- Versie
- Downloaden 0
- Bestandsgrootte 139.53 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 september 2024
- Laatst geüpdatet 26 september 2024
Kerstnacht, 24-12-2024
24 december 2024
Kerstnacht
Lezingen: Jes. 9,1-6; Ps. 96; Tit. 2,11-14; Luc. 2,1-14
Inleiding
Wellicht zijn er weinig liturgische vieringen die zo tot de verbeelding spreken als deze van de kerstnacht. De kerststal, gebaseerd op een compilatie van bijbelse teksten, visualiseert het beeld dat kerkgangers in hun hoofd hebben. Maar wie Lucas recht wil doen, botst zo op een eeuwenlange verbeeldingskracht die via traditionele liederen nog wordt versterkt, maar niet altijd strookt met het theologisch getuigenis van de evangelist. Historisch is ten tijde van Lucas en de eerste christengemeenschappen, het Romeinse Rijk aan de macht. In een uithoek van dit machtige rijk vertellen mensen elkaar een tegenverhaal. Niet de Romeinse keizer, met zijn met geweld afgedwongen Pax Romana, biedt toekomst. Het Rijk Gods is immers nabij gekomen, in een pasgeboren kind dat een eeuwenoude hoop inlost. Het verhaal van Lucas gaat in op de betrouwbaarheid van deze hoop (Luc. 1,4), waarbij tijdsaanduidingen theologisch gekleurd zijn eerder dan historische observaties.
Niet alles wat geteld kan worden, telt.
Historisch gezien kan Jezus niet tegelijkertijd onder Herodes (Luc. 1,5) en tijdens de volkstelling van Quirinus (Luc. 2,2) geboren zijn. Op dat moment was Herodes de Grote reeds gestorven (in 4 vChr.). Zijn zoon Herodes Archelaüs was één van zijn opvolgers, maar nadat een joodse delegatie in Rome was gaan klagen over wantoestanden, werd deze afgezet. Judea werd vervolgens toegevoegd aan de Romeinse provincie Syria. Quirinus moest orde op zaken stellen, en hield hiertoe een volkstelling (in 6-7 nChr.). Op dat moment was er dus al geen koning Herodes meer, en zeker niet Herodes de Grote zoals Matteüs het voorstelt (Mat. 2,2.19.22). Als Lucas dan toch met de nodige literaire vrijheid Jezus’ geboorte omstreeks die tijd dateert, heeft de evangelist wellicht een ander doel voor ogen dan historische accuratesse.
De tijdsaanduiding omstreeks de volkstelling maakt deel uit van het tegenverhaal over Jezus, en de kritiek op de ideologie van het heersende Romeinse Rijk. Een volkstelling is een bekend Romeins instrument, waarmee aan de hand van het bevolkingsaantal ook vastgesteld kon worden hoeveel belastingen er te innen vielen. In de joodse traditie staat dit instrument echter ook onder kritiek. Om de beschikbare mankracht voor het leger (Num. 1,45) of voor openbare werken (2 Kron. 2,16v) vast te stellen zijn er volkstellingen. Maar Joab verzet zich tegen Davids voornemen om een volkstelling te houden, en 1 Kronieken 21,1 stelt het zelfs zo voor dat Satan David aanzet tot het houden van een volkstelling. David beseft achteraf dat hij een fout maakt door het volk te willen tellen, en wordt daarvoor ook bestraft. Waarom zou je immers je volk willen tellen? Voor Rome is het antwoord duidelijk: om macht te winnen door grotere rijkdom. Gelovigen krijgen echter in bijbelse verhalen een ander perspectief aangereikt: ontelbaar als de sterren zullen de nakomelingen van de tot dan toe kinderloze Abram zijn. Het vertrouwen in die belofte, dat is wat telt in Gods ogen (Gen. 15,4-6). Als er iets is dat telt ten tijde van deze volkstelling, is het dan ook de geboorte van het kind dat Gods beloften (zie Luc. 1) zal vervullen.
Jezus en David: de eenvoud van de ware koning
De volkstelling maakt een verplaatsing noodzakelijk van Nazaret in Galilea naar Betlehem in Juda. Met Maria gaat Jozef terug naar zijn stad van oorsprong. Dit biedt Lucas de gelegenheid om onder de aandacht te brengen dat Jezus via Jozef afstamt van het Davidische koningshuis, en om via deze locatie de band tussen Jezus en enkele belangrijke joodse tradities te versterken. Het is immers in Betlehem dat Ruth leefde, de overgrootmoeder van de latere koning David (Ruth 4,17), die op zijn beurt ook van Bethlehem afkomstig was (1 Sam. 16,1). Omdat Gods beloften aan David een blijvende heerschappij inhouden, blijft men ook verwachten dat uit dit koningshuis een nieuwe gezalfde zal komen. Zo is Betlehem het kleine plaatsje waar volgens de profeet Micha Gods leider geboren zal worden (Micha 5,1-4). Ook Jesaja 9,1-6, een tekst die wellicht op Cyrus zinspeelt, wordt gelezen als een profetie: dat er opnieuw een kind geboren zal worden dat aan de beschrijving voldoet. De verwijzing naar Betlehem en het huis van David suggereert zo dat Jezus het kind van Gods beloften is.
Dat Jezus na zijn geboorte te Bethlehem in een kribbe gelegd werd, sprak zeer tot de volkse beleving. Vanuit onze culturele achtergrond vullen we dit gemakkelijk in als een geboorte in een stal, zeker als er ook nog geen gastenkamer beschikbaar is in de herberg. Het is echter zeer te betwijfelen dat dit is wat Lucas voor ogen had. In eenvoudige landelijke huizen deelden mens en dier samen onderdak. Jozef trekt naar de regio waar zijn familie vandaan komt, wellicht suggereert Lucas dan ook impliciet dat hij bij zijn familie terecht kon. Het beeld van een lege kribbe waarin een pasgeborene gelegd kan worden, roept hierbij eenvoud en mogelijks zelfs armoede op. Spreuken 14,4 geeft immers aan dat zonder ossen de kribbe schoon blijft, terwijl de kracht van een os een overvloed aan inkomsten met zich mee brengt. Het is niet bepaald een context waarin men spontaan de Messias, de gezalfde van God verwacht. Toch vormen deze eenvoudige omstandigheden een parallel met David, die als jongste zoon en herder in het veld, evenmin de meest waarschijnlijke konings kandidaat was (1Sam 16,11-12). God kijkt echter niet naar het uiterlijk, maar naar het hart (v. 7).
De betrouwbaarheid van Gods beloften
De verschijning van de engel aan de herders in het veld vertoont een gelijkaardig patroon als beide voorafgaandelijke anglofanieën: een engel verschijnt onverwacht (1,11.26vv; 2,9) , men reageert met een sterke emotie (1,12.29; 2,9), waarop de engel zegt ‘vrees niet’ (1,13.30; 2,10). De engel kondigt een positieve gebeurtenis aan, met verstrekkende gevolgen (1,13-17: de geboorte van Johannes en diens betekenis in de heilsgeschiedenis, 1,31-33: de geboorte van Jezus en diens betekenis in de heilsgeschiedenis, 2,10-11: de Messias is geboren). Al dan niet op vraag van de aangesprokenen geeft de engel aan hoe men kan weten dat die belofte betrouwbaar zal zijn (1,20: Zacharias zal stom blijven tot het gebeurt; 1,36 de onvruchtbaar gedachte Elisabet is reeds in haar oude dag in verwachting van een zoon; 2,12: ze zullen in een kribbe een pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld). De aangesproken personen komen in actie in functie van de ontvangen boodschap (1,63: Zacharias noemt zijn zoon Johannes, 1,39-40: Maria gaat naar Elisabet; 2,15: de herders gaan op zoek naar het kind). Als een deel van de aankondiging werkelijkheid wordt, roemt men God (1,64.68vv: Zacharias zegent God; 1,46ev: Maria verheerlijkt God; 2,20: de herders verheerlijken en prijzen God), wat een gebruikelijke erkenning is van Gods werking in de bevrijdende gebeurtenissen van het volk (zie bijvoorbeeld Ps. 96).
Dit patroon van de vermelding van een belofte, gevolgd door de gedeeltelijke vervulling hiervan, wat als garantie functioneert van de nog openstaande beloften, zal zich telkens opnieuw herhalen in het evangelie. Wat zo tot de volkse verbeelding spreekt: een boreling in doeken gewikkeld in een kribbe, krijgt nu een veel sterkere theologische lading: een volk krijgt in Gods naam toekomst en bevrijding toegezegd. Hierin hebben de vroegchristelijke gemeenschappen de vervulling gezien van Jesaja 9,1-6: een kind is geboren, dat op de troon van David in vrede zal heersen. De geboorte van dit kind vormt hierdoor als het ware de garantie van wat nog komen moet: glorie aan God en vrede aan mensen van Gods welbehagen.
Preekvoorbeeld
‘Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.’
Daar gaat het om in deze nacht, in deze tijd, ja in de hele geschiedenis. Om die woorden, die de engel – die boodschapper van God – zegt tegen de herders in het veld bij Bethlehem. Twee simpele zinnen. Het zijn díe woorden, die de geboorte in Bethlehem bijzonder maken: als er, in het verhaal zoals Lucas ons vertelt, geen engel was geweest of als die engel niks had gezegd, was dat kind onopgemerkt gebleven, was die geboorte geen groter wonder dan elke andere geboorte. Maar Lucas vertelt het ons deze nacht: groot licht – vrees niet, want ik kom jullie goed nieuws brengen. En dan volgen die twee zinnen, beslissend en ons ook zo vertrouwd.
Ja, vertrouwd, maar vergis je niet. Want in wat die engel zegt zit wel een stevige portie
oer-bijbelse, tegendraadse logica, die onze vertrouwdheid nog wel eens een duw zou kunnen geven. Die twee zinnen. Want dan moet je horen: heden is geboren, een verlosser, als herkenningsteken zul je vinden: een kind. Wil je een verlosser zien, zoek dan een zuigeling.
En dat terwijl Lucas zijn verhaal begonnen is met keizer Augustus en met Quirinius de stadhouder – met de wereldheersers, met de groten der aarde. De Romeinse keizer die zich als god liet vereren, als Kyrios liet aanspreken – die had een volkstelling bevolen, een inschrijving. Ja machthebbers tellen graag, dat is de regel van onze wereld. In moderne vorm wordt alles in computerbestanden opgeslagen – je weet als simpele computergebruiker niet eens in hoeveel bestanden je zit, wat AI daarmee doet. Tellen, dat doen wereldheersers om te weten hoeveel onderdanen ze hebben om vervolgens belasting te kunnen heffen en rekruten voor hun legers te kunnen ronselen. Ook koning David had ooit de verleiding niet kunnen weerstaan en werd op z’n vingers getikt, gestraft, want Israël leeft met de belofte aan de kinderloze Abraham gedaan dat de nakomelingen ontelbaar zullen zijn als de sterren. Het vertrouwen in die belofte, dat is wat geldt in Gods ogen.
Macht – daarmee zet Lucas in. Het begint politiek, met fiscale maatregelen en met woningnood. Er is voor hen geen plaats in de herberg. De keizer commandeert en de mensen hebben niets anders te doen dan te gaan waar hij ze hebben wil.
En in die situatie wordt gehoord: willen jullie een verlosser zien, zoek dan naar een zuigeling – het is zo tegengesteld aan wat je van een verlosser zou verwachten, zo radicaal tegenover wat in onze wereld normaal is.
En zo ook het volgende: die verlosser is Christus Heer – Kyrios. Maar, maar, de kyrios dat was toch de keizer? Die met die lange arm, waarmee hij zijn macht uitoefende –híer is hij geboren, de Kyrios, de Heer, en wil je zijn zeggenschap bewonderen zoek dan een ingebakerd mensenkind, gewikkeld in doeken. Dat kind dat zo anders, tegengesteld is aan de keizer, die allesbehalve ingebakerd is: zijn lange arm, zijn macht nog eens extra benadrukt door het noemen van Quirinius de stadhouder die de keizerlijke bevelen ter plekke uitvoert – kan iedereen laten inschrijven. Maar zoek je werkelijk de Kyrios, dan moet je bij dit kind zijn, onthand, hij kan geen vin verroeren, machteloos lijkt hij – en toch.
En waar is hij geboren? In de stad van David – nee niet Jeruzalem, zoals je door die titel zou verwachten – ja David heeft er gewoond, hij heeft zich daar een paleis laten bouwen, hij heeft daar de macht uitgeoefend – maar dat is niet de plek waar naar gewezen wordt: Bethlehem, daar moet je wezen, daar waar David herder was, daar waar hij geroepen werd – daar moet je zijn, die plek die de profeet Micha te klein noemde om tot Juda’s geslachten te behoren. Daar moet je wezen, niet in een paleis – niet in het gastenverblijf, want daar is voor dit kind geen plaats, maar in een voerbak vind je hem – als je het in termen van oudhollandse armoe wilt zeggen: in een aardappelschilbak.
Geboren is hij, dit kind – verlosser, Heer, in de stad van David, ja – en dit is het teken, ja, maar dat blijkt zo anders, het teken is een anti-teken, een teken van de omgekeerde wereld, van de wereld anders, nieuw. En toch: hij is de redder, de Heer.
Dat horen we deze nacht – samen met wat de profeet Jesaja zes eeuwen eerder droomt – in zijn situatie waarin hij ziet dat mensen moedeloos en hongerig door het land zullen zwerven, in omstandigheden zo verrot dat ze God vervloeken. Ja, ze kijken wel omhoog, maar er is niks, niets dan duisternis – en Jesaja droomt dan over de dreunende laars en de mantel in bloed gewenteld, die verbrand zullen worden: de machtigen opzij gezet; hij ziet het visioen over het licht dat schitterend op zal gaan, een helder licht over wie in het donker wonen.
Een kind is ons geboren, een zoon ons gegeven, de heerschappij rust op zijn schouders.
Dat horen we deze nacht. Woorden om ons te bemoedigen. In onze wereld, in onze samenleving, waar je – en je hoeft er helemaal geen cultuurpessimist voor te zijn – waar je grote zorgen over kunt hebben.
In die situatie horen we wat de herders wordt beloofd, horen we de belofte van toekomst en bevrijding. Om het vol te houden, om ons in te zetten, om in het donker teken van licht te zijn.
‘Vrees niet’, zegt de engel tegen de herders; ‘Vrees niet’ zal de engel straks zeggen als de vrouwen naar het graf gaan van wie ze dood wanen. Dat is een centraal woord van de hele bijbel: vrees niet, houd vast aan de God van Israël, ga de weg die Jezus dat kind in de kribbe wijst, een weg van geloof, hoop en liefde, een weg van vertrouwen in God en in de ander.
En je zult leven ontdekken, licht in de donkerste duisternis.
Vrees niet, ik verkondig u grote blijdschap. In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
inleiding dr. Ine van den Eynde
preekvoorbeeld ds. Nico Pronk