijk te verbinden met het offer dat Jezus als zoon van God brengt. Een Godsleer die alles op een rijtje heeft dreigt geestdodend te worden, omdat die niet rijmt met de levenservaringen van mensen. Beter is het te stellen dat de Paaswake het vertrouwen voedt dat dankzij God het leven sterker is dan dood. Dat vertrouwen kan inspireren om het uit te houden met onbeantwoorde vragen over de rol van God in een wereld die in veel opzichten ver af staat van de goede schepping.
Exodus 14–15
Schokkend is zeker ook het verhaal in Exodus over de manier waarop God zijn volk bevrijdt uit Egypte. Daar gingen tien zware plagen aan vooraf met als ‘hoogtepunt’ de dood van de eerstgeborenen. Daarop volgt de succesvolle uittocht door de Schelfzee, maar die gaat opnieuw gepaard met de dood van een heel leger. Kan men hier zomaar zoals Mirjam instemmen met het overwinningslied van Mozes? Op zijn minst zal men moeten constateren dat leven en dood hier nauw met elkaar verweven zijn. De keuze voor het leven houdt soms een zware worsteling met de dood in. De krachten die het leven verzieken moeten niet worden onderschat. Het is ook denkbaar dat men terugschrikt voor de strijd tegen die krachten. Men kan hierbij denken aan de momenten dat het volk Israël op zijn moeizame reis naar het beloofde land soms terugverlangde naar het slavenbestaan in Egypte. Het was maar goed dat God met aardbeving en donder neerdaalde op de berg Sinai om met zijn geboden Israël op het goede spoor te houden.
Jesaja en Ezechiël
De teksten uit Jesaja en Ezechiël zijn profetische reacties op de schokkende gebeurtenis van de Babylonische ballingschap. In Jesaja 54,10 wordt dat vergeleken met een aardbeving. Normaal gesproken betekende zo’n ballingschap het einde van het volk. Zo was dat immers ook gegaan bij het noordelijke Tienstammenrijk door toedoen van de Assyriërs anderhalve eeuw daarvoor. Zo keken de Israëlieten nu ook tegen zichzelf aan: als verdorde doodsbeenderen (Ezech. 37,11). Toch is er volgens de profeten nog hoop, want God schept nieuw leven. Het is juist deze geestkracht waaruit men in de joodse traditie en in haar voetspoor in de christelijke traditie nog steeds en elke keer weer opnieuw put. Juist waar alles ten dode leek te zijn opgeschreven ontspringt er – God zij dank en God mag weten hoe – nieuw leven.
Romeinen 6
Het is – om met Paulus in Romeinen 6 te spreken – leven dat door de dood is heen gegaan. Paulus verbindt het met het teken van de doop en daarmee is het ook weer verbonden met het beeld van de schepping zoals beschreven in Genesis 1 en Psalm 104. Het water verwijst naar de oervloed die overwonnen moet worden om leven mogelijk te maken. In de Paaswake leren we begrijpen dat die strijd op leven en dood niet iets is van een ver verleden. Het heeft alles met Jezus’ sterven en opstaan te maken. Daar mogen wij in delen, zodat wij opleven en niet verzinken in een doods bestaan.
Zie: S.M.J.M. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 75-86
Preekvoorbeeld
Zaterdagochtend, een ochtend in 1755, de kerken zitten vol. Dan begint de aarde te trillen. Kerken en andere gebouwen storten in. Een uur na de aardbeving verzwelgt een vloedgolf een groot deel van de stad. Als het gevaar geweken lijkt, breken grote branden uit. Tienduizenden, wellicht honderdduizend mensen komen om. De natuurramp doet ook intellectueel Europa op haar grondvesten schudden. Gaat het om een ingreep van hogerhand? Zo ja, waarom laat God mensen dan naar willekeur omkomen, en nota bene op een hoogfeest, in overvolle kerkgebouwen? Het theologische en filosofische debat laait hoger op dan de branden in de stad en doet het wijsgerig optimisme verdampen.
Ook in onze nog jonge eeuw zijn aardbevingen en tsunami’s aan de orde van de dag. Tot theologische en filosofische debatten echter leiden ze vrijwel niet meer. Misschien omdat we sinds ‘Lissabon 1755’ niet meer kunnen geloven dat God met dergelijke natuurrampen een signaal wil afgeven aan de mensheid. De schepping blijft voor ons mensen grotendeels een gesloten boek, zoals de filosoof Immanuel Kant al constateerde. Natuurrampen zijn inherent aan de ondoorgrondelijke logica van de schepping of, zo men wil, van haar willekeur. Ze zaaien dood en verderf zonder dat we er betekenis aan kunnen geven.
In de Bijbelse beeldtaal is dat heel anders. Daar is het inderdaad God die de aarde laat beven en haar kopje-onder duwt. Stampvoetend gaat hij rond als het hem niet zint, de kraan van zijn woede draait hij helemaal open. De manier waarop hij natuurverschijnselen inzet om de mensheid een lesje te leren zou haast ongeloof wekken, want op zulke momenten lijkt hij wel een heidense natuurgod, eentje om bang voor te zijn. De aarde wier geboorte in de eerste lezing van deze Paasnacht zo schitterend wordt bezongen, wordt door God uit woede jegens de mensheid al spoedig onder water gezet. Eén pot nat is het in het boek Exodus. Daar lezen we hoe tien plagen dood en verderf zaaien in Egypte, zowel onder het gewas als onder de jongste spruiten van de bevolking. Het leger van de Egyptenaren dat de wegtrekkende Israëlieten door de Rietzee achtervolgt, laat God door een tsunami verdrinken. Een scenario dat doet denken aan Lissabon 1755, toen de zee zich zodanig terugtrok dat haar bodem zichtbaar werd, om zich vervolgens met donderend geweld over de stadsbewoners heen te storten. Kortom, is dit echt die God van levenden in plaats van doden, waarover Jezus in het Matteüsevangelie spreekt?
Wij post-Lissabonners, die in natuurrampen slechts dood en verderf en zinloze willekeur ontwaren, zien gemakkelijk over het hoofd dat de medaille van de Bijbelse beeldtaal twee zijden heeft: dood en leven. Ze vloeien in elkaar over en worden door God in een subtiel evenwicht gehouden. De chaotische oervloed wordt beginsel van alle leven. De zondvloed die de aarde verzwelgt, laat de mensheid herbeginnen. De zee die de Egyptenaren overdondert, biedt de Israëlieten een doorgang naar een nieuw bestaan. De aardbeving die optreedt als Jezus sterft aan het kruis, doet de doden herrijzen en brengt omstanders tot geloof. De aardbeving waarover we horen in het evangelie van deze Paasnacht, doet de wachters bij het graf van doodsangst ter aarde vallen, maar vormt tegelijk het tromgeroffel dat de komst van de engel inluidt die de opstanding van Jezus aankondigt. Menselijke opvattingen over dood en leven worden door elkaar geschud.
De wijze waarop God in de Bijbelse beeldtaal de elementen inzet, is te vergelijken met de beproefde trap die een machine waarin geen leven meer leek te schuilen, aan het lopen brengt. De subtiele dynamiek van dood en leven getuigt van een God die voortdurend opschudding veroorzaakt in de mensengeschiedenis, waardoor mensen gaande blijven. Telkens weer laat hij hen wegtrekken uit doodse omstandigheden waaraan ze zitten vastgebakken uit gewoonte, uit kortzichtigheid, uit gemakzucht, uit angst voor het onbekende. Telkens weer neemt hij een loopje met onze overtuiging dat dood toch echt dood is.
Het meest schokkend doet hij dat door de engel een subtiel spel te laten spelen met leven en dood. De vrouwen die Jezus na diens begrafenis komen bezoeken, worden uitgenodigd om naar het graf te komen, waar het allemaal is geëindigd. Direct daarop stuurt hij hen weg, omdat ze hier niets te zoeken hebben. Het leven is elders, om met de schrijver Milan Kundera te spreken. En dat geldt vooraleerst voor de Verrezene.
Voor ons post-Lissabonners is dat allerminst vanzelfsprekend. Niet zozeer omdat de beeldtaal van de Bijbel ons niet meer na aan het hart ligt, maar vooral omdat leven en dood voor ons hemelsbreed van elkaar zijn verwijderd. Dood is dood, en of die dood nu vroeg of laat komt, hoeveel mensen hij met zich meeneemt en van welke natuurverschijnselen hij zich bedient, de zin en betekenis ervan ontgaan ons. Laat staan dat dit alles iets met God van doen zou hebben. ‘Ontgoddelijkt is de natuur,’ zegt de dichter Friedrich Schiller. En inderdaad moeten we ervoor waken natuurrampen te interpreteren als vingerwijzingen Gods. Wat dat betreft heeft Lissabon 1755 ons voorgoed genezen van al te menselijke voorstellingen van God.
En toch. Soms reikt de natuur ons beeldtaal aan die zo fijnzinnig is dat ze haast bijbels aandoet. Een bons weerklinkt tegen het keukenraam. Een lijster heeft zich te pletter gevlogen. Roerloos ligt hij op zijn rug, ook na tien minuten nog. Het leven is uit hem weggeëbd, alleen het warme hartje klopt nog. Wat te doen? Hem uit zijn lijden helpen of hem rustig laten sterven? Maar terwijl onder het nadenken de blik is afgewend, is de lijster geheel onverwacht overeind gesprongen. Wat wankel op de pootjes nog, maar onmiskenbaar levend. Binnen een kwartier is de vogel gevlogen en markeren slechts wat donsveertjes de plek waar hij voor dood lag, als parodie op de windsels van het graf en de woorden van de engel: Wat zoek je me hier nog? Ik ben niet dood, ik leef.
inleiding prof. dr. Klaas Spronk
preekvoorbeeld drs. Victor Bulthuis