- Versie
- Downloaden 26
- Bestandsgrootte 275.46 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 27 januari 2021
15 augustus 2018
Maria Tenhemelopneming
Lezingen: Apok. 11,19a; 12,1-6a.10ab; Ps. 45; 1 Kor. 15,20-26; Luc. 1,39-56 (B-jaar)
Inleiding
Twee kerken in Jeruzalem zijn verbonden met de traditie van de Tenhemelopneming van Maria: de basiliek van de Dormitio Mariae (de Ontslaping van Maria) op de Sionsberg en de kerk van het graf van Maria in het Kedrondal. Volgens een apocriefe overlevering uit de vijfde eeuw, toegeschreven aan Jozef van Arimatea. Nadat Jezus de ziel van zijn moeder naar de hemel zou hebben gevoerd, brachten de apostelen haar lichaam daarna naar een graf in het Kedrondal.
Diezelfde traditie vertelt dat de apostel Tomas, die te laat was aangekomen voor de begrafenis van Maria, zag hoe zij door engelen ten hemel werd geleid en als bewijs dat het geen droom was wierp zij haar ceintuur naar de apostel. Tomas zou de andere apostelen gezegd hebben dat het graf van Maria leeg was. Vanwege zijn faam als ‘ongelovige’ werd dat door de andere apostelen niet aangenomen, waarop Tomas de ceintuur van Maria toonde. De constatering van het lege graf door de andere apostelen werd het begin van de herdenking van de Tenhemelopneming van Maria.
Ondanks deze eeuwenoude traditie bestaan er geen directe bijbelse gronden voor deze viering. Het is dan ook niet gemakkelijk om adequate bijbellezingen voor de liturgie van dit feest te kiezen. De eerste en de tweede lezing hebben geen enkele verbinding met Maria. Het evangelie maakt deel uit van de kindheidsvertelling door Lucas.
Apocalyps 11,19a; 12,1-6a.10ab – Visioen of visie?
In het begin van de Apocalyps schrijft de auteur, die zich Johannes noemt, dat hij zich op het eiland Patmos bevindt. We zijn dan aan het einde van de eerste eeuw, midden in een tijd van hevige christenvervolgingen. Het toeristische eiland van vandaag moet toentertijd een ruige verlatenheid zijn geweest, alleen geschikt als ballingsoord en gedurende eeuwen een ideale schuilplaats voor zeerovers. De auteur verklaart zijn aanwezigheid op die plaats vanwege de verdrukking en omwille van Gods woord en het getuigenis van Jezus. Is hij gevlucht of verbannen? De man schrijft dat hij in de loop der tijd meerdere visioenen kreeg. De eerste lezing van dit feest is er daar een van. De vraag is of het een visioen in de traditionele betekenis is of (ook) een visie van de auteur, dus een interpretatie van iets. En om de zaak nog ingewikkelder te maken is het van belang na te gaan of en hoe deze bijbelschrijver zich ook nog baseert op oudere joodse tradities en geschriften.
Plaats van dit visioen in de Apocalyps
Het visioen in de perikoop van dit feest bevindt zich op een centrale plaats in het boek Apocalyps. Vooraf lezen we over zeven bazuinscènes. Mogelijk hebben we hier te doen met een verwijzing naar de sjofar, het blaasinstrument van de Joden, gemaakt van de ramshoorn. Het blazen op de sjofar is al een zeer oude traditie. In het boek Exodus wordt verteld dat bij de afkondiging van de Thora op de Sinaï bazuingeschal gehoord werd, een traditie die zich tot op heden herhaalt op Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaarsfeest. Voor een begrip van de lezing van dit feest kunnen we hier ook denken aan het blazen van de sjofar ten tijde van een militaire aanval en overwinning op de vijand, zoals bijvoorbeeld vermeld wordt in het boek Jozua (6,5vv).
Beelden uit de traditie
De auteur begint deze perikoop met de vermelding van de verbondsark in de hemelse tempel van God. De kwalificatie ‘hemels’ is een aanduiding dat het hier niet om de tempel van Jeruzalem gaat, die trouwens al enkele decennia vóór de redactie van het boek van de Openbaring door de Romeinse legers was verwoest. Zo moeten we bij de ark ook niet denken aan de historische verbondskist met de stenen tafelen die in het binnenste van de eerste tempel bewaard werd, en die sinds de Babylonische bezetting van het land verdwenen is. Met deze bijbelse beelden wordt de lezer op een nieuwe wijze in de traditie van het oude Godsvolk binnengevoerd.
Een zwangere vrouw
De auteur beschrijft zijn visioen als een hemels teken: een zwangere vrouw bekleed met de zon, de maan als een voetbank en een kroon van twaalf sterren, die schreeuwt in haar barensweeën. Ongetwijfeld hebben we hier een beeld van het volk Israël, dat in het Oude Testament soms vergeleken wordt met een zwangere vrouw, zoals in Jesaja 26,17v. Het getal twaalf van de sterren aan haar kroon doet denken aan de twaalf stammen van Israël. Dus, een niet erg aardse, maar wel een zeer symbolische vrouw, het vernieuwde Israël waaruit de Messias voortkwam. Zeer zeker heeft deze beschrijving de Maria-iconografie beïnvloed. Talloos zijn de afbeeldingen van de moeder van Jezus met deze attributen. Dat het hier ook werkelijk om de persoon van Maria gaat is echter meer dan twijfelachtig. Nergens in het Nieuwe Testament wordt Maria als een hemelse figuur beschreven.
De draak
In het Oude Testament is de draak (tannin), ook voorgesteld als een zeemonster of als een krokodil, symbool van de vijanden van het volk Israël. Zo wordt het monster in Jeremia 51,34 geïdentificeerd met Nebukadnessar, de koning van Babel die Juda in ballingschap voerde, en de krokodil in Jesaja 51,9 met Israëls aartsvijand Egypte. Het is niet te verwonderen dat in sommige commentaren op het boek Apocalyps deze aartsvijand geïdentificeerd wordt met Satan of de duivel. In de concrete situatie van de christengemeenten van eind eerste, begin tweede eeuw mogen we ook denken aan een identificatie met Rome. Iets verder, namelijk, in 13,18, schrijft de auteur over het getal van het beest, waarmee naar alle waarschijnlijkheid keizer Nero wordt bedoeld.
Visie van de auteur
De hele geschiedenis van Israël is een aaneenschakeling van slavernij, ballingschap, buitenlandse bezetting, vervolging en uitbuiting. In die situaties was het niet altijd gemakkelijk om in Gods redding te geloven. Soms dacht men zelfs dat God zijn volk verlaten had. Veel christelijke gelovigen rond de eerste eeuwwisseling, de tijd van de Romeinse christenvervolgingen, hebben misschien eenzelfde soort trauma opgelopen. Het is dan ook niet te verwonderen dat de schrijver van de Apocalyps put uit de traditie van het oude Godsvolk om zijn medegelovigen een hart onder de riem te steken. En doet dat in een vertelling met beelden die hij kende uit het Eerste Testament. En zo wordt de vrouw in barensnood symbool van de lijdende kerk terwijl haar kind de trekken krijgt van de Messias die door God verhoogd werd. Nu is het nog maar een kleine pas om die vrouw te identificeren met Maria, de moeder van Jezus de Messias.
Zoals in het verleden het Godsvolk telkens weer uit de crises tevoorschijn komt door Gods erbarmen en reddende macht, zo zal ook de bedreiging door het huidige monster ten goede gekeerd worden. De vrouw zal naar de woestijn gevoerd worden, de plaats waar God, zoals voorheen, de Hebreeën redt uit de slavernij in Egypte. Met de redding van het Godsvolk en de overwinning op zijn vijanden breekt voor Israël telkens weer een tijdperk van vrede en geluk aan. De schrijver van de Apocalyps deelt met Israël het geloof in een redding van Godswege, hetgeen bevestigd wordt door een stem uit de hemel die roept: ‘Nu zijn de redding en de macht en het koningschap van onze God gekomen en de heerschappij van zijn Messias.’
Heeft Maria werkelijk iets van doen met deze situatie? Eigenlijk niet, want de Apocalyps spreekt niet over Maria. Het is interessant dat de Koran wel spreekt van Maria die zich terugtrekt op een afgelegen plaats waar zij haar kind ter wereld brengt, een overlevering die Mohammed waarschijnlijk uit een of andere apocriefe christentraditie heeft overgenomen.
De volksvroomheid heeft zich in de loop der eeuwen vaak gebaseerd op de voorstelling van Maria die de strijd aanbond tegen de machten van het kwaad en tot wie de gelovigen hun toevlucht konden nemen in tijden van moeilijkheden. Lumen Gentium, de dogmatische constitutie over de kerk van het Tweede Vaticaans Concilie beschrijft de rol van Maria als beeld van de kerk. Op deze wijze is er een parallel te zien tussen de moeder van Jezus en de vrouw uit de Apocalyps. Johannes Paulus II voegt daar in zijn encycliek Redemptoris Mater nog aan toe dat Maria samen met de Kerk, het nieuwe volk Gods, als pelgrim op weg naar God is. De lezing uit de Apocalyps op het feest van Maria Tenhemelopneming nodigt uit om de aandacht te richten op de Heer die zijn volk nabij blijft ondanks lijden en vervolging.
1 Korintiërs 15,20-26
In de tweede lezing schrijft Paulus over de verrijzenis uit de dood als het teken van de macht en de overwinning van Christus. Deze verrijzenis is niet alleen de bekroning van het leven van Christus maar eveneens van allen die hem volgen, en dus Maria op de eerste plaats. Evenals in de eerste lezing klinkt in de woorden van Paulus het geloof door dat God voor altijd met zijn volk zal zijn.
Zie: H.M.J. Janssen OFM, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Lucas 1,39-56
De eerste lezing tekent het volk Gods in de figuur van een vrouw. En zoals de schrijver van het boek Apocalyps zich liet inspireren door de traditie van Israël, zo doet ook Lucas dat. In het evangelie van deze feestdag toont hij ons Maria als een rechtgeaarde vertegenwoordigster van haar volk en van de kerk, de gelovige bij uitstek, de ‘Gezegende onder de vrouwen’, de ‘Gelukkige die gelooft dat hetgeen haar namens de Heer is gezegd, in vervulling zal gaan.’ Deze overtuiging laat hij Elisabet uitspreken. Daarom ook laat hij Maria een soort oudtestamentische lofzang aanheffen om Gods grote daden die zichtbaar worden in de fundamentele veranderingen in het Godsvolk en in de wereld: wie zich verheven waanden worden uiteengeslagen; machthebbers verliezen hun bevoorrechte positie terwijl de geringen in aanzien stijgen; rijken verliezen al hun bezittingen, maar de armen mogen rekenen op overvloed. Deze radicale omkeer is het kenmerk van Gods heerschappij en maakt deel uit van Gods belofte sinds de tijd van Abraham. Maria herkent zich in deze beschrijving van het geslacht van de aartsvader en van Gods uitverkoren volk. Zij identificeert zich met de kleinen en verdrukten aan wie God zijn kracht heeft getoond. Dit te ervaren is voor Maria en voor de Kerk die zij verpersoonlijkt motief om de Heer te roemen en te juichen om zijn redding.
De drie lezingen van dit feest tonen ons de radicale omkeer die God teweegbrengt te midden van zijn lijdend volk. In dit proces heeft Maria weliswaar een bijzondere plaats, maar het feest van haar Tenhemelopneming is voor alles een viering van de grote daden van de Machtige aan zijn volk.
Preekvoorbeeld
Als je een krant leest of naar het nieuws kijkt, kom je altijd berichten tegen over mensen die op ellendige wijze omkomen. Door geweld waar geen mensenhanden aan te pas hoeven te komen, zoals overstromingen, branden, aardbevingen, lawines, stormen met orkaankracht. Natuurgeweld waar we ons machteloos bij voelen en waarbij onze eerste reactie is de nood met man en macht te willen lenigen. Er wordt een gironummer geopend, een televisieavond voor het goede doel georganiseerd en mensen geven grif. Maar er vallen ook vele doden door mensenhanden, door oorlog, terreur, door ondeugdelijke constructies waardoor wegen en gebouwen onverwacht kunnen instorten, door huiselijk geweld en mishandeling, door winstbejag ten koste van beschermende kleding en goede arbeidsomstandigheden, door misbruik van alcohol en drugs. Vleesfraude, sjoemelsoftware, de tabaksindustrie, mensenhandel – de verleiding om snel geld te verdienen laat een spoor van slachtoffers achter. We schudden onze hoofden, we vinden het vaak onvoorstelbaar, maar ook hier staan we machteloos en we gaan over tot de orde van de dag.
Aan de andere kant kan de foto van één op de vlucht verdronken en aangespoeld jongetje een storm van compassie en protest oproepen. Het beeld spreekt tot ons hart, voorbij de argumenten van politiek en beleid. We voelen dat het zonde is dat een leven zo in de knop gebroken wordt. In de gezondheidszorg lopen vrouwen en mannen zich de benen uit hun lijf voor een kwetsbare, broze zieke of stervende. De farmaceutische industrie blijft altijd zoeken naar medicijnen tegen ziekten die nu nog ten dode zijn, elk jaar levensverlenging is winst. De dood komt altijd te vroeg voor wie ons lief zijn.
Het lijkt tegenstrijdig. We zijn verwikkeld in een kosmische strijd tussen goed en kwaad, tussen minachting en hoogachting van ons leven. En de botsende krachten die we om ons heen waarnemen, komen we ook in onszelf tegen. Zelfs iemand van wie je veel houdt, wil je soms achter het behang plakken, in zijn sop gaar laten koken of een kopje kleiner maken.
Het feest dat wij vandaag vieren, kan ons helpen in het goede spoor te blijven. De naam Maria betekent geliefde. En Maria is meer dan alleen Maria, zij is het beeld van het volk van God, Gods geliefde volk. Dat wij vandaag vieren dat God haar ten hemel heeft opgenomen, houdt drie dingen in:
Wat God voor Maria in petto heeft, heeft hij in petto voor ons allen, want Maria is de eerste van alle gelovigen. Het leven bij God is het perspectief voor ieder van ons, voor ieder van Gods geliefde volk – ook die mensen van wie ik niet veel moet hebben en met wie ik niet door één deur kan. God staat als een barmhartige Vader op de uitkijk naar de thuiskomst van zijn geliefde kinderen. Hij is onze Vader, er is niemand die niet meer op weg zou mogen gaan terug naar Hem. Ook u en ik zijn uitgenodigd….
God heeft ons graag bij zich, hij houdt van ons zoals wij zijn, geen donker en geen dood kunnen de liefde van God verduisteren. Veel bijbelverhalen lichten dit toe: de scheppende God die in de tuin van Eden komt zoeken naar de mens en zijn vrouw die zich schuldbewust voor hem verborgen hadden: ‘Mens, waar ben je?’, de goede Herder die het verloren schaap opzoekt en verzorgt, de barmhartige Vader die als de oude Tobit elke dag gaat kijken of zijn afgereisde zoon alweer thuiskomt, God die zijn volk voert naar de woestijn om daar weer te kunnen doordringen tot haar hart, God houdt ons graag bij zich over de grenzen van de dood heen.
God behoedt ons mens-zijn over de dood heen, wij blijven ook in de hemel herkenbaar als de mensen die wij zijn. Om thuis te komen bij God hoeven wij geen engelen te worden. De officiële titel van het feest van vandaag drukt dat zo uit: God heeft Maria met ziel en lichaam ten hemel opgenomen. Dat en lichaam klinkt voor ons vreemd. Wij weten maar al te goed dat dode lichamen vergaan tot stof en dat krijgen wij op Aswoensdag ook van Godswege aangezegd bij de as-oplegging. Hoe kan Maria dan ook met haar lichaam zijn opgenomen? Het helpt om te zien hoe dat is in de verschijningsverhalen van Jezus na zijn verrijzenis aan zijn leerlingen. Hij gaat door dichte deuren, hij lijkt dus onlichamelijk te zijn, en toch spoort hij de ongelovige Tomas aan zijn vinger in zijn zijde te leggen en breekt hij het brood met de Emmaüsgangers. Hij is wel degelijk lichamelijk aanwezig, maar ánders lichamelijk dan wij gewend zijn. Noem het hemels lichamelijk. En toch herkenbaar, zijn leerlingen herkennen hem aan zijn wondtekenen en aan de gebaren die hij maakte toen hij nog bij hen was. De verrezen Heer blijkt echt dezelfde als de aan het kruis geslagen Jezus. Zo zullen ook wij toch dezelfde blijven, want Christus is opgestaan uit de doden als eersteling van hen die ontslapen.
God heeft voor ieder een hemels leven bij hem in petto, hij houdt van ons en laat ons niet over aan de macht van de dood. En omdat hij van ons houdt, behoedt hij ons mens-zijn en blijven wij ook lichamelijk herkenbaar. Dat vieren wij op het feest van vandaag, en dat kan te midden van het lijden en strijden waarin wij onze weg moeten zoeken, ons hart verlichten. God redt! Het kind van Maria, de Messias die voortkomt uit Gods geliefde volk, draagt de naam Jezus, wat betekent God redt. Maria borduurt met haar danklied door op het geloof van Israël en bezingt daarin hoe God redt: barmhartig genadig, deze wereld omgekeerd. Wie honger hebben geeft God overvloed, maar rijken stuurt hij heen met lege handen. God is een God van levenden, niet van doden. En Maria ten hemel opgenomen is als een groot teken aan het firmament, een belofte en een perspectief.
We blijven de krant lezen en naar het nieuws kijken, maar we kunnen nu al ándere mensen worden als we de grote daden van God aan zijn geliefde volk overwegen en vieren. Mensen die kiezen voor het leven, mensen van het daglicht in het voetspoor van onze Heer en zijn moeder, mensen die hun handen niet in onschuld wassen maar open houden om het leven van God te ontvangen en door te geven.
inleiding G. van Buul ofm
preekvoorbeeld zr. A. Holleboom osc